Voor onderzoekers is het archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie een goudmijntje. Zo sluit informatie uit dat archief aan op lokale documenten. Bijvoorbeeld in het geval van Hannes Seevenhuijzen die wegens leeghoofdigheid een enkele reis naar Oost-Indië kreeg opgedrongen. Maar hij is niet de enige Noordwijkerhouter die bij de VOC diende. Het archief geeft ons vijftien mannen die vanaf eind 17e eeuw op één van de talloze schepen aanmonsterden. Overigens een bescheiden aantal in vergelijking met de vissersdorpen Noordwijk en Katwijk.
Tien van de vijftien stierven op zee of in het Verre Oosten, meestal op hun eerste reis. Cornelis Wassenaar, Cornelis Alckemade en Lourens van der Aar zijn in 1692 de eerste dorpelingen die voor een tocht naar de Oost kiezen op het schip Huis te Loo. Cornelis Wassenaar sterft op de heenreis en Lourens ergens in Azië. Alleen Cornelis Alckemade keert drie jaar later terug van de tocht waarbij het schip naast Batavia ook nog Deshima (Japan) en Ceylon bezocht. Triest is het einde van Jonas Duijndam, hij vaart in 1693 uit met De Schoondijk, maar 24 dagen voor het bereiken van Kaap de Goede Hoop overlijdt hij. Over zijn reis is bekend dat de bemanning te maken had met “een groote sterfte en met perijkel (gevaar) de Caap bereikte”.
Jacob en Willem Koper varen samen uit op het pinasschip de Waalstroom maar op de terugreis krijgen zij met zulk slecht weer te maken dat hun schip zwaar beschadigd bij Kaap de Goede Hoop uit de vaart wordt genomen. Op De Lek komen zij terug naar ons land. Over Pieter Wielens die in 1703 in dienst treedt weet de VOC ons te melden dat hij “weggelopen” is in Oost-Indië. De Noordwijkerhouters fungeren meestal als matroos. Uitzonderingen zijn Andries Haazenberg die als soldaat meegaat en Gerrit Sommer die betaald wordt als timmerman. Hij zal opgeleid zijn door zijn vader, dorpstimmerman Aalbert Sommer. Gerrit maakt drie reizen mee, maar ook hij sterft op zee.
Het VOC-archief mag uitgebreid en gedetailleerd zijn, volledig is het niet, want er waren minstens twee andere dorpsgenoten die de wereldzeeën bevoeren. Mathijs van Dam sterft 36 jaar oud op 8 september 1742 in Canton, China. De VOC zal vier jaar later zijn dood bevestigen opdat weduwe Grietje van Tol het aandeel van Mathijs in de erfenis van zijn ouders kan opvragen. Een zelfde verklaring werd eerder opgesteld voor de erfgenamen van Hendrik Pieterszoon van der Mij. Naast de risico’s voor de zeevarende had ook het thuisfront het zwaar en tussen de regels van documenten door lezen wij het nodige leed binnen het gezin van Hendrik.
Hij was zoon van de bekende Pieter Gijsbertszoon (Piet Gijs) en was net als zijn vader schipper van een marktschuit. Hij trouwde Marijtje Keijzer, maar zij overlijdt binnen een paar jaar, één dochter achterlatend. Zijn tweede huwelijk met Marijtje Duijndam brengt het echtpaar acht kinderen. Uiteindelijk zullen maar vier kinderen een volwassen leeftijd bereiken. Na de geboorte van een derde zoon die de naam Cornelis krijgt tekent Hendrik bij de VOC. Speelde kindersterfte een rol? Een jaar na zijn vertrek zal Marijtje hun marktschuit verkopen wegens schulden, opnieuw een aanwijzing dat Hendriks keuze ingegeven kan zijn door omstandigheden. Pas 10 jaar later vinden we weer een bericht over Hendrik, hij blijkt op 9 juli 1728 op terugreis uit Batavia overleden. Marijtje Duindam is inmiddels ook gestorven, net als haar pasgetrouwde dochter. Er blijven drie minderjarige kinderen over die aanspraak maken op Hendriks VOC-gage.
Tegenwoordig is er veel aandacht voor de donkere kanten van de Hollandse kolonisatie en vooral de slavenhandel van de West Indische Compagnie. Terecht omdat wie niet wil leren van zijn verleden ook geen toekomst heeft. Maar helaas wordt nogal eens vergeten dat de hedendaagse kijk op die historische feiten in de tijd zelf totaal anders beleefd werd. Het besef dat het kaalplukken van volkeren en het verhandelen van mensen verwerpelijk is groeide slechts langzaam. Maar dat groeiende besef leidde uiteindelijk wel tot regels en wetten waarin menselijke waardigheid en gelijkheid vastgelegd zijn. Het eenzijdig belichten van een historische ontwikkeling zoals tegenwoordig veel gebeurt doet geen recht aan belangrijke momenten in de wereldgeschiedenis zoals de afschaffing van de slavernij. In dat licht is het ook goed om stil te staan bij andere donkere kanten van VOC en WIC. Tegenover hun winsten waar meestal de aandacht naar uitgaat in onze geschiedschrijving stonden de zware ontberingen en offers van vele anonieme zeelui, Hollanders zoals Hendrik van der Mij.