In de historie van de heerlijkheid de Hooge en Laage Boekhorst gaat de aandacht vrijwel altijd uit naar het kasteel en haar bewoners. Dat er op het kasteelterrein in het Langeveld ook een imposante boerderij heeft gestaan is minder bekend. Vandaar hier aandacht voor boerderij de Hooge Boekhorst, waarvan alleen een tekening bekend is. Die laat een 16e eeuws type gebouw zien, mogelijk ouder. Uit die periode dateren ook de boerderijen Sprockelenburg en het Ent (Hoogeveen), ten zuiden en noorden van het kasteel.
Eerste pachter van de Hooge Boekhorst die we kunnen achterhalen is Philip Phoppenszoon. Philip wordt al genoemd in 1542 en wordt opgevolgd door Dirck Corneliszoon die de boerderij met 46 hectare land pacht van Geryt van Vliet, de eigenaar van de naastgelegen burcht. Hierna volgt Willem Adriaenszoon van Steenvoorde als pachter tijdens de Troebelen, het begin van de 80-jarige oorlog. Hij verlaat de boerderij in de roerige periode rond het beleg van Haarlem en Leiden.
Begin 17e eeuw woont en werkt het gezin van Jan Hendrikszoon van Langevelt op de Boekhorst. Zijn weduwe Niesje Simonsdochter zal de boerderij verlaten na aankoop van een hoeve in het Langeveld. Pieter Claaszoon den Boer volgt haar op, in 1659 gevolgd door Hendrik Mattheuszoon Heemskerk en zijn vrouw Neeltje Huibertsdochter Swil. Zij vormen de eerste generatie van de Heemskerkfamilie uit ons dorp. Het echtpaar woonde eerder op een boerderij aan de Herenweg (terrein WAM Pennings), maar dragen dat bezit over aan zoon Pieter en vertrekken naar de Hooge Boekhorst. Zij worden opgevolgd door zoon Huibert en later kleindochter Cornelia, de laatste met haar man Jacob Steenvoorde. De familie Heemskerk pachtte daarmee zo’n 120 jaar lang de kasteelboerderij.
Tijdens hun pachtperiode wordt de oude verdedigingsburcht afgebroken. De adellijke eigenaren hadden het ruim 100 jaar voor de sloop al verlaten maar er woonden nog wel een “kastelein” op de Boekhorster burcht in een apart huis, dus niet op het kasteel zelf. Onder hen de persoon van Jan van Hogerwoert en later Jan van Dam. Laatste kastelein was waarschijnlijk Jacob Adriaenszoon van der Kluft, die rond 1715 bij de burcht woonde. In 1733 wordt de burcht omschreven als “een ouwt en vervallen kasteel” en is er geen sprake meer van bewoning of van een kastelein. Alleen het gezin op de oude boerderij wonen dan nog op het kasteelterrein.
Tot 1772 blijven kasteelrestanten, boerderij en heerlijkheidsrechten van de Hooge Boekhorst eigendom van de adellijke familie, met als laatste eigenaresse Maria Catharina de Merode, prinses de Rubempré. De prinses besluit het geheel te verkopen aan Hagenaar Nicolaas de Stoppelaar, iemand die in deze rubriek nog aan bod zal komen. Maar Nicolaas kan de financiering niet rond krijgen en de prinses eist haar bezit terug, waarna een nieuwe veiling volgt. Hierbij blijft opmerkelijk genoeg de boerderij buiten de verkoop. Pas in 1834 zal Quillaume graaf van Merode uit Brussel afstand doen. Koper Klaas van den Burg wordt de eerste boer op de Hooge Boekhorst die ook eigenaar is van het gebouw met twaalf hectare aan boomgaarden, akkers en weilanden. Klaas weet zijn bezit uit te breiden en verkoopt het in 1873 aan zijn zoon Leendert.
De kasteelpoort wordt in die periode omgevormd tot woning met schuur. En op de fundering van het kasteel zal medio 1882 nog een woning voor de familie Lau uit Schiedam gebouwd worden, maar zij gebruikten dat huis maar kort en verkopen het aan de familie Pennings. De Hooge Boekhorst wordt door Leendert van den Burg in 1902 verkocht aan Jan Huibertszoon Duivenvoorden. Jan woont er vijftien jaar, zijn landerijen worden in 1913 verkocht op een veiling. Het boerderijgebouw ruilt Jan vier jaar later met de firma Zonneveld uit Sassenheim voor percelen elders in de Noordzijder polder.
De Vennootschap “Boekhorst” van de familie Zonneveld besluit alle gebouwen te slopen en het gebied door afzanding geschikt te maken voor de bollenteelt. Het enthousiasme 100 jaar geleden over deze omschakeling naar de zich snel ontwikkelende bollensector valt op zichzelf wel te begrijpen. Maar dat zoveel prachtig erfgoed daarvoor moest wijken voelt nu wrang aan.