Was u ook nieuwsgierig of er nog Noordwijkerhouters te vinden waren in de onthulde Panamapapers van 2016? Natuurlijk niet, er wonen alleen eerlijke mensen in ons dorp. We vinden immers allemaal dat de buurman netjes zijn belasting moet betalen. Belastingontwijking is een nationale sport en het is van alle tijden. Onze voorouders gingen daar echter wel wat anders mee om.
Voor dit verhaal gaan we terug naar 1638, het dorp bestond toen uit niet meer dan zo’n 90 huizen en boerderijen, iedereen kende iedereen. Voor de Hoge Raad wordt dat jaar een zaak aangespannen door de zittende bestuurders van het dorp tegen de dorpelingen die 10-15 jaar eerder burgemeester of schepen waren. De directe aanleiding is niet helemaal duidelijk, maar het heeft te maken met de heffing van een oude vorm van vermogensbelasting, de zogenaamde Schotponden.
Bezit werd door het dorpsbestuur getaxeerd en bij overschrijding van een waardedrempel betaalde je heffing, een soort OZB dus. De zittende bestuurders worden aanvankelijk in het gelijk gesteld maar er volgt een beroep bij de Hoge Raad. Na uitvoerige beraadslagingen komen de juristen tot geheel andere inzichten. Met een woordkeuze waar moderne juristen bleek rond de neus van zullen worden maakt de Hoge Raad de Noordwijkerhoutse bestuurders duidelijk dat zij verantwoording moeten afleggen voor de wijze waarop de jaarlijkse Schotponden vastgesteld en geïncasseerd waren in de voorgaande jaren.
Cornelis van der Burch uit Noordwijk wordt door de Hoge Raad aangewezen als deurwaarder. Hij krijgt opdracht na te gaan welke inwoners ten onrechte voordeel gehad hebben en alsnog belasting dienen te betalen. Uit zijn kladjes valt op te maken dat hij voortvarend te werk gaat. Zo meldt hij zich op 9 januari 1640 op Vaartwel in De Zilk waar boer Pieter Oudaen afwezig is en zijn vrouw zich maar al te graag van de domme houdt. Niet veel anders is dat die dag bij Gerrit Croon van Croonesteijn, bij Jacob ’s-Gravendijk aan de Puijckendam en bij Jeroen Sprockenburg aan de ‘s-Gravendam. Geen punt, deurwaarder Cornelis levert een aanmaning af en komt drie dagen later terug.
Uiteindelijk wordt het nog een kwestie van de lange adem want het incasseren van schuld kost hem enkele jaren. De uitspraak van de Hoge Raad kunnen de schuldenaren niet negeren, maar probleem is dat zij opeens flinke bedragen moeten ophoesten. Er zijn inwoners die wel acht jaar belasting ontweken hebben. Het geld komt maar mondjesmaat binnen en dus wordt op bezit van enkele bestuurders beslag gelegd. Zo weten we dat Adriaan van Tetterode aan het Westeinde (nu De Vonk) een “zomerhuisje” had, dat bij Cornelis Alkemade van de gelijknamige boerderij twee koeien onder het beslag vielen terwijl bij Jan van der Fits maar liefst “acht koebeesten, staande in de stal met de hoofden naar het noordoosten gearresteerd zijn” door Van der Burch.
De zaak loopt nog jaren door en heeft ongetwijfeld veel commotie veroorzaakt. In 1652 legt Huibert Alkemade, boer op Groenewege in de Zeestraat achteraf nog een verklaring af over een andere kwestie die in dezelfde periode speelde. In verband met onduidelijkheid over de afgedragen landsbelasting wordt de arme Huibert gegijzeld in Den Haag en maar liefst 30 dagen vastgehouden. Voor deze boer een ramp natuurlijk. Gijzeling van bestuurders kwam meer voor en bleek een effectief middel om tot oplossing van problemen te komen. Dat kunnen wij ons niet meer voorstellen want veel verder dan eens in de vier jaar een corrigerend kruisje met het rode potlood komen we toch echt niet. En dat nadat we bij de Witte Kerk weer eens verleid zijn met beloftes, een roos of een potje narcissen op de zaterdag voor de verkiezingen. Ach, dat gijzelen was nog niet zo stom bekeken van onze voorouders.