Menig Noordwijkerhouter kan zich herinneren hoe je in het verleden door het betalen van plaatsengeld recht kreeg op een specifiek plekje in de kerk. Notabelen hadden eeuwenlang een prominente en comfortabele plaats. Tegenwoordig ondergaan de zitvlakken van gelovigen dezelfde duurzaamheidtest op de kerkbanken. In 1740 speelde zich in ons dorp een stoelendans af rond een plaats in de kerk waarvoor uiteindelijk een ingreep van de landsbestuurders nodig was.
Op de plek waar we nu de Victorkerk vinden functioneerde de boerderij van de familie Verdel als schuilkerk. In 1725 plaatsen de van oorsprong Leidse broers Albert en Gerard van Velden een viertal stoelen met kussens in het koor van dit kerkje en schenken de kerk een “nootenboomen” preekstoel. De broers hadden een sterke binding met het dorp. Hun oom Bartholomeus was pastoor van Noordwijk en nam vlak voor zijn dood in 1691 het initiatief tot oprichting van de Statie Noordwijkerhout. In feite een opsplitsing van de Statie van de twee dorpen.
Albert en Gerard van Velden wonen op de hofstede Hofwijk aan de Puijckendammerlaan en beheren enkele panden van het hofje van Sint Salvator in het dorp. Na de dood van Albert behoudt Gerard de vier stoelen. Dat gaat lange tijd goed tot priester Gijsbertus van der Kun zich op gegeven moment zo ergert aan de verbale aanwezigheid van Gerard van Velden dat hij de 71-jarige man de mond snoert. Terwijl de ene historicus aangeeft dat dit was omdat Gerard teveel zou brommen tijdens het zingen vermoedt een ander dat Van Velden de pastoor telkens uitdaagde door voortijdig te antwoorden op gezongen geloofsvragen. Hoe dan ook, Van Velden doet er verschrikt het zwijgen toe. Maar hij krijgt nog een grotere schok te verwerken als die avond zijn vier stoelen worden thuisbezorgd met de mededeling dat als hij zich nog eens misdraagt tijdens de mis hij niet langer welkom is. Ook mocht hij geen voorkeurspositie meer claimen omdat hij geen echte inwoner van het dorp zou zijn en bovendien lid van de Leidse universiteit, blijkbaar geen aanbeveling.
Nu was Gerard van Velden inderdaad “doctor in de philosophia” aan de universiteit, maar belangrijker is dat hij bekend stond als jansenist. En daar zit hem de kneep. Het jansenisme was een stroming binnen de katholieke kerk die toen al ruim 100 jaar tot discussie en wrijving onder gelovigen had geleid. Waarschijnlijk irriteerde het Van der Kun al langere tijd dat hij zo’n jansenist in zijn kerkje had zitten, nota bene op een stoel in het koor. Hij zocht slechts een aanleiding om Van Velden eens op zijn nummer te zetten. Maar deze pikt het niet en daagt kerkmeesters Dirk Oostdam en Cornelis van Sprockelenburg voor de rechter om te verklaren wat de pastoor hen heeft verteld en opgedragen. Ook schrijft hij de Gecommitteerde Raden van Holland aan, een hoog bestuurscollege.
Die vaardigen na onderzoek in 1741 een zogenaamd Placaat uit waarin de baljuw van Noordwijkerhout wordt gelast “tot herstel van de rust en enigheid onder de haaren (inwoners)….de stoelen en kussens weer terug te plaatsen in de roomse vergaderplaats”. Dat Gerard van Velden in het gelijk werd gesteld door de overheid leidt vervolgens tot nieuwe discussie. Want de overheid zou teveel anti-rooms geweest zijn. Al met al een landelijk bekende stoelendans die nog lang sporen naliet.
Gerard van Velden lijkt geen kwaaie pier, getuige o.a. een brief uit 1761. Hij maakt zich als 90-jarige sterk voor Job de Winter. Door veesterfte kan Job de pacht voor abdijboerderij Eijckendonck niet meer opbrengen. Gerard vraagt de rentmeester van Leeuwenhorst om Jobs gezin met 10 kinderen tegemoet te komen. Zelf overlijdt hij een jaar later.