In de verkiezing bekendste Noordwijkerhouter aller tijden scoort Piet Gijs ongetwijfeld in de top tien. Zijn naam leidt immers dagelijks tot verhoogde bloeddruk bij de forens die de verkeershorde over de Haarlemmer Trekvaart moet nemen. Maar schipper Pieter Gijsbertszoon van der Mij die aan deze trekvaart een herberg bouwde kennen we ook als hoofdpersoon in een rechtszaak uit de Criminele Dingboeken van Noordwijkerhout. Ai, denkt u, crimineel, foute boel met Piet Gijs. Dat valt mee, het gaat om een ordinaire familieruzie. Dus pak een kop koffie of zak chips en geniet van een soap.
We verplaatsen ons naar herberg De Gouden Leeuw tegenover de Witte Kerk. Het is 23 februari 1695, 11.00 uur. Aanwezig zijn Pieter Gijsbertszoon van der Mij, enkele dorstige dorpelingen, waard Pieter Colijn en zijn vrouw Claasje van der Mol. Claasje heeft zojuist leverancier Piet Gijs betaald, die zijn centjes natelt en bij de haard gaat zitten. Op dat moment wordt de deur opengegooid en stormt Hendrik Corneliszoon van Leeuwen binnen, bakker en zwager van Piet Gijs. “Gij schelm, zijt gij daar, ik heb lang naar u gezocht en nu vind ik u hier”, roept Hendrik. Hij smijt 200 gulden op de tafel. “Daar heb je je centen”.
Er volgt een woordenwisseling tussen de twee, waarna Hendrik voor Pieter opduikt en hem vol met de vuist in het gezicht slaat. Onze bakker verlaat daarna het slagveld, een hevig bloedende Piet Gijs achterlatend. Chirurgijn Pieter van der Schaer wordt gealarmeerd en probeert oog en neus van het slachtoffer te verbinden. Dat valt niet mee want er vloeit een voor de chirurgijn onbekende “solutie” (vocht) uit de diepe oogwond. De aanwezigen concluderen dat Hendrik een glas of scherp voorwerp in de hand gehad moet hebben.
De arme Pieter Gijsbertszoon eist genoegdoening bij de rechters. Hij kon volgens eigen verklaring wekenlang niet werken. Het verslag van de rechtszaak en andere archieven vertellen ons meer over de familieruzie die al jaren aan de gang was. In 1678 spande Piet Gijs een zaak aan tegen zijn hele schoonfamilie vanwege de verdeling van de nalatenschap van schoonvader Cornelis van Leeuwen. Dat was hem niet in dank afgenomen. Familiebloed kruipt echter waar het niet gaan kan en Hendrik en Pieter blijven zaken met elkaar doen, maar bouwen wederzijds schulden op. Pieter leent honderden guldens die hij niet terugbetaalt en laat een rekening openstaan voor 369 roggebroden. De bakker verzuimt op zijn beurt vrachtloon en hout- en graanleveringen te betalen. Een rechtszaak is het gevolg en na vereffening van schulden moet Hendrik nog 200 gulden betalen aan Pieter.
De bakker kwam dit geld dus even langsbrengen in de herberg met de vuistslag als bonus. De zwagers kibbelden ook al vijftien jaar lang over de voogdij van de kinderen van hun overleden familielid Philip van der Velt uit Hillegom. Een jaar voor het drama sleepte Hendrik zwager Piet Gijs voor de rechters omdat hij door hem was uitgemaakt voor dief. Hendrik zou volgens Piet de neefjes Van der Velt “leeg gezogen” hebben.
De bakker eist bij de rechtbank dat Pieter blootshoofds en op zijn knieën vergiffenis komt vragen aan zijn zwager en schoonzus. De rechters hebben het er maar druk mee. Zij moeten ook nog eens de klacht afhandelen van chirurgijn Van der Schaer die zijn loon door één van de vechtjassen betaald wil zien. Hendrik klaagt vervolgens op zijn beurt Van der Schaer aan omdat de chirurgijn in het krijt zou staan bij de bakker en zo bestoken de drie partijen elkaar met rechtszaken.
En zij leefden nog lang en gelukkig…, vast wel.