In Noordwijkerhout wonen heel wat grijze koppies en gerimpelde kaalhoofdjes. De doelgroep van omroep Max scheurt je voorbij met opgevoerde scootmobiel of door accu aangedreven fiets. Mocht het u lukken zo’n snelle senior te pakken te krijgen, vraag hem of haar dan eens waar je de Armenlaan kunt vinden. Goede kans dat zij je nog kunnen vertellen dat dit een weg in de Hogeveense polder was. Het lag naast de Nieuwe Wetering. Maar bij de vraag hoe die weg aan zijn naam kwam zullen ook onze senioren meestal de schouders ophalen. Begrijpelijk want de Armenlaan was niet veel meer dan een pad. We kunnen zelfs niet met zekerheid vertellen waar zij begon en ophield.
Toch was de laan een begrip en dat dankt zij aan haar eigenaar, de Heilige Geest Armen. Deze middeleeuwse instelling zorgde lang voor de minder bedeelde medemens. In ons dorpsarchief vind je de jaarrekeningen van de Heilige Geest Meesters terug. De details zijn leerzaam, schetsen een beeld van de welvaart. We pakken hier een interessante periode, 1660-1670. De Republiek der Verenigde Nederlanden was een wereldmacht. In steden als Amsterdam klotste het geld tegen de plinten. Maar hoe zat dat in het kleine Noordwijkerhout met haar 600 inwoners? Het dorp heeft absoluut geprofiteerd van de economische groei maar dat gold niet voor elke inwoner. Had je door omstandigheden geen inkomsten dan werd je afhankelijk van de goede wil en barmhartigheid van anderen. Met als laatste redmiddel de Heilige Geest Armen, in oorsprong een staatsinstelling.
De belangrijkste inkomsten van de Geestmeesters waren rente op leningen en verhuur van landerijen en woningen. Daarnaast wat schenkingen en soms werd bij veiling van onroerend goed een bijdrage voor de armen geheven. In de gekozen periode beheerden de Geestmeesters vijf percelen land, twee huizen en een tiental leningen. Maar men was dus ook eigenaar van de Armenlaan, die voor 6 gulden per jaar verhuurd werd aan Gerrit van Huchtenburg. De laan lag achter zijn boerderij Stelduin. De jaarlijkse uitgaven betreffen vaste en variabele posten. Terugkerend is het onderhoud aan het Armenhuis dat tussen Schoollaantje en Herenweg stond. Ook de leverantie van turf voor de school als compensatie voor de gemiste schoolbijdrage van onvermogende ouders is “naer ouder gewoonte”.
Bakkers en boeren leveren brood, melk en kaas voor de armen, zowel tijdelijk als jaarrond. De variabele uitgaven zijn zeer divers. Van de aankoop van een “borstrock” tot een bijdrage aan het vrijkopen van blanke slaven uit een Turkse gevangenis. Of loon voor de vrouw die op het vervallen kasteel de Boekhorst een “desolaet en arm persoon reijnigte van ongedierte”. Dat je snel in armoede kon geraken bewijst het geval van Goris en Claesje van Duijck. De vrijgezellen verkochten in 1661 drie percelen land maar zijn niettemin al twee jaar later aangewezen op hulp van de Geestmeesters. Turf, brood, kaas en een rok voor Claesje worden netjes verantwoord. We weten daardoor zelfs dat de knopen voor de rok door Willem Meurs geleverd zijn voor zes stuivers, de kleermaker twee gulden vroeg en de kledingstof ruim 6 gulden kostte. En de negen gulden voor drie zakken rogge heeft Jan Verdel misschien met korting geleverd.
Als weduwnaar Willem Jacobszoon Huchtenburg in 1665 onverwacht naar Oost-Indie vertrekt laat hij zijn kind moederziel alleen achter. De Geestmeesters nemen hun verantwoordelijkheid en brengen de wees tegen vergoeding onder bij Grietje Cornelisdochter. Ons oog valt snel op de overheadkosten van de Geestmeesters. De jaarrekeningen vermelden immers verhoudingsgewijs hoge kosten voor verteringen in herbergen. Maar laten we niet te snel oordelen want in oprechte ijver lijkt men niet te verschillen van de moderne goede doelen stichting.