Van het rijke boerenverleden van Noordwijkerhout zijn maar weinig tastbare herinneringen overgebleven. Maar in De Zilk staat nog altijd het prachtige Vaartwel, een gebouw uit de 18e eeuw. En dat op een locatie die al begin 16e eeuw bewoond werd. Het oudste bewijs daarvoor kunnen we vinden in een document uit 1523 met daarin Zilker Dirck Borritszoon in de hoofdrol. Zijn naam staat aan het begin van 500 jaar bewoningsgeschiedenis van Vaartwel.
Die naam van Dirck Borritszoon komt voor in een opsomming van boeren rond het Grote Zilker duin die van de Domeinen van Holland of Graaffelijkheid een stukje duin pachten om daar wat beesten te kunnen weiden. Hoe we weten dat Dirck een bewoner van de locatie Vaartwel was wordt duidelijk uit zijn familierelatie met latere bewoners. Vandaar eerst maar eens alle bewoners van Vaartwel uit de afgelopen vijfhonderd jaar op een rijtje gezet.
Genoemd vanaf: | Bewoner | Eigenaar |
1523 | Dirck Borritszoon met Alijdt ?dochter | Dirck Borritszoon |
1529 | Claes Dirck Borritszoon | Alijdt, weduwe Dirck Borritszoon |
1543 | Belije (Alijd?) Pouwelsdochter | Belije (Alijd?) Pouwelsdochter en anderen |
1553 | Claes Janszoon | Alijdt, weduwe Dirck Borritszoon |
1556 | Dirck Claeszoon Neeltje Pietersdochter Coole (Colingh) | Dirck Claeszoon Neeltje Pietersdochter Coole |
1586 | Neeltje Pietersdochter Coole weduwe Dirck Claeszoon | Neeltje Pietersdochter Coole |
1612 | Pieter Dirckszoon Oudaen Anna Jansdr (Brama/Hartoch) | Pieter Dirckszoon Oudaen Anna Jansdochter |
1644 twee woningen | Erven Pieter Dircksz Oudaen Beatris en Marijtje Pietersdrs Oudaen | Erven Pieter Dircksz Oudaen Beatris en Marijtje Pietersdrs Oudaen |
1644 woning 1 | Beatris Pietersdr Oudaen Jan Gerritszoon ‘s-Gravenmade | Beatris Pietersdr Oudaen Jan Gerritszoon ‘s-Gravenmade |
1644 woning 2 | Marijtje Pietersdr Oudaen | Marijtje Pietersdr Oudaen |
1664 | Beatris Oudaen (woning 2) | Beatris Oudaen weduwe |
1681 twee woningen | Beatris Oudaen (woning 1) Marijtje Oudaen (woning 2) | Marijtje Pietersdochter Oudaen Beide woningen |
1688 | Pieter Janszoon ‘s-Gravenmade | Erven Marijtje Pietersdr Oudaen |
1693 | Aalbert Janszoon | Jodocus Cousebant Maria Crucius |
1709 | Aalbert Janszoon Maarten Claesz van der Velt | Adriaen Francois Cousebant Maria Catharina Emonds |
1724 | Maarten Claasz van der Velt | Franciscus Bernardus Cousebant |
1734 | Cornelis Hendrickszoon van Roon | Cornelis Hendrickszoon van Roon |
1761 | Pieter Hendrickszoon van Roon met Jannetje Leendertsdr Erffoort (2e vr) | Pieter Hendrickszoon van Roon 1e huw met Gerritje Hendr. Heemskerk |
1783 | Sijmon van der Hulst Grietje van Maris | Erven Pieter Hendrickszoon van Roon: Hendrick, Pieter en Niesje Paridon |
1808 | Sijmon der Hulst Grietje van Maris | Gerritje Pietersdr van Roon x Cornelis van Zuijlen |
1834 | Jacob van der Hulst (vanaf 1825) Aagje Heemskerk | Adriana van Haaster–Van Zuijlen |
1847 | Jasper van Haaster Pleuntje Ruigrok | Adriana Pennings-Van Zuijlen |
1854 | Dirck van Haaster Huberta Wolff | Dirck van Haaster Huberta Wolff |
1899 | Familie Van Haaster-Dijkzeul | Theodorus Hendricksz van Haaster Aagje Dijkzeul |
De laatste bewoners worden hier besproken; zij zijn ontleend aan het fraaie boek “De Zilk, 32 huizen, een eeuw en ouder” van het Genootschap Oud De Zilck 1951 Familie Van Peski-Nijland 1993 Familie Kil-Ter Beek |
De bewoners van Vaartwel uit de 16e eeuw
Dirck Borritszoon is niet de enige bewoner uit de Grote Zilk die een stukje duin van de rentmeester van de Graaffelijkheid kan pachten. Er worden in 1523 elf namen genoemd en de meesten daarvan zullen rond het Zilker duin gewoond hebben. Waarschijnlijk stonden er aan het begin van die eeuw al zeven boerderijen in de Grote Zilk, twee aan de westzijde en vijf aan de oostzijde van het duin. We kennen deze onder de latere namen: Croonenburg, Regenvliet, Druijvesteijn, Nabij, Vaartwel en Wassenaar. De zevende is een westelijk van het duin gelegen boerderij die al in de 17e eeuw afgebroken werd. Detailinformatie over Vaartwel is te vinden vanaf de periode dat Pieter Dirckszoon Oudaen er woonde. Met hem als uitgangspunt kan je dan gericht gaan zoeken naar oudere bewoners. Betrouwbaar materiaal wordt geleverd door belastingoverzichten zoals de Tiende Penning die uit vier verschillende jaren bewaard is gebleven. Daarnaast levert het Hoogheemraadschap via de zogenaamde Morgenboeken nuttige informatie. Helaas zijn deze boeken waarin de landbouwpercelen op naam beschreven staan wat rommelig bijgehouden wat Noordwijkerhout betreft. Niettemin kunnen we uit deze bronnen de namen halen van Dirck Claeszoon, Claes Janszoon en Alijdt, de weduwe van Dirck Borritszoon.
Twee mazzeltjes.
Bewoningsonderzoek levert resultaat op als je gedreven door blijft zoeken en alle opties naloopt. Maar een beetje mazzel is nooit weg. In dit geval bestaat die mazzel allereerst uit twee woorden die de notulist van de Tiende Penning uit 1557 als extraatje heeft geschreven. Hij noemt de familierelatie tussen Dirck Claeszoon en weduwe Alijdt.
In 1553 (boven) woont volgens de belastingontvanger van de Tiende Penning Claes Janszoon op de woning van Alijtje, de weduwe van Dirck Borritszoon. Hij gebruikt naast de woning tien morgen met 450 Rijnlandse Roe aan land en daarnaast nog eens vijf morgen. Bij elkaar dus 15 morgen en 450 Roe, wat gelijk staat aan een kleine 15 hectare. Hij huurt dat van Alijd voor 25 plus 15, dus 40 gulden en daarover betaalt Claes de Tiende Penningbelasting (10%): vier gulden. Vier jaar later blijkt dat dezelfde woning die Claes Janszoon “aenghebrocht” (aangemeld) heeft als zijn eigendom, dat jaar aenghebrocht is door Dirck Claeszoon. En dan volgt na Dircks naam het mazzeltje: “haer neef”. Theoretisch kan het woordje “haer” voor zowel een man als een vrouw gelden. Maar we gaan er hier als eerste mogelijkheid van uit dat het woordje “haer” verwijst naar Alijdt, die weduwe is van Dirck Borritszoon. We hebben dan een origineel bewijs uit de tijd zelf dat Dirck Borritszoon, zijn vrouw Alijdt en Dirck Claeszoon familiebanden kenden.
In ouder bronmateriaal dan de Tiende Penning van 1543 en het Morgenboek van hetzelfde jaar vind je meestal geen namen van gewone burgers of boeren. Maar omdat in Noordwijkerhout en De Zilk veel binnenduin lag dat eigendom was van de Graven van Holland tref je onder de vroegste duinpachters wel meer een Zilker of Noordwijkerhouter aan. We vonden in de rentmeestersrekening van het jaar 1523 al Dirck Borritszoon maar er is nog een tweede mazzeltje. Uit twee andere rekeningen, van 1529 en 1533, blijkt dat in die jaren een “Claes Dirck Borritszoon” in De Zilk woont. Dat levert een tweede mogelijkheid heb voor de verwantschap tussen Dirck Claeszoon en eerste bewoner Dirck Borritszoon, de laatste zou zijn opa kunnen zijn. Dirck is dus een zoon van Claes Janszoon of een zoon van Claes Dirckszoon maar in beide gevallen is hij familie van Dirck Borritszoon en zijn vrouw Alijd.
Enige verwarring geeft het Morgenboek van het Hoogheemraadschap van 1543. Hierin wordt voor de Vaartwel-locatie een “Belije Pouwelsdochter en anderen” als eigenaren genoemd. Belije zou er ook wonen. Maar wellicht was dit een fout in de opgeschreven naam want de gegevens uit de andere bronnen zijn duidelijk. Het blijft puzzelen voor stamboomliefhebbers. Maar de waarde van de hier gelegde puzzel is dat we er vrij zeker van kunnen zijn dat Vaartwel vanaf begin 16e eeuw door verschillende generaties van één familie bewoond is geweest. Zij waren boeren die naast de eigen weilanden een deel van het Zilker duin mochten pachten. En zij waren eigenaar van hun woning, terwijl in de eeuwen erna het onroerend goed in De Zilk grotendeels eigendom was van buitenstaanders. Verder weten we niet veel van de oudste generaties, maar vanaf Dirck Claeszoon is meer bekend.
1556-1612 Dirck Claeszoon en Neeltje Pietersdochter
We hebben geen achternaam voor Dirck omdat die in de 16e eeuw voor de gewone burger nauwelijks vermeld werden. Maar omdat zijn zoon Pieter de achternaam of toenaam “Oudaen” draagt kan het goed zijn dat Dirck die naam ook al had. In archieven zijn twee momenten uit het leven van Dirck beschreven. Het eerste dateert uit 1569 en betreft een boete voor het illegaal gebruik van zand uit het Zilker duin. Dirck moet bij de Houtvester van Holland op het matje komen, die zetelde op het Slot Teijlingen. Hij heeft zijn knecht opdracht gegeven om wagens zand te laden in het duin om “daer mede sijn landt toe te maecken”. De knecht schept dat zand op in het duin naast het huis van ene Floris Wolphertszoon. Die woonde mogelijk op de boerderij de Thiltenberg. Maar de knecht wordt betrapt door een opzichter van de rentmeester. Die maakt rapport op en vermeldt dat de verdachte gebruik maakte van een bruin paard met drie witte voeten en een bles op het hoofd en van een schimmelpaard. De knecht had toegegeven dat deze nauwkeurig beschreven paarden en de kar eigendom waren van zijn meester Dirck Claeszoon. De zaak is helder, een kat in het bakkie voor de Houtvester en zijn Meesterknapen.
De Houtvester meent dat Dirck de vaste boete van 25 gulden voor “de ontgronding van de wildernisse” dient te krijgen maar eist daarnaast ook de verbeurdverklaring van de twee paarden en wagen of een boete gelijk aan de waarde hiervan. Het oordeel laat hij over aan zijn Meesterknapen, die de rechtbank vormden. Dirck zal zijn verdediging gevoerd hebben via een jurist, maar daarvan wordt geen melding gemaakt in het beknopte rechtbankverslag. Uit de slecht leesbare krabbels van het verslag kunnen we opmaken dat de Meesterknapen het uiteindelijk houden op de vaste boete van 25 gulden en niet overgaan tot verbeurdverklaring. Interessant detail in deze zaak is dat het zich afspeelt vier jaar nadat de rijke Haarlemmer Claas van der Laen de erfpacht over het Zilker duin heeft gekocht van de rentmeester van de Graaffelijkheid. Van der Laen wordt echter niet genoemd in de hele kwestie. Vaartwel lag dicht tegen de grens van het Brederodeduin, die gevormd werd door de Stockweg. Het is mogelijk dat het zand is weggehaald aan de noordzijde van die grens en daar viel het onder de Brederodeduinen.
De tweede momentopname uit het leven van Dirck Claeszoon betreft zijn lot tijdens de Troubelen, het begin van de 80-jarige oorlog. Dirck wordt tijdens de belegering van de stad Haarlem enkele maanden door de Spanjaarden gevangen gehouden. Na zijn vrijlating keert hij terug maar de grote armoede waarin het gezin zich bevindt dwingt hem in te trekken bij zwager Jeroen Pieterszoon in Noordwijkerhout. Een meegenomen koe en wat huisraad gaat echter kort daarop verloren door het afbranden van het huis van Jeroen. Dirck kan niet meer terug naar De Zilk want zijn huis “lag plat” volgens zijn buren. Hij krijgt onderdak bij Frans Claeszoon, boer op Dijckenburg aan het Noordwijkerhoutse Westeinde. Het gezin komt uiteindelijk in Leiden terecht, de stad die vanaf oktober 1573 door de Spanjaarden belegerd wordt. Uit de Bollenstreek zijn vele boeren en burgers naar de veilig geachte muren van de stad gevlucht. Dirck en zijn gezin woonden tijdens het beleg dus in Leiden, maar hij wordt na het bekende Ontzet van deze stad door het stadsbestuur gevangen gezet, mogelijk omdat hij in Haarlem “contact” had gehad met de vijand. Zijn Spaanse gevangenschap werd blijkbaar als een negatieve daad uitgelegd in het fel anti-Spaanse Leiden. Dirck had overigens een zuster in die stad wonen, Margriet Claesdochter, zij woonde als Faliede Bagijn (religieuze vrouw) in Leiden en komt enkele keren voor in akten. De drie kinderen van Dirck en Neeltje zijn haar erfgenamen in 1585.
Dirck is uiteindelijk teruggekeerd naar De Zilk, heeft zijn huis herbouwd en is daar voor 1586 overleden, het jaar waarin zijn vrouw Neeltje Pietersdochter Coole of Colingh weduwe genoemd wordt in een document. De familie Coole woonde in Lisse en Hillegom, enkele nazaten in Noordwijkerhout. Van Dirck en Neeltje zijn drie kinderen bekend: Niesje trouwde met Willem Floriszoon Bol; hij is mogelijk een zoon van Floris Wolphertszoon uit de Houtvesterskwestie. Neeltje, zij trouwde Jan Jacobszoon Langevelt en woonde naast haar ouders. En Pieter, onze volgende bewoner van Vaartwel.
1612-1644 Pieter Dirckszoon Oudaen en Anna Jansdochter “Brama”
In 1585 wordt Pieter Dirckzoon genoemd in een nalatenschapsakte van zijn tante Margriet Claesdochter, de Faliede Bagijn in Leiden die een eigen huisje had op het hof van de Bagijnen. Hij is dan nog “onmondig”, hetgeen betekent dat hij nog geen 25 jaar oud was. Zijn zuster Niesje is dat jaar al getrouwd. Daarmee kunnen we inschatten dat Pieter ruim voor 1585 geboren is, ook omdat bekend is dat hij al voor dat jaar door een ongeluk oogletsel had opgelopen. Al met al moet hij ruim boven de 27 jaar oud zijn geweest toen hij in 1612 trouwde met Anna Jansdochter. Zij is geboren in het Langeveld circa 1589 en is een dochter van Jan Adriaenszoon en Beatris Adriaensdochter. Kinderen van Jan worden met de achternaam Brama vermeld, ondere andere kennen we zijn zoon Claes Janszoon Brama, die als oom van de kinderen van zijn overleden zus Anna tot voogd over hen benoemd wordt. En nog later wordt Cornelis Claeszoon Brama vermeld in de rol van voogd.
Het echtpaar trouwt in 1612 op huwelijksvoorwaarden, heel gebruikelijk in die tijd. Die worden opgemaakt bij een notaris in Haarlem. Om een idee te geven hoe dat eruit zag een detail uit de akte, betreffende beider inbreng van goederen in het huwelijk.
Vrij vertaalde bewoordingen: “…In die manieren en op zulke voorwaarden, als volgt. In den eersten zo verklaarde de genoemde Pieter Dirckszoon dat hij tot subsidie van dezen huwelijk inbrengt alle zijne goederen waarvan de toekomende bruid met haar vader goede kennis hebben en daarom alhier niet verder wordt gespecificeert. Ende de genoemde Anna Jansdochter ten overstaan van haar vader zal en belooft tot subsidie dezes huwelijk inne te brengen de somme van tweehonderd Carolus guldens van 40 grootte Vlaams (de gangbare guldensoort JD)…”
Twee dagen na het opmaken van deze huwelijksvoorwaarden blijkt dat de moeder van Pieter, Neeltje Pietersdochter Coole nog altijd leeft, dan al ruim een kwart eeuw weduwe van Dirck Claeszoon. Zij haalt een streep door haar testament van 1598, verklaart dat het geen enkele waarde meer heeft. Dit besluit is in de kantlijn van het originele testament geschreven. Het is een opmerkelijke daad maar valt te verklaren uit de inhoud van het testament. Zij heeft daarin nadrukkelijk bedongen dat haar zoon Pieter uit haar nalatenschap een prelegaat in de vorm van een groot perceel land dienen te krijgen. Het gaat om de Stockweide, in De Zilk herinnerd in de vorm van een straatnaam. Dit perceel lag voor een deel over de ambachtsgrens, in de Vogelenzang en was zo’n vijf hectare groot. De reden voor dit prelegaat is interessant. Pieter Dirckszoon heeft op jonge leeftijd door een ongeluk het zicht in één oog verloren en dat is al gebeurd in de tijd dat zijn vader nog leefde, dus voor 1586. Beide ouders hadden de intentie uitgesproken om hun “ongelukkige zoon” wat sterker in het zadel te zetten, maar dat niet concreet gemaakt. Neeltje Pietersdochter heeft dit alsnog in haar testament beschreven en ook stevig verankerd, in de zin dat zij stelt dat haar twee dochters het prelegaat niet mogen aanvechten. Haar overige goederen zouden in gelijke porties onder haar drie kinderen verdeeld moeten worden. Met het huwelijk, waarin volgens bovenstaande akte Pieter al zijn goederen inbrengt en dus ook het voorrecht de Stockweide toebedeeld te krijgen, is een geheel nieuwe situatie ontstaan. Mogelijk had Neeltje niet meer verwacht dat haar slechtziende zoon Pieter zou trouwen en haalt zij daarom 14 jaar na het opmaken van haar testament resoluut de streep erdoor. De drie kinderen erven daarmee in gelijke delen maar we weten niet wanneer de verdeling effectief werd door het overlijden van Neeltje.
Een jaar na het huwelijk van Pieter en Anna Oudaen wordt dochter Beatris geboren, vernoemd naar haar oma Beatris Adriaensdochter uit het Langeveld. Het echtpaar krijgt nog een tweede dochter, Marijtje. Pieter Dirckszoon komen we regelmatig tegen in allerlei notarisakten. De omvang van de weilanden bij Vaartwel blijft gelijk aan dat van zijn ouders, de bijna 15 hectare die achter de boerderij liggen en tot op de Swet doorlopen, de voorganger van de Leidse Trekvaart. En net als zijn ouders pacht Dirck een deel van het Zilker duin. In 1591 heeft Claes Maertenszoon, boer op de Druijvesteijnlocatie een contract gesloten met grondheer Van der Laen over de pacht van het Zilker duin door de aangrenzende boeren. Deze unieke constructie die tot diep in de 19e eeuw heeft bestaan hield in dat het duin opgesplitst werd in tien delen die door de boeren gebruikt konden worden voor het weiden van hun dieren. De aandelen waren overdraagbaar mits de grondheer tijdig werd ingelicht. Door met name nalatenschappen leidde dit tot ingewikkelde opsplitsingen, die de latere grondheer, de familie Six uit Amsterdam, veel hoofdbrekens moet hebben opgeleverd. Ook in de geschiedenis van Vaartwel zien we zo’n puzzel terug. Saillant detail van de regeling was de toestemming van de grondheer voor het halen van zand uit het duin, iets wat nadrukkelijk bedongen was door de boeren. Het heeft ertoe geleid dat al in de 17e eeuw een flink deel van het Zilker duin is afgezand.
Anna Jansdochter “Brama” is voor 1623 overleden. Uit dat jaar stamt het betrouwbare Hooftgelt Noordwijkerhout. Daarin zijn alle inwoners of gezinnen van het dorp inclusief De Zilk beschreven. Pieter Dirckszoon woont als weduwnaar op Vaartwel met zijn dochters Beatris en Marijtje. Deze dochters zijn ruim voor hun 10e jaar hun moeder verloren, die zelf jonger dan 35 was en mogelijk zelfs voor haar dertigste overleed, want zij kreeg maar twee kinderen en dat is een indicatie voor een onverwacht vroege dood.
1644-1688 Beatris Oudaen en Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade, Marijtje Oudaen
Marijtje Pietersdochter Oudaen zal haar hele leven vrijgezel blijven, zij is respectabel oud geworden voor haar tijd, zo’n 75. En zoals hier zal blijken heeft zij al die jaren op de Vaartwellocatie gewoond. Haar oudere zus Beatris trouwt met buurjongen Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade. In voorbije eeuwen vond men een levenspartner meestal binnen de directe omgeving. Vaak buren of familie, al kwamen neef-nicht huwelijken weinig voor, die waren verboden. Het echtpaar stelt in september 1642 een testament op. Dit gebeurde vaak kort na het huwelijk om veilig te stellen dat het opgebouwde bezit bij de juiste personen terecht zou komen en het verlies van de kersverse partner niet direct tot problemen zou leiden. We kennen drie kinderen van Jan en Beatris: Pieter, Jan en Gerrit Janszonen. Van Jan Janszoon ’s-Gravenmade weten we dat hij rond 1647 geboren moet zijn. Zijn vader Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade was zo’n 10 jaar ouder dan Beatris. Hij is geboren rond 1602 als zoon van Gerrit Claeszoon ’s-Gravenmade en Machtelt Corsteman. De familie ’s-Gravenmade waarvan de naam ook geschreven wordt als Schramade, Schravenmade, ’s-Gramade en Schrama, is nauw verbonden met Hillegom en De Zilk. De familie ontleent haar achternaam aan de Gravenmade, een duintje in Bennebroek, ten noorden van de Hillegomse Weeligenberg.
Het huwelijk van Jan en Beatris vindt een paar jaar voor het overlijden van Pieter Dirckszoon Oudaen plaats. In 1644 verdelen de twee dochters de boedel van hun vader. Het is opvallend hoe weinig er te verdelen valt. Dat kan verklaard worden door het gewijzigde testament van oma Neeltje Pietersdochter die haar nalatenschap in drie gelijke delen heeft nagelaten. Jan Gerritszoon en Beatris ontvangen twee percelen weiland of geestland. Eén perceel van drie morgen ten noorden van de Stockweg, dus in de Vogelenzang en het andere, ook drie morgen groot, ten oosten van de Swet of latere Trekvaart, daarmee op Hillegomse grond. Marijtje daarentegen ontvangt de ouderlijke woning plus een flink perceel van ruim zeven morgen die daar bij hoort. Dat perceel is slechts de helft van de 15 morgen die traditioneel als onderdeel van Vaartwel genoemd wordt. Uit latere documenten blijkt dat die andere helft al eerder eigendom was geworden van Jan Gerritszoon en Beatris.
Niettemin lijkt Marijtje Oudaen wat beter bedeeld te zijn en dat wordt weer rechtgezet door een bedrag van 1800 gulden dat zij aan haar zus en zwager schuldig wordt. Daarmee blijft de gehele Vaartwel-locatie eigendom van de familie Oudaen. Dit roept de vraag op waar Jan en Beatris dan woonden. Hier is het archiefmateriaal wat onduidelijk. Er lijkt sprake van twee dicht bijeen staande woningen, die op of dicht tegen de grens met de Vogelenzang stonden. Die situatie lijkt weergegeven in een landmetersschets uit het duinpachtersarchief van de familie Six. Het kaartje uit 1591 was gemaakt bij het opstellen van het eerste erfpachtcontract tussen de Zilker boeren en grondheer Claes van der Laen.
Aan de noordoostzijde van het Grote Zilker duin vinden we de grens in de vorm van de Stockweg. Linksonder boerderij Nabij van eigenaresse Diewer van der Laen, daarnaast Vaartwel van weduwe Neeltje Pietersdochter en vervolgens de boerderij van Louris Gerritszoon Langevelt, die volgens het kaartje net over de grens staat. Tegenover Vaartwel lijkt nog een huisje ingetekend. Vermoedelijk is dat de woning van Beatris en Jan Gerritszoon. De grond die de familie Oudaen gebruikte ligt zowel in De Zilk als in de Vogelenzang, zodat we hen ook tegenkomen in akten die in dat dorp zijn opgemaakt.
Het lijkt Beatris en haar man aanvankelijk voor de wind te gaan. Zozeer zelfs dat Jan in 1650 twee leningen verstrekt, bij elkaar 6.000 gulden vertegenwoordigend en dat is een groot bedrag voor die tijd. Jan Croon, die op boerderij Croonenstein aan de Beeklaan woonde tekent een schuldverklaring voor een bedrag van 5.000 gulden, waarvoor hij dan vijf jaar lang twee percelen land van Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade mag gebruiken, bij elkaar ruim 10 hectare of 12 morgen groot. En Jan Janszoon Naardenburg uit Sassenheim leent datzelfde jaar 1.000 gulden. Vervolgens is er in 1652 nog een Haarlemmer die 400 gulden schuldig wordt aan het echtpaar.
Jan leent dus veel geld uit maar we komen hem in de jaren na 1652 juist vooral tegen als schuldenmaker. Hij leent het ene na het andere bedrag. Het waarom van deze vrij plotse omslag in de vermogenspositie van het echtpaar is niet duidelijk, maar het lijkt erop dat zij in financieel zwaar weer terecht zijn gekomen. Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade sluit in oktober 1662 zijn laatste lening af, Beatris weet die in augustus 1663 nog af te lossen, maar wordt die dag weduwe genoemd. Jan Gerritszoon ’s-Gravenmade is dus tussen die twee datums overleden. De kinderen van het echtpaar zijn dan nog jong, alle drie beneden de 20 jaar waarschijnlijk. Weduwe Beatris probeert het bedrijf gaande te houden, maar dat lukt haar nauwelijks. Een deel van het Kijfduin wordt verkocht aan burgemeester Johan van Thilt uit Haarlem, eigenaar van de nabijgelegen hofstede de Thiltenberg. En Beatris maakt nieuwe schulden.
In 1675 overlijdt de vrouw van haar zoon Gerrit en blijkt uit de boedelbeschrijving van Gerrit dat hij net als zijn broers 800 gulden tegoed had als aandeel in de erfenis van hun vader. Op papier was Beatris dus ook nog geld schuldig aan haar zonen, bij elkaar 2.400 gulden. Haar woning met vier morgen aanliggend weiland verkoopt zij noodgedwongen in 1681 voor 3.400 gulden aan haar zuster. Uit de omschrijving van die woning wordt nog eens duidelijk dat deze ten zuidwesten van Vaartwel, de woning van Marijtje Pietersdochter Oudaen stond. Dat moet er pal naast of tegenover geweest zijn. Zij is er gewoon blijven wonen, maar dan onder de naam van haar zoon Pieter Janszoon ’s-Gravenmade.
Het jaar daarop wordt Beatris Oudaen door het dorpsbestuur van Noordwijkerhout onder curatele gesteld en zullen curatoren haar boedel moeten verkopen. Opmerkelijk genoeg is het het leven van Beatris volgens het ambachtsbestuur van de Vogelenzang geeindigd want in april wordt de “geabandonneerde” (verlaten) boedel van “wijlen Beatris Pietersdochter” voor ruim 4.300 gulden verkocht. Die boedel bestaat dan in de Vogelenzang uit een perceel van negen morgen land rond het Kijfduin, nabij de Stockweg. Maar Beatris was zeker nog niet overleden, dat gebeurt pas jaren later. Een kwalijk foutje van de ambachtsbestuurders. In 1688 tekent zij springlevend, 75 jaar oud en daarom met enigszins bibberende hand een verklaring bij de notaris. Gelukkig wisten de bestuurders in Hillegom beter want daar wordt uit de boedel voor 2.800 gulden nog een groot perceel van 10 morgen (9 ha) verkocht en is er geen sprake van een “wijlen” Beatris.
1688-1693 De erfenis van Marijtje Pietersdochter Oudaen
Vrijgezel Marijtje Pietersdochter Oudaen overlijdt kort na het opmaken van een tweede testament in december 1690. Zij heeft kind nog kraai, maar wel een aantrekkelijke nalatenschap. Zij moet een kordate vrouw zijn geweest die de eigen boerderij waarschijnlijk met behulp van boerenknechten succesvol draaiende heeft weten te houden. In haar laatste levensjaren komen we haar meerdere keren tegen in akten van de notaris. Dat heeft voor een deel te maken met de ingewikkelde verpachting van het Zilker duin. Binnen haar familie en naaste buren is het aandeel in de pacht versnipperd geraakt door nalatenschappen en overdracht van woningen waardoor er aandelen in breukgetallen zijn ontstaan. Bijvoorbeeld 2/3e in 3/4e deel, lekker ingewikkeld dus. Twee van Marijtjes neven menen recht te kunnen claimen uit de erfenis van hun opa Pieter Dirckszoon op een dergelijk aandeel. Eén neef, Pieter Janszoon ’s-Gravenmade overlijdt in die periode en in zijn nalatenschap gaat het aandeel in de pacht van het Zilker duin een rol spelen. Toch lijkt de discussie hierover een goede afloop gehad te hebben.
In haar eerste testament van augustus 1690 laat Marijtje Pietersdochter haar bezit na aan de twee andere zoons van zus Beatrix, Jan Janszoon en Gerrit Janszoon. In het geval van Gerrit gaat zijn deel naar zijn kinderen want Gerrit is kort daarvoor overleden. Er is echter ook een prelegaat voor Jan Janszoon ’s-Gravenmade. Hij krijgt haar woning Vaartwel met vier morgen aan bijbehorende landerijen. Het overige bezit wordt onder twee neven verdeeld.
Kort na het opmaken van dit eerste testament is Marijtje Pietersdochter door omstandigheden tot geheel andere inzichten gekomen. Zij zet in december van hetzelfde jaar in een gewijzigd testament één neef geheel buitenspel. Haar zus Beatris komt in beide testamenten sowieso niet voor, zij is mogelijk al overleden of heeft nog restschulden, waardoor een eventuele erfenis van haar zus opgeëist zou worden door schuldeisers. Marijtje bepaalt nu dat haar neef Cornelis Claeszoon Brama een bedrag van 600 gulden uit haar erfenis dient te ontvangen. Hij was haar voogd bij het opstellen van diverse notarisakten. Marijtje wil daarnaast haar Haarlemse dokter Johan Aalbertsz Borst een huisje met boomgaard op twee percelen weiland achter de boerderij schenken, bij elkaar maar liefst acht morgen of ruim zes hectare groot. Bovendien ontvangt de goede dokter ook nog een breukaandeel in het Zilker duin, tweederde van een pachtperceel. Alle overgebleven bezittingen gaan naar de kinderen van overleden neef Gerrit Janszoon’s-Gravenmade. Neef Jan Janszoon krijgt in tegenstelling tot drie maanden eerder waarin hem nog een woning was toebedacht, nu helemaal niets meer. Er zal in die tussenliggende maanden vast iets gespeeld hebben tussen Marijtje en haar neef Jan….
De brave dokter Borst wist blijkbaar niets af van de gulle schenking van zijn patiënt. Of hij zat niet te wachten betrokken te raken in de discussie rond de aandelen in de pacht van het Zilker duin. Hij verwerpt de schenking waardoor het onroerend goed van Marijtje Pietersdochter nu geheel terechtkomt bij de kinderen van haar neef Gerrit Janszoon. Hun belang wordt beschermd door twee neven uit Hillegom die door Marijtje in haar testament aangesteld worden, Gerrit en Maarten Huijgenszoon. Vanaf deze periode geeft het archief geen informatie meer over de tweede woning, die door Beatris bewoond werd.
Aanvulling 2 juli 2022: uit een in Den Haag gevonden documentje blijkt dat dokter Borst het aan hem toegekende legaat van acht morgen weiland met een huisje mogelijk om een zeer nobele reden heeft geweigerd. De voogden van de neefjes van Marijtje Pieterszoon wilden voor de kinderen een boerenbedrijf opzetten en hadden geld nodig om een boerderijtje te pachten en wat koeien en paarden aan te kopen. Dokter Borst heeft hier aan meegewerkt en zo kon weiland verkocht worden om dit doel te bereiken. JD
1693-1734 Jodocus Cousebant, zijn zoon Adriaen en kleinzoon Francois
Met de verkoop van Vaartwel door genoemde voogden aan Jodocus Cousebant in 1693 krijgt de boerderij een eigenaar van een heel ander kaliber dan in de 170 jaar daarvoor. Vaartwel wordt als volgt omschreven (vereenvoudigd) :
“…in volle eigendom over te geven bij deze aan en ten behoeve van de heer Jodocus Koussebant, een boerenwoning met stal, schuur, hooibergen en boomgaard, geboomte en beplanting, gelegen in de Sillick onder het ambacht Noordwijkerhout. Samen met de wei-, hooi- en teellanden tot de boerderij behorend groot omstreeks 15 morgen. En dat nog met verdere huis of getimmerte op het verkochte staande…”
Daarnaast behoort tot de koop het recht op 2/3e deel van het pachtperceel in het Zilker duin dat vanouds aan deze woning gekoppeld was. Ten tijde van de koop wordt de boerderij gebruikt door ene Aalbert Janszoon, een naamcombinatie die meer voorkomt. Een achternaam is daarom helaas niet achterhaald. Aalbert wordt in 1720 als pachter opgevolgd door Maarten Claeszoon van der Velt, telg uit een bekende familie uit de Vogelenzang. Jodocus Cousebant betaalt voor het geheel van boerderij en landerijen 4.400 gulden.
Jodocus stamt uit een oud en zeer rijk Haarlems geslacht. De vader van Jodocus is Frans Barentszoon Cousebant, die in tweede huwelijk was getrouwd met Adriana van der Hulft. Via haar kwam de familie Cousebant in het bezit van twee belangrijke hofsteden aan de Trekvaart, namelijk Middelburg aan de Loosterweg in Lisse en Breeland aan de Zilkerbinnenweg. Maar niet alleen door bezittingen is de familie Cousebant voor ons interessant. Na de Reformatie heeft deze vooraanstaande Haarlemse familie strak vastgehouden aan haar katholieke geloof en dat is bijzonder in het gewest Holland waar de bovenlaag van de bevolking gereformeerd was en de belangrijkste maatschappelijke posities innam. Toch heeft de familie Cousebant zich moeiteloos kunnen handhaven en ontwikkelen binnen het gewest. Misschien dat het flinke aandeel katholieken tussen de steden Haarlem en Leiden daar een rol bij gespeeld heeft, het werkgebied van de Cousebanten. Binnen de familie tellen we meerdere geestelijken waaronder ook twee van de kinderen van Frans Barentszoon Cousebant. Johanna wordt “geestelijk dochter” en de hoog opgeleide zoon Joseph maakt carriere als priester en pastoor, was zelfs enige tijd religieus adviseur van de Franse Zonnekoning Louis de Veertiende. Hij wordt na vertrek uit Frankrijk als provicaris één van de leiders in de organisatie die na het verbod op de bisdommen de katholieken rond Haarlem ondersteunde.
Jodocus Cousebant trouwde Maria Crucius. Hij erft van zijn broer Jozeph de hofstede Middelburg in Lisse, waarvan het boerderijgedeelte nog altijd te zien is aan de Loosterweg, naast de Keukenhof. En van zijn broer Gerard erft hij Breeland, samen met onder andere zus Johanna. Jodocus en Maria krijgen maar één kind, Adriaen Francois Cousebant. Adriaen wordt in 1709 als enig erfgenaam eigenaar van boerderij Vaartwel maar ook van de hofstede Middelburg en kort na 1710 van Breeland. Middelburg verkoopt Adriaen in 1722, Vaartwel wordt nog enkele jaren aangehouden. En Breeland blijft zelfs nog een eeuw lang eigendom van de Cousebantfamilie.
Adriaen Francois Cousebant 1709-1734
Adriaen Francois Cousebant heeft net als zijn vader Jodocus ook maar één zoon en erfgenaam, Francois Bernard Cousebant. Hij leefde gescheiden van brood en bed van de moeder van de jongen, Maria Emonds. Pastoor Gerard van Vliet uit Osdorp fungeert als tussenpersoon in de correspondentie. Echtscheiding is voor de fel katholieke familie hoogstwaarschijnlijk nooit een optie geweest. En daarmee is hertrouwen ook onmogelijk. Het omvangrijke bezit dat Adriaen uit de diverse erfenissen van vader, ooms en tante heeft opgebouwd verdient bescherming, net als het belang van zijn zoon. Francois. Maria Christina Emonds, vrouwe van Waspik treft een bijzondere regeling met haar echtgenoot-op-afstand. Zij beheert al de zaken en bezittingen van haar zoon zolang die onvolwassen is. Daarom is het Maria Emonds die in 1734 boerderij Vaartwel zal verkopen namens haar zoon. De prijs is 2.000 gulden, minder dan de helft van het bedrag dat Jodocus Cousebant veertig jaar eerder betaalde.
Vlak voor de verkoop vinden we nog een interessant detail in de belastingregisters van Noordwijkerhout van 1732. Maarten Claeszoon van der Velt is nog altijd pachter van de woning van de heer Cousebant, dan al zo’n twaalf jaar. Een tweede huisje op de locatie is volgens het register afgebroken. Op de Vaartwel-locatie stond volgens de omschrijvingen nog maar één woning, tot de boerderij werd vijftien morgen aan landerijen gerekend, een tweede huisje wordt nergens genoemd. De aantekening in het belastingregister kan verwijzen naar het tweede huis van de familie Oudaen maar dat zou al eerder afgebroken zijn. Andere optie is een arbeiderswoning tussen de weilanden, in 1690 toebedacht aan de Haarlemse dokter van Marijtje Pietersdochter, zoals elders in dit verhaal toegelicht.
Nog tijdens zijn leven draagt Adriaen Cousebant al zijn roerende en onroerende goederen over aan zijn inmiddels volwassen geworden zoon Francois Bernard Cousebant. Dat is twee jaar na de verkoop van Vaartwel. Het opgestelde overzicht uit 1736 getuigt van indrukwekkende rijkdom, bijvoorbeeld alleen al het eigendom van 28 panden in Haarlem. Daarnaast vele boerderijen en hofsteden met landerijen verspreid over het gewest Holland. Alles keurig weergegeven met de jaarlijkse pachtopbrengst. Hieronder valt ook Breeland in de Kleine Zilk dat voor 200 gulden pacht per jaar in de boeken staat en pas in 1822 wordt verkocht door de kleindochter van Francois Cousebant. Als tegenprestatie voor de overdracht van dit enorme bezit moet Francois zijn vader jaarlijks slechts veertienhonderd gulden uitkeren, zo lang Adriaen nog leeft.
Francois Bernard Cousebant werd via zijn huwelijk met Maria Christina Genoveva van Alkemade heer van Oud-Alkemade en woonde op het gelijknamige kasteel in Warmond. Hij werd tevens in de adelstand opgenomen. Voor een telg uit een katholiek geslacht een bijzonder verhaal. Hij is in 1799 overleden.
Het boerderijgebouw Vaartwel rond 1730
De opsplitsing van de aandelen in de pacht van het Zilker duin door de aangrenzende boeren was lastig te volgen voor de grond- of erfpachteigenaren, de Amsterdamse familie Six. Vooral als die opsplitsing via nalatenschappen tot stand kwam en niet aan de grondheer werd gemeld. Dat is mogelijk de reden waarom Amsterdammer Jan Six cum suis besluiten vanaf 1730 de percelen rond het duin in kaart te brengen en op te meten, zodat een verbeterde toewijzing van de verhuurde percelen mogelijk wordt. Hieraan danken we een schetstekening van de grondvorm en maten van boerderij Vaartwel zoals die rond 1730 is gemaakt. Het maakt deel uit van de Collectie Six en is door de familie voor dit onderzoek beschikbaar gesteld. De schets vermeldt de familie Cousebant als eigenaar en die verkochten de boerderij in 1734 dus we weten zeker dat de schets voor die datum gemaakt is. En omdat ook de naam van buurman Jan Arijszoon (Schrama/’s-Gravenmade) genoemd wordt weten we zeker dat het om Vaartwel moet gaan, want de familie Cousebant was namelijk ook eigenaar van Breeland en die boerderij aan de Zilkerbinnenweg had een vergelijkbare vorm.
Wat we waarschijnlijk nooit zullen weten is of het getekende huis ook hetzelfde pand is dat Dirck Claeszoon bouwde nadat zijn woning tijdens het Beleg van de steden Haarlem en Leiden was vernietigd. Het is niet onmogelijk dat de schets inderdaad een pand van 150 jaar weergeeft, de vorm met de vele uitbouwtjes komen we namelijk meer tegen bij 16e eeuwse boerenwoningen in de Bollenstreek. In de eeuw daarna worden vooral boerderij met een lange rechthoekige romp gebouwd.
Het huis lijkt echter niet of nauwelijks op de huidige Vaartwelwoning. Een vergelijking van de schets en een kadastertekening uit 1832 laat dat mooi zien. De schets van de familie Six is daarbij van strakkere lijnen voorzien en ingekleurd, het kadaster tekende voor ons de vorm van de Vaartwelwoning uit de 19e eeuw. De getekende schaal is onbekend, dat maakt vergelijken iets lastiger. Maar voorlopig is de conclusie dat het huidige Vaartwel-gebouw weinig of geen overeenkomsten met het gebouw uit 1730 vertoont en dus na dat jaar gebouwd zal zijn.
De vraag is vervolgens wie de huidige Vaartwelwoning dan heeft laten bouwen. Gezien de datering van bovenstaande landmeterstekening uit circa 1730 en de verkoop door de familie Cousebant in 1734 lijkt het onwaarschijnlijk dat die familie vlak voor verkoop nog een nieuwe woning liet bouwen. En gezien de zeer broze status van het huwelijk van Adriaen Cousebant en Maria Emonds kunnen we dat idee definitief afschrijven. Je verkoopt niet een woning die je net tevoren gebouwd hebt?
Het “nieuwe” Vaartwel moet gebouwd zijn door één van de volgende eigenaren, na 1734. En dan komen we uit bij de familie Van Roon
1734-1761 Cornelis Hendrickszoon van Roon
Met de aankoop van Vaartwel door Cornelis Hendrickszoon breekt een nieuwe periode aan van bijna 200 jaar waarin de boerderij eigendom blijft van een heel rijtje personen met familiebanden. Die periode duurt voort tot 1950 met de familie Van Haaster als laatsten in dat rijtje. Koper Cornelis Hendrickszoon is in 1696 in de Vogelenzang gedoopt als zoon van Hendrick Janszoon van Roon en Lijsbeth Cornelisdochter van der Fits. Dit echtpaar was vijf jaar eerder getrouwd in Noordwijkerhout, het geboortedorp van Lijsbeth. Cornelis trouwt zelf in 1720 met Hilletje Jansdochter Sonnevelt en heeft met haar in de Vogelenzang gewoond en gewerkt totdat het echtpaar in 1734 Vaartwel kan betrekken. Zij krijgen drie kinderen maar veel meer weten we niet over Cornelis en Hilletje. Zover we kunnen zien heeft Cornelis de boerderij niet uitgebreid, het lijkt er vooralsnog op dat alleen de 15 morgen weiland door hem werden bewerkt. Een schuldverklaring aan zijn broer Pieter voor een bedrag van 2.900 gulden is een indicatie dat het boerenbedrijf met tegenslag te maken had. Drie jaar later besluit Cornelis dan ook zijn bezit via een openbare veiling te verkopen. In het veilingdocument treffen we voor de eerste keer de naam Vaartwel aan, in onderstaande kopie wat uitvergroot. De opbrengst van de veiling, 3.050 gulden is maar net genoeg om de schuld bij broer Pieter Hendrickszoon af te lossen.
Overigens zou de schuld die Cornelis in 1758 bij zijn broer maakte ook verklaard kunnen worden met de herbouw van Vaartwel. Dan zouden we een bouwdatum voor de huidige woning hebben. Maar het staat simpelweg nergens vermeld! Logischer datum moeten we zoeken in de periode dat broer Pieter Hendrickszoon op Vaartwel woonde. Die had meer geld in kas, zo de archieven ons laten zien.
Pieter Hendrickszoon van Roon met Gerritje Heemskerk.
Pieter van Roon is in 1698 in de Vogelenzang geboren, Gerritje in 1699 op het Huis Ter Lugt aan de Delfweg. Maar zij is kort daarna met haar ouders naar Lisse verhuisd. Zij is dochter van Hendrick Heemskerk en Marijtje Admiraal. Pieter en Gerritje van Roon-Heemskerk krijgen na hun huwelijk in 1723 vier kinderen. Maar Gerritje is geen lang leven gegund, zij overlijdt ruim voor haar 40e. Haar oudste kind, Hendrik, is dan nog maar zo’n 15 jaar oud. En zoals zo vaak in het geval van vroeg overlijden van een partner, wordt er snel hertrouwd. De tweede echtgenote van Pieter Hendrickszoon is Jannetje Leendertsdochter Erffoort, zij was weduwe van Jan Corneliszoon Meerburg.
In tegenstelling tot zijn broer lijkt Pieter aanzienlijk succesvoller als boer. In 1742 koopt hij negen morgen land in de Vogelenzang van de erven Van der Fits en een jaar later diverse percelen ten westen van het Zilker duin, grenzend aan de weilanden van boerderij Wassenaar. Dat is maar liefst 16 morgen of 14 hectare groot. Op dat perceel staat een “boerewoning”. Voor deze forse uitbreiding van het bedrijf betaalde het echtpaar niet meer dan 3.200 gulden. Waarschijnlijk heeft Pieter dat huis met Jannetje in gebruik genomen en woonde daarmee vlak bij zijn broer Cornelis. Het echtpaar houdt deze woning altijd in eigendom.
In 1761 volgt de aankoop van Vaartwel, niet uit de hand maar op een veiling voor broer Cornelis Hendrickszoon. Of het bedoeling was dat Pieter de boerderij van zijn broer zou kopen is maar de vraag. Onroerend goed was midden 18e eeuw zo weinig waard dat Pieter het risico liep dat zijn broer Cornelis te weinig zou vangen om zijn lening bij Pieter terug te betalen. Het is ook goed mogelijk dat er weinig animo of belangstelling was. Maar daarmee is Pieter nog niet uitgekocht. Drie jaar later overlijdt zijn buurman Willem Janszoon Trompert van boerderij Nabij. Willem was getrouwd met Marijtje van Roon, Pieters dochter. Uit de boedel van die boerderij wordt bijna 13 morgen landerijen in de Zilk en Vogelenzang toegevoegd aan het toch al omvangrijke bezit van Pieter Hendrickszoon en Jannetje Erffoort.
Jannetje overlijdt in 1770 en Pieter maakt kort hierop een eerste testament op. Hieruit blijkt dat van zijn vijf kinderen met Gerritje Heemskerk de jongste twee overleden zijn. Oudste zoon Hendrick is getrouwd met Aaltje Cornelisdochter Verdegaal en woont in Rijnsburg. Dit echtpaar heeft kinderen gekregen heeft maar Hendrick is voor 1770 overleden. Aaltjes broer Sijmon Verdegaal trouwde Huibertje Hendrickszoon Heemskerk en woonde ook in De Zilk. Zij kochten onder andere een boerderij aan de Tweede Doodweg in de Vogelenzang, naast de landerijen van Pieter van Roon. Erfgenamen van Pieter zijn volgens het testament zijn zoon Gerrit, dochter Marijtje en de kinderen van Hendrick. Pieter spreekt de wens uit dat Gerrit boerderij Vaartwel over zal kunne nemen.
Maar Magere Hein heeft heel andere plannen met het gezin van Pieter Hendrickzoon. Gezins- en vermogensplanning was voor de 18e eeuwse Noordwijkerhouters een kwestie van geluk. Zo ook in het geval van Pieter Hendrickszoon. Zoon Hendrick is hij al verloren, die werd slechts 39 jaar. Pieter heeft wel kleinkinderen uit Hendricks huwelijk met Aaltje Verdegaal. Pieters dochter Marijtje die met Willem Janszoon Trompert getrouwd was woonde naast hem op boerderij Nabij. Zij kreeg meerdere kinderen met Willem Trompert maar geen van deze kinderen blijft in leven, minstens drie kinderen zijn levenloos geboren. Marijtje neemt Nabij over uit de boedel van haar overleden man en betaalt haar drie stiefkinderen uit. Zij hertrouwt met Claas Wouterszoon van Velsen maar overlijdt zonder kinderen na te laten. Kort voor haar dood in januari 1781 verkoopt zij boerderij Nabij aan een zwager. En in mei van dat jaar overlijdt ook zoon Gerrit, een zware klap voor de oude Pieter Hendrickszoon, dat jaar 83 geworden. Hij heeft alleen nog kleinkinderen. Pieter moet noodgedwongen zijn testament aanpassen in 1781. Trijntje Jansdochter van Velsen woont in de woning in de Vogelenzang die Pieter in 1743 kocht en altijd in eigendom had gehouden. Naast Trijntje en haar kinderen worden de kinderen van overleden zoon Hendrick en Aaltje Verdegaal de enige erfgenamen van Pieter. Die koopt op hoge leeftijd zelfs nog een huisje in het centrum van Hillegom.
Weduwnaar Pieter Hendrickzoon van Roon wordt voor zijn tijd behoorlijk oud, ruim 85 jaar. Hij overlijdt in oktober 1782, heeft zijn kinderen allemaal overleefd en laat een flinke nalatenschap na voor de kleinkinderen. Bijzondere voorwaarde in zijn testament is dat zijn erfgenamen het bezit wel mogen verdelen, maar niet mogen verkopen. Dat leidt nog tot een ingewikkelde afwikkeling van zijn nalatenschap
Te verdelen | Koop | Grootte | Toebedeeld aan: |
Percelen weiland in de Vogelenzang | 1742 | 9 morgen | Erven Hendrick Pietersz van Roon |
Een woning de Vogelenzang | 1743 | 11 morgen 529 RR | Erven Gerrit Pietersz van Roon |
Diverse weilanden in De Zilk | 1743 | 16 morgen 140 RR | Erven Gerrit Pietersz van Roon |
Weiland Hillegom | 1756 | 3 morgen 400 RR | Erven Hendrick Pietersz van Roon |
Boerderij Vaartwel | 1761 | 14 morgen 526 RR | Erven Hendrick Pietersz van Roon |
Diverse weilanden in de Vogelenzang | 1765 | 12 morgen 485 RR | Erven Gerrit Pietersz van Roon |
Totaal bezit | 68 morgen 280 RR (58,3 hectare) | ||
De erfgenamen van Pieter Hendrickszoon van Roon 1782-1808
De voorwaarden tot instandhouding van het bezit wordt door de erfgenamen keurig opgevolgd. Trijntje Jansdochter, de weduwe van Gerrit Pieterszoon van Roon hertrouwt met Job van Velsen uit Noordwijk en gaat daar ook wonen. De boerderij in de Vogelenzang wordt verhuurd en pas tien jaar na de dood van Trijntje zal Job de woning in 1811 op zijn naam kunnen laten stellen. Boerderij Vaartwel blijft tot 1808 eigendom van de drie kinderen van Hendrick Pieterszoon van Roon: Gerritje, Niesje en Pieter. In de uiteindelijke overdracht aan Gerritje van de twee derden delen van Niesje en Pieter speelt de plotseling dood van Niesje een rol.
Niesje was in eerste huwelijk getrouwd met Cornelis van Paridon. Zij krijgt met hem drie kinderen: Hendrik, Aaltje en Jurriaan. In januari 1797 wil zij opnieuw trouwen, met Hendrik van Zoomeren. Zij maken huwelijksvoorwaarden op en moeten daar eigenlijk ook een lijst van ingebrachte goederen aan koppelen maar dat verzuimen zij. Drie maanden later overlijdt Niesje, het kersverse echtpaar wist nog net een week daarvoor een testament op te maken. Hendrik maakt geen punt van de erfenis, alle ingebrachte bezittingen van Niesje worden eigendom van de drie kinderen uit haar eerste huwelijk. De voogden van deze kinderen besluiten samen met Pieter Pieterszoon van Roon om gezamenlijk hun 2/3e deel in het bezit van boerderij Vaartwel en landerijen aan Gerritje Pietersdochter van Roon over te dragen. En omdat Gerritje uit haar twee huwelijken met Jurriaan van Pardion en Cornelis van Zuijlen slechts één erfgenaam heeft komt Vaartwel in 1834 uiteindelijk in handen van haar dochter Adriana van Zuijlen.
Vanaf 1782 tot aan zijn eigen overlijden in 1824 is Sijmon van der Hulst pachter en bewoner van Vaartwel. Het is mogelijk dat Pieter van Roon met de aankoop van een huisje in Hillegom de bedoeling had daar zijn levensdagen te slijten. Dat past bij het jaar van het huwelijk en de bewoning van Vaartwel door Sijmon van der Hulst. Die betrok de boerderij in 1782 en waarschijnlijk was dat nog voor het overlijden van Pieter van Roon op zeven oktober. Sijmon deelt voorouders met de verpachtende familie Van Roon. Sowieso komen alle bewoners van Vaartwel tot aan de 19 eeuw grotendeels uit de Vogelenzang en onder hen treffen we onder andere bekende boerengeslachten aan zoals Zeestraten en Van der Fits.
Grietje en Sijmon kregen een flink gezin, waarvan de meeste kinderen een respectabele leeftijd hebben bereikt in de 19e eeuw, iets wat lang niet alle ouders konden zeggen. Na het overlijden van Sijmon en Grietje, beiden in 1824, wordt in april 1825 de gehele inboedel verkocht, ook het vee. Dat is waarschijnlijk gebeurd om ieder van de kinderen een erfdeel te kunnen geven, want het echtpaar is opgevolgd in de pacht van Vaartwel door Jacob van der Hulst en zijn vrouw Aagje Heemskerk.
Een indruk van de omvang van het boerenbedrijf van Sijmon en Grietje van der Hulst kunnen we vinden in het Veefonds van 1812-1814. Het werd opgericht om geld te verzamelen ter bestrijding van de veepest die nog altijd de boerenstand zwaar kon treffen. Sijmon molk in 1814 negentien melkkoeien, had 10 stuks jongvee in de wei staan en gebruikte twee paarden op zijn bedrijf. Daarnaast liepen er ook nog 15 schapen rond. Ter vergelijk de cijfers voor heel Noordwijkerhout: 833 melkkoeien, 453 jongvee, 115 paarden en 689 schapen.
Hoe lang Jacob en Aagje van der Hulst-Heemskerk precies op Vaartwel hebben gewoond is niet helemaal duidelijk. In 1829 staan zij in de Volkstelling van dat jaar vermeld als bewoners van de boerderij. Hun laatste kind wordt in De Zilk geboren in 1832 maar zij zouden daarna volgens bronnen verhuisd zijn naar Marienbosch in de Vogelenzang. Dat gebeurde in ieder geval voor 1848/49, het jaar waarin de familie Van Haaster op Vaartwel komt te wonen.
Adriana van Zuijlen 1834-1854
Gerritje van Roon maakte kort na het op naam krijgen van Vaartwel met landerijen een eerste testament op, in 1810. Daarin is haar dochter Adriana van Zuijlen haar erfgenaam, mits zij bij de dood van Gerritje al volwassen is. Anders wordt Vaartwel naast Adriana ook eigendom van Gerritjes broer Pieter die dat jaar nog leeft (ovl 1811) en de kinderen van broer Hendrick. Maar Gerritje zal nog bijna 25 jaar leven, zij overlijdt in 1834, werd 79 jaar oud. Haar tweede testament uit 1823 wordt dan effectie en daarin is dochter Adriana van Zuijlen haar enig erfgenaam op een legaat van de katholieke kerk van Rijnsburg na. De kerk krijgt een groot weiland van ruim twee bunder (hectare) in de Elstgeester polder in Voorhout toebedeeld. Maar dit onder voorwaarde dat 30 jaar lang elk jaar drie missen worden opgedragen ter nagedachtenis aan Gerritje en haar twee overleden echtgenoten.
Adriana van Zuijlen is in 1820 getrouwd met Jacobus van Haaster uit Rijnsburg. Het echtpaar woonde op het Moleneind op een flinke boerderij; zij krijgen negen kinderen waarvan er bij de dood van Jacobus in 1846 nog zes in leven zijn. Drie zonen, waaronder een tweeling, zijn in 1830/31 kort na geboorte overleden. Adriana hertrouwt al een jaar na de dood van Jacobus met Hendrik (Hein) Pennings, boer op het Huis Ter Lugt aan de Delfweg in Noordwijkerhout. Adriana heeft dan niet meer de leeftijd om ook met Hein nog kinderen te krijgen. Het echtpaar trouwt op huwelijkse voorwaarden, een traditie onder boeren om het familiebezit in stand te houden. En in dit geval is de inbreng van Adriana ook aanzienlijk groter want die wordt op 135.000 gulden getaxeerd, tegen 69.000 voor Hein Pennings.
De kinderen van Adriana zijn allemaal nog jong, vier van de zes verhuizen mee naar Noordwijkerhout. Jasper en Cornelis zijn inmiddels getrouwd. Met de drie kinderen die Hein Pennings had uit zijn eerste huwelijk met Margaretha van der Hulst, een dochter van Sijmon, de pachter van Vaartwel, zou je het gezellig druk kunnen noemen, daar op het Huis Ter Lugt!
Vaartwel midden 19e eeuw
De tekening laat de boerderij zien, aan de westzijde geheel beschermd door een brede strook bos, ten zuiden een boomgaard. Aan de rechterzijde grenst de boerderij aan de dorps- en provinciegrens. Opvallend is het kleine perceel tuin, midden tussen de weilanden. Het kadaster maakte onderscheid tussen bos, boomgaard en tuin en heeft dit perceel van ruim elfhonderd vierkante meter opgeschreven als tuin. In het Vaartwelarchief wordt in het testament van Marijtje Pietersdochter Oudaen de verklaring gevonden voor dit tuinperceel. Het zou een boomgaard of tuin tussen de weilanden “de Middelste Way” en “de Karrewaij” geweest zijn waarop ook een huisje heeft gestaan. De omschrijving uit 1690 past precies bij dit ingetekende perceel. Het is waarschijnlijk een arbeiderswoning geweest voor personeel dat bij Marijtje Pietersdochter in dienst was. Als vrijgezelle vrouw kan zij nooit in haar eentje haar boerderij hebben bewerkt, een plausibele uitleg. En het verklaart ook welk huisje in 1732 in de dorpsbelasting definitief wordt afgeschreven.
Naast de percelen in De Zilk, liggen vlak over de grens met de Vogelenzang, ingeklemd tussen de huidige N206 en de Noorderleidsevaart nog de percelen die uitmaken van de negen morgen, die Pieter Hendrickszoon van Roon in 1742 kocht. En ook behoort tot Vaartwel nog altijd bijna vier hectare aan de oostzijde van de Trekvaart in de gemeente Hillegom. De aanleg van de kaarsrecht gegraven Leidse of Haarlemmer Trekvaart in 1656 maakte dat weilanden gesplitst werden. De familie Oudaen moest voor de aanleg 80 Rijnlandse Roe aan land afstaan. Het afgesneden stuk wordt later verkocht. Toch lag een deel van het weiland dat in de 18e eeuw bij Vaartwel hoorde aan de Hillegomse zijde van de Trekvaart.
Alles bij elkaar is Vaartwel in het midden van de 19e eeuw, als Jasper en Dirk van Haaster de woning betrekken een boerderij met drieentwintig en een halve hectare weiland.
Familie Van Haaster op Vaartwel 1849-1950
Jasper van Haaster is de oudste zoon van Adriana en Jacobus van Haaster, hij betrekt rond 1849 Vaartwel na daarvoor enkele jaren in Sassenheim te hebben gewoond. Hij is nooit met zijn moeder ingetrokken bij Hein Pennings na haar huwelijk met Hein. In Sassenheim zijn de eerste kinderen geboren uit Jaspers huwelijk met Pleuntje (Appolonia) Ruigrok. Jasper overlijdt in 1858, is dan nog maar 37 jaar oud. Hij woonde toen nog wel in Noordwijkerhout, maar waarschijnlijk niet meer op Vaartwel. Enkele jaren daarvoor wordt zijn broer Dirk (Theodorus) al pachter van de boerderij genoemd. Hij huurt de boerderij van zijn moeder Adriana en Hendrik Pennings voor 775 gulden per jaar.
Hein Pennings behoudt bij de verdeling van de nalatenschap van Adriana in 1854 de door hem in het huwelijk ingebrachte goederen waaronder het Huis Ter Lugt. Uit haar inbreng ontvangt Hein een kindsdeel. De zeven kindsdelen (6+1 van Hein) zijn ieder 16.998 gulden groot. Bij de verdeling wordt de boerderij in Rijnsburg eigendom van Cornelis van Haaster. Dirk van Haaster wordt voor de taxatiewaarde van 30.500 gulden eigenaar van Vaartwel en moet zelf nog 13.500 gulden bijleggen. De overige vier kinderen krijgen hun aandeel in geld of waardepapieren uitbetaald.
Dirk van Haaster en Huberta Wolff zijn vanaf oktober 1854 eigenaar van Vaartwel. Dirk heeft nog wel op Huis Ter Lugt gewoonde met zijn moeder en stiefvader Hein Pennings. In 1853 is hij in Lisse getrouwd met Huberta Wolff, dochter van een handelaar in boter en kleindochter van Casparus Wolff, chirurgijn en Huberta Verdegaal. De eerste kinderen van Dirk en Huberta betreft een tweeling, zij overlijden binnen enkele maanden. De zeven andere kinderen bereiken de volwassenheid, de meesten een respectabele leeftijd. Hoewel Dirk en Huberta kort voor hun dood in nog het verdriet van de jong gestorven Pieternella (1899) en Cas (1905, enkele maanden voor Dirk) moeten verwerken.
Bovenstaand overzicht is bewerkt; het origineel is terug te vinden op de fraaie stamboomwebsite van Bert Hogervorst en Charles Horsthuis. Zie: Noordwijkerhout Van Toen (NoVaTo) » Genealogie Online. Voor al uw Noordwijkerhoutse/Zilker voorouders!
Uit het gezin neemt zoon Theodorus Hendricus van Haaster Vaartwel over en woont daar met zijn vrouw Aagje Dijkzeul tot het midden van de 20e eeuw. Zij dragen de boerderij over aan de familie Kil. Omwille van privacyregels is net als bij andere boerderijen en buitenplaatsen op deze website geen of slechts beperkt informatie verzameld van bewoners na 1925.