Onderzoek in de oudste archieven leidt soms naast het opsnuiven van weinig hallucinerend maar wel prikkelend stof tot verrassende vondsten. Zoals het laatste deel uit de serie baljuwboeken van Noordwijkerhout, Voorhout, Lisse en Hillegom die tientallen jaren niet was aangeraakt en na onderzoek eigenlijk onder Warmond bleek thuis te horen. Vooral als je bladzijde voor bladzijde materiaal moet doorploegen om dat ene gezochte feitje of gebeurtenis te vinden is de kans op “bijvangst” groot. Daarom hier een selectie om een idee te geven wat voor afwijkend materiaal je kan tegenkomen. Het heeft slechts gedeeltelijk betrekking op de Noordwijkerhoutse dorpsgeschiedenis maar het is te leuk om voor eeuwig onder het archiefstof te verdwijnen.
Het verzamelen van vondsten begon met een grappige handtekening onder een akte van de Haarlemse notaris Van Woerden uit 1583. De kinderen van de Vlaming Adriaen de Grijse delen de boedel van hun overleden vader die naar Haarlem was verhuisd. Het begrip handtekening nemen zij wel erg letterlijk. De broers Kaerle en Mazin de Grijse maken er werk van. Kaerle tekent het paard “Grijse” en wil ons beslist laten weten dat het hier om een hengst gaat. Zijn broer tekent iets wat lijkt op een trekzaag of andersoortig gereedschap, mogelijk een verwijzing naar zijn beroep. Je vraagt je af hoe de arme notaris Van Woerden de tijdrovende tekenkunsten van de twee broers heeft beleefd en beoordelend. En of hij zich nog serieus genomen voelde. Dat de akte werd ondertekend in de Haarlemse herberg “De Coninck van Engelant” is in dit verband veelzeggend….
De broers De Grijse waren in staat om hun naam te schrijven, want die staat er ook. Boven het paard Grijse geven de woorden “bij mij” aan dat het een persoonlijk gezette handtekening is. De heren waren in een creatieve of lollige bui, laten we het daarop houden. Het zetten van een handtekening was lang niet voor iedereen weggelegd, velen moesten het doen met hun “merck”. Dat komt vaak neer op een kruisje, hoewel we ook varianten zien. Het hakenkruis kwam eeuwen geleden al voor naast persoonlijke creaties, waarvan de schepper mogelijk gedacht heeft dat hij of zij de enige was met het getekende figuurtje. Of de ondertekening met een hartje betekende dat de ondertekenaar door Amor bevangen was zullen we nooit weten, maar opvallen doet het wel.
De geletterde voorouder tekent meestal door zijn naam te schrijven, niet zozeer met een speciale versie van die naam. Dus zonder poespas, maar niettemin: hoe hoger men in sociale standen verkeerde, hoe zwieriger de handtekening. Wie het breed heeft, schrijft breed, pakt de ruimte.
Naast een handtekening kan ook de schrijfwijze van een naam voor ons als een nuttige aanwijzing uit het verleden gebruikt worden. De moderne versie van een naam wil nogal eens afwijken van het origineel. En wie weet beter hoe je een naam schrijft dan de drager ervan? De naam van de legendarische Haarlemse vrijheidsstrijdster Kenau Simonsdochter werd in haar tijd anders geschreven, als Kenouw(e) Sijmonsdochter. Bijzonder handig om te weten als je namen in registers moet terugzoeken. Kenouwe komt in diverse akten voor, vrijwel altijd met de toevoeging dat zij weduwe was van Nanning Garbrantszoon. Het romantische beeld over de dapperheid van deze dame tijdens het Beleg van Haarlem wordt overigens niet ontkracht door de inhoud van akten waarin zij de hoofdrol speelt. Zo blijkt zij als weduwe met succes een houthandel bestierd te hebben tijdens de moeilijke periode voor de stad. Uit één van de akten wordt onder andere duidelijk dat zij een flinke hoeveelheid hout leverde voor de bouw van Haarlemse galeien of schepen. Mogelijk zijn die schepen in 1573 gebruikt bij de Slag op de Haarlemmermeer tegen de Spanjaarden, die (met hulp van de stad Amsterdam…) de Haarlemmers wisten te verslaan.
Onder de ontelbare handtekeningen uit archieven ook enkele van bekende historische figuren, zoals de filosoof en wiskundige Rene Descartes. Juist ja, die van “Ik denk, dus ik ben”. Hij woonde enige tijd op hofstede Endegeest en regelt in Leiden bij de notaris de uitgave van één van zijn beroemde boeken. Daarnaast kom je regelmatig beroemde zeventiende eeuwse Hollandse schilders tegen in notarisakten. Soms op verschillende leeftijden zoals hieronder Frans Hals die in 1651 op circa 70-jarige leeftijd toch al een aardig bibberende hand moet hebben gehad, vergeleken met 25 jaar eerder. Of Rembrandt van Rijn die met zijn broers Adriaen en Willem en zuster Elisabeth in 1640 tekent voor afgedane familiezaken.
Naast fraaie handtekeningen vind je ook creatieve uitspattingen in documenten van notarissen, rentmeesters, baljuws, schouten en schepenen. En het leuke is: die creativiteit is van alle tijden. Gevolg van een moment van verveling? Wie zal het zeggen. Geef een mens papier en hij gaat vroeg of laat kliederen, schetsen of het alfabet oefenen. Wat dat laatste betreft zijn er vele voorbeelden te vinden. Bij sommige gevallen krijg je het idee dat pa notaris of rentmeester even niet opgelet heeft en zoon- of dochterlief de kans heeft waargenomen om een eigen versie van het abc neer te kalken, niet altijd met evenveel succes.
Ook is er een categorie amateur kunstenaars of miskende talenten die officiële stukken menen te kunnen verrijken met een werkje van eigen hand. Of misschien wel een zelfportretje, zoals in het geval van notaris Keuns uit 1674.
In de zogenaamde Leidse Kenningboeken oefent een schrijver rond 1495 zijn tekenkunsten op een leeg deel van een blad. Het is niet bepaald een meesterwerk en zijn bedoelingen zijn vaag. Door de bijgeschreven tekst lijkt het op het uitbeelden van functionarissen uit de late 15e eeuw, zoals een schout en burgemeester. Mogelijk verwijzen de gevlochten draden naar een ketting die deze heren droegen, het blijft gissen.
Duidelijker is een plaatje dat we aantreffen aan het slot van een uitgave van de Memorialen van het Hof van Holland uit het jaar 1535. Recente navraag bij enkele familieleden over welk figuur hier te zien is leverde los van elkaar hetzelfde antwoord op: een duivel. Zou het toeval zijn dat de schrijver van de Memorialen uit dat jaar uitgebreid heeft stil moeten staan bij de vele maatregelen van de overheid tegen allerlei religieuze groeperingen die de positie van de kerk van Rome ondermijnden? Waren de duivelse machten in zijn hoofd gekropen en kon de secretaris van het Hof het niet laten de duivel dan ook maar uit te beelden?
Waarschijnlijk had de onderstaande tekening van notaris Moy uit 1630 wel degelijk een functie en probeerde hij via zijn schets de beschreven situatie uit één van zijn akten te verduidelijken.
En functioneel was zeker het overzicht met stoffen dat notaris Baes inplakte bij zijn akte uit 1678. Het geeft ons een klein inkijkje bij de mode uit die tijd. In de akte verklaren acht kooplieden van verschillende leeftijd dat de bijgeplakte stalen originele of kenmerkende Haarlemse zijdestoffen betreffen.
Hoewel het notarisschap een beschermd beroep was en aanstelling alleen kon plaatsvinden met toestemming van de Staten en Hof van Holland was de concurrentie in de grote steden behoorlijk stevig. Extreem voorbeeld is Den Haag waar een ellenlange lijst notarissen actief is geweest waarvan een groot deel voor een korte periode. Of de concurrentie reden is voor de zuinigheid van notaris Colterman zullen we nooit weten maar feit is dat hij de achterkant van oude muziekbladen gebruikte om daarop zijn akten te schrijven in 1650. Dit wijst toch alleszins in de richting van een sober bestaan. Of hij had een hekel aan muziek. Zouden we deze bladen allemaal losmaken en in de juiste volgorde achter elkaar leggen dan klinkt er nog een authentiek en misschien wel totaal onbekend muziekstuk of lied. In het Latijn als bonus.
Vergelijkbaar is ook de bladwijzer of bladbeschermer bij een collega notaris. De “Cabesa de negra” of “Teste die more” , te vertalen als “hoofd van een neger” of “Morenkop/Moorkop”. Zo’n prent zou in onze tijd kunnen rekenen op felle reacties uit activistische gemeenschappen. De associaties met de veelbesproken goedlachse hulp van Sinterklaas liggen immers voor het oprapen. Terwijl de oorsprong van deze notarisprent waarschijnlijk weinig met huidskleur te maken heeft maar terug te voeren is op een oude Siciliaanse legende waarbij een mooie dochter van het Italiaanse eiland haar Moorse aanbidder het hoofd afhakt omdat hij een getrouwd man met kinderen blijkt te zijn. Waarna de legende onder meer voortleeft in de traditie van keramische koppen/hoofden van de temperamentvolle Siciliaanse en haar overspelige Moor.
En tot slot een verzameling van Noordwijkerhouters uit begin 17e eeuw. Je komt niet vaak tegen dat een hele groep mensen bij de notaris een akte ondertekend. In dit geval ondersteunen dorpsbewoners die deel uitmaken van het dorpsbestuur, of croosheemraad, kerkmeester of armenmeester zijn, schout Jan Janszoon Broucklant bij zijn pogingen herbenoemd te worden. Naast deze sympathieke actie van onze voorouders is dit een mooi voorbeeld om aan te tonen dat deze 15 mannen de schrijfkunst meester waren, op twee personen na. Slechts een enkeling tekent met een achternaam, die zijn bijna allemaal achterhaald met behulp van ander archiefmateriaal en aan de zijkant weergegeven. Mooi tijdsmoment.