Je bekijkt nu Kasteel de Boekhorst 7. Het einde van het kasteel

Kasteel de Boekhorst 7. Het einde van het kasteel

Aan de lange historie van heerlijkheid de Hooge Boekhorst komt in 1834 min of meer een einde. Min of meer want het heerlijkheidsrecht blijft bestaan maar voor het eerst in haar geschiedenis wordt een Noordwijkerhoutse boer eigenaar van een groot deel van het oorspronkelijke Boekhorstterrein. Klaas van den Burg koopt voor 3230 gulden het boerengebouw de Hooge Boekhorst met erven, boomgaarden, bospartijen, weiland en een grote akker, in totaal ruim 13 hectare. Op één weiland na ligt zijn nieuwe bezit geheel ten oosten van de Woensdagse Wetering en ten zuiden van de laan naar de poort van het oorspronkelijke kasteel. Aan de andere kant van die  laan blijft circa 9 hectare eigendom van de toenmalige eigenaresse van de heerlijkheid, de weduwe Staal-Kip. Zij bezit ook nog landerijen ten westen van de Woensdagse Wetering, maar die behoorden slechts gedeeltelijk tot de oorspronkelijke heerlijkheidsgoederen van de Boekhorst zoals we die kennen van kaarten uit de late 16e eeuw.

Tekening van de Noordwijkse historicus Jan Kloos begin 20e eeuw, geeft een indruk van boerderij de Hooge Boekhorst. Uit het archief van Peter van den Burg, met dank!

Dat hier het woord einde gebruikt wordt valt overigens met goede redenen te betwisten. In de voorgaande eeuwen hadden immers meer ontwikkelingen bijgedragen aan de onttakeling van het trotse bezit van Andries van Bronckhorst en Anna van Woerden van Vliet. Op hoofdlijnen zijn dat:

– het onbewoond raken van het Boekhorstkasteel na de dood van weduwe Anna in 1624 en het definitieve vertrek van haar familie en erfgenamen naar Vlaanderen.

– de opdeling van het bezit van Anna’s erfgenaam Willem van Bronckhorst onder zijn twee dochters en de gerechtelijke procedures naar aanleiding van de nalatenschap van Willems vrijgezelle dochter Adriane.

– de gestage afbraak van het kasteel na 1743.

– de 60 jaar durende juridische strijd van de broers Lambert Frederik en Schelto Willem van Bronckhorst en hun erfgenamen tegen de Vlaamse familie De Merode die zeer kostbaar en frustrerend moet zijn geweest en het besluit tot verkoop van de Boekhorst door de Vlaamse eigenaren sterk zal hebben beïnvloed.

– het faillissement van de tragische persoon Nicolaas de Stoppelaar, koper van de Boekhorst in 1772.

Samenvatting van bovenstaande ontwikkelingen

Als Anna van Woerden van Vliet, kasteelvrouwe van de Boekhorst in 1624 overlijdt is haar zwager Willem van Bronckhorst haar enig erfgenaam. Met haar man Andries van Bronckhorst die enkele jaren eerder was overleden was zij eigenaresse van een compact geheel aan weilanden, jachtterein, akkerland en Boekhorstburcht met bijgebouwen. Het echtpaar had het voorouderlijk bezit aardig uitgebreid. Van de familie Swil op hun boerderij ’t Ent worden twee weilanden overgenomen en de oude boerenhoeve Sprockelenburg aan de zuidzijde van het kasteel wordt aangekocht met het nodige bijbehorende weiland. Van de Domeinen van Holland pacht Andries het Kerkeduin van Noordwijkerhout dat grofweg zo’n 100 hectare groot was en nog nauwelijks in cultuur gebracht. Reden om dat Kerkeduin te pachten was naast de mogelijkheden om er te jagen misschien ook de langdurige discussie over de grenzen van zijn Boekhorsterduin en dat Domeinenbezit. Om dat probleem te verhelpen werd de grens tussen de Boekhorst en het Kerkeduin opnieuw bepaald en kochten of ruilden Anna en Andries enkele percelen tussen dat duin en hun Boekhorstkasteel.

Willem van Bronckhorst erft dus een mooi bezit. Hij is ook eigenaar van de hofstede Rolland in Kennemerland en van boerderij Kijkduin aan de Randweg in Noordwijk. Daarnaast heeft hij eigendom elders in Holland en Zeeland maar ook  in Vlaanderen. Echter Willem woont niet op het kasteel zoals Anna en Andries dat wel deden en dat geldt ook voor zijn nazaten. Misschien dat die lossere band met de heerlijkheid en het kasteel als woonlocatie een rol gespeeld heeft, want na de dood van Willem ontstaat de nodige discussie onder zijn erfgenamen over wie nu wat krijgt. Die discussies worden heviger als Schelto van Bronckhorst, een achterneef van Willem in oktober 1727 overlijdt. Hij is weliswaar geen eigenaar van de Boekhorst want die heerlijkheid is vererfd op de Vlaamse adellijke familie de Merode via de echtgenote van Willem, Maria van Warlusel. Maar Schelto en zijn erfgenamen maken aanspraak op onroerend goed in Vlaanderen, zeer tegen de zin van dezelfde familie de Merode. Die kwestie wordt uitgevochten bij de rechter en met een financiele overeenkomst beëindigd maar het is goed voor te stellen dat de Vlaamse familie de buik een beetje vol had van haar Boekhorstbezit en er wel vanaf wilden. Ook elders in Holland en Zeeland zet Maria Josepha, prinses de Rubempré uit de Merodefamilie haar onroerend goed te koop in 1772. Zij had kort daarvoor als enig erfgenaam van haar ouders een rijke nalatenschap ontvangen.

Het kasteel dat niet meer bewoond werd was inmiddels rond 1732 dusdanig in verval geraakt dat de dorpsbestuurders het op de lijst van belastbare woningen schrapten als zijnde onbewoonbaar, met de aantekening dat het voor die tijd nog bewoond was door een kastelein die geld toekreeg voor het beheer. Die laatste kastelein was waarschijnlijk Jacob Arijszoon van der Cluft/Klugt. In een belastingoverzicht dat een jaar later wordt opgemaakt met nieuwe waardetaxaties en belastingtarieven wordt in 1743 bijgeschreven dat het gebouw “geamoveerd” is, ofwel gesloopt. En in 1780 noteert men “afgebroken” voor het gebouw.

Nu zal afbraak van zo’n imposant bouwwerk met dikke stenen muren niet zo eenvoudig geweest zijn en waarschijnlijk in fasen hebben plaatsgevonden maar als de familie de Merode in 1772 de heerlijkheid met kasteel de Hooge Boekhorst verkoopt is er geen sprake meer van een gebouw maar van restanten met nog wel een intacte kasteelpoort uit 1603. Vergelijking van kaarten doet overigens vermoeden dat deze poort op een iets andere locatie is gebouwd dan de oude toegang, meer naar het noordoosten. De verkoop aan Nicolaas de Stoppelaar levert voor de Merodes nieuwe problemen op en verdient op deze website haar eigen verhaal maar voor het wel en wee van de heerlijkheid de Boekhorst is van belang dat het bijbehorend bezit opgesplitst wordt. De Vlaamse familie houdt kasteelboerderij “de Hooge Boekhorst” met als pachters de familie Heemskerk buiten de verkoop. De boerderij was daarmee geen onderdeel meer van het kasteelterrein en kreeg een eigen oprit, goed te zien op latere kaarten. De reden voor de opsplitsing is niet duidelijk, de zeer rijke familie zat toch niet verlegen om de opbrengsten van één pachtboerderij in Holland. Althans, dat zou je denken, dus dat blijft onduidelijk.

Het boerengebouw, erven en boomgaarden blijven daarna nog 60 jaar bezit van de Merodefamilie. De prinses de Rubempré overlijdt in 1794 en haar kinderen hebben bepaald dat haar nalatenschap geheel toekomt aan haar zoon Quillaume Charles Ghislain, graaf van Merode , markies van Westerloo en prins van Rubempré. Hij werd dus eigenaar van de Noordwijkerhoutse boerderij. Na het overlijden van deze titelrijke Quillaume in  1830 besluiten zijn erfgenamen de boerderij te verkopen. Op een veiling in 1834 koopt Klaas van den Burg het grootste gedeelte en worden Hendrik de Kan en Pieter van Eeden eigenaar van 4 percelen weiland. Twee percelen weiland worden niet verkocht. Bijzonder is dat de familie ook nog 3 percelen weiland in de Hogeveense polder in eigendom had. Die bijna drie hectare wordt door Arie van Moorsel overgenomen, de percelen liggen niet ver van zijn boerderij Houtlust.

Situatie de Boekhorst na 1834. Onder de letter B de resterende percelen die oorspronkelijk tot het bezit van de heerlijkheid de Boekhorst behoorden

De Merodes hebben daarmee bijna geheel hun handen afgetrokken van de Boekhorst op een paar percelen weiland na. Aan de boerderij waren geen heerlijkheidsrechten verbonden, die waren aan Nicolaas de Stoppelaar overgedragen bij de verkoop in 1772 en zijn na diens faillissement in handen gekomen van Leidenaar Nicolaas Harting en vervolgens aan jonkheer Roest van Alkemade. In de 19e eeuw werd het heerlijkheidsrecht nog lang overgedragen door opeenvolgende eigenaren van het resterende kasteelterrein. Zie hiervoor het boek “De Boekhorst, een Hollands Pronkjuweel” van Jan van der Elst en Maud Mommers.

De bekende foto van oprijlaan en poortgebouw van de Boekhorst. Vooraan Cornelia van den Burg met dochter.
Archief Peter van den Burg, met dank!

Alhoewel het heerlijkheidsrecht weinig betekenis meer had gaf het de 19e eeuwse eigenaren nog wel enige status. Zij waren naast enkele weilanden eigenaar van een perceel duingrond van wel twintig hectare ten zuiden van de Langevelderweg, ooit deel uitmakend van het Besloten Duinschoten. Deze van oorsprong middeleeuwse beboste duingrond heeft nooit tot de heerlijkheid behoord en werd pas na 1800 onderdeel van het bezit van de opeenvolgende “Heeren van de Boekhorst”. Het psychiatrisch ziekenhuis Sancta Maria is grotendeels op dit Besloten Duijnschoten gebouwd. Onder de 19e eeuwse “Heeren” had Amsterdammer Gerard Martini nog de meeste binding met zijn bezit en toonde belangstelling voor de oudere geschiedenis. De poort stond tijdens zijn eigendomsperiode (1858-1868) nog fier overeind met boven de doorgang het familiewapen. Hij liet het familiewapen natekenen en verzamelde historische prenten, ook van andere bekende gebouwen in Holland.

Rechts de originele wapensteen, links tekening die Gerard Martini liet maken rond 1865

Het familiewapen dat in de poort van het kasteel was gemetseld geeft ons de wapenschilden van Andries van Bronckhorst (links: leeuwen en posthoorns) en Anna van Woerden van Vliet (rechts, de drie ruiten).

De komst van de bollenteelt naar Noordwijkerhout heeft forse gevolgen voor het eeuwenoude kasteelterrein. Daar was door de notaris Petrus Lau nog een woning gebouwd of aangekocht bij de alleroudsten onder ons nog bekend als de woning van Job Pennings. Begin 20e eeuw kopen de broers Johannes en Hendrik Zonneveld en Jan Peereboom, deelnemers in de firma Zonneveld&Co een groot deel van het terrein op en vervolgens ook boerderij de Hooge Boekhorst met bijna 15 hectare weiland. De eeuwenoude boerderij was door de familie Van den Burg kort daarvoor nog overgedragen aan Jan Huibertszoon Duivenvoorden uit het Langeveld. Het hele gebied dat bij elkaar meer dan 30 hectare groot was wordt door Zonneveld&Co.  afgezand waarbij het terrein flink lager komt te liggen. Dit is nu nog goed te zien aan het verschil in hoogte ten opzichte van de Langevelderweg. Restanten van het kasteel die bij de afzanding zijn aangetroffen werden verwijderd, althans voor zover noodzakelijk was om de grond in cultuur te kunnen brengen.

De boerderij de Hooge Boekhorst, de woning van notaris Petrus Lau, de kasteelfundering, alles moest plaats maken voor “de zegeningen van de bollenteelt” zoals het rond 1920 werd verwoord in kranten. En zo zal het einde van de Boekhorst misschien ook wel gevoeld zijn door de inwoners van Noordwijkerhout. Het bracht werkgelegenheid en toekomstperspectief. Nu denken we totaal anders over het verlies van waardevol erfgoed en zal ooit het besef doordringen dat de bollenteelt slechts een enkele bladzijde in het geschiedenisboek van Noordwijkerhout uitmaakt. Dat inzicht is echter niet nieuw. Al een eeuw geleden zagen mensen in dat behoud van waardevol erfgoed vraagt om dappere bestuurders, die handelen uit principes, niet uit pragmatisme.

Ingezonden brief N.R.C. waarin het verlies van waardevol erfgoed wordt aangekaart en specifiek wordt verwezen naar de Noordwijkerhoutse duinen 1924

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.