Ziet u het al voor zich? Uw burgemeester die met twee konijnen over de schouder op bezoek gaat bij de commissaris van de koning. Zo’n visioen ontstaat spontaan als je de oude jaarrekeningen van ons dorp doorneemt, de oudste dateert uit 1584. Geen dikke mappen, een dorpsrekening uit die tijd bestaat uit wat velletjes papier met moeilijk leesbare krabbels. Niettemin hielden de schepenen en burgemeesters uit die tijd keurig bij wat zij aan ontvangsten en uitgaven mochten noteren. Waaronder de schenking van duinkonijntjes aan bestuurders in Den Haag, Leiden en Haarlem. Men verantwoordde dit regelmatig terugkerend cadeau met een veelzeggend standaard zinnetje: “beter gegund dan gehouden”. Voor een paar stuivers per konijn een extra luisterend oor van een hotemetoot, waarom zou je het laten?
Het leveren van konijnen aan bestuurders was in dit geval om de goede wil te tonen of om de stemming gunstig te beïnvloeden maar had ook een formeler karakter. Zo claimden de meesterknapen van Holland die samen met de Houtvester recht spraken over de duinen in onze omgeving de levering van wilde konijnen door de pachters van de duinpercelen. En hetzelfde deden de rentmeesters van de “Graaffelijkheids Wildernisse” op het Binnen- en Buitenhof in Den Haag. Zij hanteerden zelfs een schema voor wanneer uit welk duingebied de “hofconijnen” afgeleverd dienden te worden.
Hoewel de informatie uit de jaarrekeningen summier is kunnen we door de details toch een beeld vormen van het dorp in de late 16e en begin 17e eeuw, een periode met weinig andere bronnen. Documenten en dorpskas werden bewaard in een dorpskist, uiteraard afgesloten. We weten dat omdat vervanging van kist en sloten terugkeren als kostenpost. Elk jaar werden twee dorpsbewoners aangesteld als verantwoordelijken voor de dorpsrekening van dat jaar. Zij vergaderden aan het einde van het boekjaar “naar oude gewoonte in het schoolhuis”, de voormalige pastorie van het dorp. Er was dan een beloning voor het duo in de vorm van bier en een maaltijd.
Waren zij analfabeet dan werd de schoolmeester ingeschakeld voor het uitschrijven van documenten. Of was er hulp van dorpsbodes zoals Jan van Cranendonck, Jan “But” Alkemade of Pieter Oostdam. Die waarschuwden ook de dorpelingen bij belangrijke gebeurtenissen of besluiten. Zo kondigden zij naast de betaaldagen van belastingen de biddagen aan waarop men zich strikt diende te onthouden van alle vormen van arbeid.
De dorpsbestuurders kwamen bijeen in een herberg en ontvingen daar de Houtvester, het Hoogheemraadschap en de Rentmeester van de Domeinen van Holland. De verteringen in de herberg werden keurig bijgehouden en uit de bedragen valt op te maken dat sommige gasten prijs stelden op een luxe ontvangst. Er zijn vervoers- en verblijfskosten voor overleg in de steden, zoals met de advocaat die de belangen van het dorp in Den Haag verdedigde. Bijzonder zijn de kosten voor het onderbrengen van rondtrekkende militairen. We spreken over de periode in de 80-jarige oorlog waarin de Spanjaarden nog altijd hun tanden lieten zien. Kleine groepen Hollandse strijders overnachtten in het dorp en werden welwillend en respectvol behandeld.
En was men in die tijd vaak meedogenloos voor landlopers, er was barmhartigheid voor “kreupele soldaten met een goed paspoort”, zoals de dorpsrekening van 1608 dat zo mooi omschrijft. Ook arme weduwen of “schamele” vrouwen konden op steun rekenen. Men betaalt mee aan het vrijkopen van zeelieden die gegijzeld worden in Duinkerken en Ierland. Ook draagt men in 1601 uit de dorpskist bij aan het openhouden van dichtgevroren binnenwateren zoals de IJssel. Het opknappen van de gevangenis in het slot Teylingen waaruit kort daarvoor enkele gevangenen waren ontsnapt kost ook ons dorp de nodige centjes. Uiteraard gingen onze burgemeesters en schepenen hiermee pas akkoord na discussie met de buurdorpen. Die worden ook opgezocht om gezamenlijk de strijd met het gewestelijk bestuur aan te gaan, meestal betreft het dan de hoogte van tarieven en belastingen.
Bij goed overleg horen dan uiteraard wat consumpties, netjes verantwoord in de dorpsrekening. Dus mocht onze goedhartige burgervader een paar wilde konijntjes als relatiegeschenk wel zien zitten, hij handelt in een mooie traditie. En er zijn vast nog wel een paar oude stropers die hem kunnen helpen bij het zetten van wat strikken.