Aan het einde van de Langevelderweg, vlak onder het duin, waar u tegenwoordig een lekkere pannenkoek kunt prikken in restaurant Langs Berg en Dal stond 400 jaar geleden ook al een “herberg”. Het is blijkbaar een strategische plek voor horeca. En ook al draagt het restaurant al weer 25 jaar haar huidige naam, vele mensen kennen het nog als de Duinpoort van de familie Hogervorst. Als onderdeel van het Langeveld, ooit een zelfstandig buurtschap en heerlijkheid, kent deze boerenlocatie een zeer oude geschiedenis. Recente vondsten op het terrein van het voormalige ziekenhuis Sancta Maria tonen aan dat het gebied al in de Bronstijd werd bewoond. Voor dit verhaal gaan we alleen uit van de eigenaren en bewoners die met documenten aan te tonen zijn en van wie we de namen met zekerheid kunnen verbinden aan woningen of nu levende nazaten. Zij zijn vanaf 1496 opgenomen in het volgende overzicht.
Vanaf circa: | Eigenaar | Bewoners/pachters |
1496 | Jan Jacobszoon van Langevelt | Jan Jacobszoon van Langevelt |
1519 | Jan Willemszoon (Schenert) | Jan Willemszoon (Schenert) |
1553 | Willem Janszoon (Schenert) | Willem Janszoon (Schenert) |
1576 | Claes Franszoon Jacob Gerritszoon Roo | Jacob Gerritszoon Roo en Maritje Willemsdochter (Schenert) |
1604 | Domeinen van Holland | Jacob Gerritszoon Roo en Maritje Willemsdr |
1615 | Domeinen van Holland | Willem/Adriaentje Jacobszoon&dochter Roo |
1639 | Adriaan Pauw | Adriaentje Jacobsdr Roo en Jacob Eeuwoutszoon van de Linde |
1653 1678 1680 | Anna Cornelisdochter Pauw, opgevolgd door Willem Huijgenszoon haar zoon en Willem opgevolgd door zijn weduwe Catharina van Bronkhorst | 1. Sijmon Janszoon Langevelt en zijn vrouw Pietertje 2. Maarten Jacobszoon Verdel en Maritje Cornelisdochter Erffoort. 3. Pieter Daniëlszoon van Roon met Grietje van Raephorst |
1686 1700 1750 1778 | Jan Six (1e) Jan Six (2e) Jan Six (3e) Jan Six (4e) | 1. Arij Engelsz van der Plas en Sijtje van Dam 2. Jacob Cornelisz Heemskerk en Neeltje Arijsdochter van der Plas 3. Rijk Woutersz van Reenen en Mientje de Winter (met tijdelijk haar vader Job de Winter) 4. Huibert Duivenvoorden en Mientje de Winter |
1793 | Huibert Duivenvoorden | Huibert Duivenvoorden en Mientje de Winter |
1825 | Job Duivenvoorden | Job Duivenvoorden met: 1. Trijntje Oostdam 2. Maria Zandvoort 3. Hendrickje van der Klugt |
1861 | Huibert Jobsz Duivenvoorden | Huibert Jobsz Duivenvoorden met Pietertje van Steijn |
1865 | Gerard Hogervorst | Gerard Hogervorst met Jacoba van Elk |
1912 | Engel Hogervorst | Engel Hogervorst met Neeltje van Steijn |
1931 | Boerderij afgebroken | Nieuwbouw café/restaurant Gerrit Hogervorst en Co van Eeden (overgenomen dochter Corrie) |
De 16e eeuwse bewoners.
In de 16e eeuw spreken we voor het Noordwijkse deel van het Langeveld over een buurtschap dat bestaat uit boerderijen, kleine woningen en een kapel die al zo’n tweehonderd jaar in gebruik was. Grofweg zo’n vijftien bewoonde locaties, waarvan de meeste op de Langevelder Geest of Langevelder Pan, een door het zeeduin en binnenduin omgeven gebied aan de westzijde van de huidige Kapelleboslaan. De bewoners leven van veeteelt, akkerbouw en wildvangst. Er zijn geen grote of specialistische boerenbedrijven, men had meerdere inkomstenbronnen nodig voor een goed bestaan.
Jan Jacobszoon van Langevelt en zijn vader Jacob Janszoon van Langevelt zijn de eerste bewoners uit de lijst van bewezen eigenaren van de boerderij(en) aan het einde van de Langevelderweg, pal onder het zeeduin. We komen hun naam tegen in belastingoverzichten, als gebruikers van stukjes duin van de graven van Holland en als pachters van percelen land van instellingen zoals de Heilige Geest meesters van Noordwijk.
Dat zij op de boerderij(en) aan de Langevelderweg woonden weten we met name door een aantekening van de rentmeesters van de “graaffelijkheid” of Domeinen van Holland, beheerders van het grafelijk bezit. Tussen hun woningen en de Langevelder Geest liep een smal duin dat door de graaf van Holland in leen was gegeven aan Floris van Boekhorst. De Kapelleboslaan loopt voor een deel over dit smalle duin. De rentmeester tekende via de namen van de bewoners aan dat er drie boerderijen aan de oostzijde van dit duintje lagen. Twee op de driesprong bij de Langevelderweg en één iets noordelijker, hoogstwaarschijnlijk is daarmee de locatie van boerderij De Blink bedoeld, tot aan het begin van de 17e eeuw stond op dit perceel een boerderij die afgebrand is.
Rond 1515 komen we de naam van Jan Jacobszoon van Langevelt nog tegen, vermoedelijk is hij kort hierna opgevolgd als eigenaar door Jan Willemszoon, telg uit een familie waarvan leden al vroeg de achternaam Schenert droegen. Ook van Jan Willemszoon weten we niet heel veel. Net als zijn voorganger pacht hij wat land, mag wat koeien en paarden laten grazen in grafelijk duin en betaalt verschillende soorten belasting. Uit de eerste Morgenboeken van het Hoogheemraadschap Rijnland van 1542 blijkt dat hij geen groot bedrijf gehad kan hebben. Hij wordt bij slechts vijf percelen land genoemd, bij elkaar zo’n tien hectare groot. Waaronder het perceel van nog geen drie hectare waarop zijn huis staat. Jan Willemszoon was zeker niet de armste bewoner van het Langeveld, maar af te lezen aan zijn bezittingen lijkt van rijkdom geen sprake.
Datzelfde geldt ook voor zijn zoon, Willem Janszoon Schenert al kunnen we zijn welvaart wel iets hoger inschatten. In 1553 wordt uit de betaling van de zogenaamde Tiende Penningbelasting duidelijk dat hij met zo’n 18 hectare aan gepachte of eigen landerijen een groter bedrijf heeft dan zijn vader. Belangrijk is de vermelding dat Willem zowel “eijgen” als “bruiker” is van zijn huis en dat daarbij een kleine 10 hectare aan eigen grond behoort. In latere jaren wordt Willem Janszoon één van de pachters van de Heilige Geestmeesters van Noordwijk, die de armenzorg in dat dorp regelen. Hij betaalt voor een perceel land zeven gulden per jaar pacht, maar behoort tot de vele boeren die daar tijdens de roerige periode van het beleg van de steden Haarlem en Leiden geen gebruik van kan maken. De pacht wordt over het jaar 1575 kwijt gescholden. Het is een periode waarin het Langeveld het zwaar te verduren had onder het geweld van rovende en brand stichtende troepen van beide strijdende partijen. Pas na de Pacificatie van Gent uit 1576 wordt het rustiger in de regio.
Jacob Gerritszoon Roo, duinmeier.
In april van dat jaar van de Pacificatie trouwt Maritje, de dochter van Willem Janszoon met Jacob Gerritszoon Roo. Het huwelijk vindt in Leiden plaats, niet onbegrijpelijk want de stad was waarschijnlijk één van de weinige veilige plekken in dat jaar, waarin nog altijd een grote Spaanse troepenmacht in de omgeving verbleef. En misschien ook één van de weinige plaatsen waar nog een huwelijk gesloten kon worden want de gepolariseerde verhoudingen tussen katholieken en protestanten leidden tot chaos en onzekerheid. Er wordt maar één getuige vermeld, de vrouw van Jacobs broer. Niet lang na dit huwelijksjaar is Maritjes vader Willem Janszoon overleden, hij wordt in 1577 nog genoemd maar daarna komen we hem niet meer tegen. Of de boerderij door Maritje in het gezamenlijke huishouding is ingebracht is maar de vraag. Latere documenten vermelden een Claas Franszoon als eigenaar van de woning. Bewijs dat Jacob en Maritje geen eigenaren waren van de boerderij waar zij echter wel in woonden vinden we in een tweetal akten uit 1585. Die maken duidelijk dat zij een huurovereenkomst hadden gesloten voor de woning met eigenaar Claes Franszoon voor 48 gulden per jaar. Jacob koopt van een zekere Jan Huibertszoon een perceel land van ruim twee hectare, een perceel waarop verplichtingen rustten die zijn schoonvader Willem Janszoon Schenert was aangegaan. Het bezit van Willem is dus waarschijnlijk verkocht na zijn dood en kreeg verschillende eigenaren waaronder Claes Franszoon. Voor de aankoop van het perceel land huursom sluit het echtpaar een hypotheek af voor een bedrag van 150 gulden.
Jacob Gerritszoon Roo en zijn vrouw Maritje hadden net als de eerdere eigenaren van de Duinpoort geen groot boerenbedrijf. Jacob komt in de archieven vooral naar voren als duinmeier, dus een konijnenboer of –teler. Hij gebruikt daarvoor zeven hectare binnenduin van het Duinschoten en pacht extra duin bij van de Domeinen. Aan deze laatste pacht hebben we nog een opmerkelijke kaart uit 1579 te danken. De rentmeester van de Domeinen heeft op verzoek van Jacob Gerritszoon Roo aan Jacob Coenraetszoon, “de landmeter des konings” opdracht gegeven een door Jacob gepacht stuk “wildernis” nog eens na te meten. Dat een pachter zelf opdracht gaf een kaart te maken is bijzonder. De woning van Jacob Gerritszoon aan de rand van deze wildernis wordt aangegeven, maar het opmerkelijke zit vooral in de locatie daarvan. De woning staat niet aan het einde van de Langevelderweg maar een stuk daarvan af. Gaan we echter de loop van de weergegeven weg vergelijken met bijvoorbeeld de eerste kadasterkaart uit 1813 (zie inzet op kaart) dan zien we dat de bocht die de Langevelder weg nu nog altijd kent vlak voor de Duinpoort op de kaart van de landmeter helemaal niet voorkomt. Het werpt wat vragen op maar over de werkelijke locatie van de Duinpoort als woning van Jacob en Maritje is geen twijfel.
Als duinmeier heeft Jacob Roo in het Langeveld de nodige concurrentie te duchten want meerdere inwoners van het buurtschap leven van de konijnenvangst. De rechters van de Houtvesterij Holland ontvangen dan ook menige Langevelder op het slot Teijlingen voor het overtreden van de jachtwet, waarbij de duinmeiers of buren elkaar regelmatig beschuldigen van het stropen op andermans terrein. Er zijn nogal wat van dat soort verhalen en dat zegt iets over de sociale verhoudingen tussen de Langevelders. Naast het duinmeierschap en het houden van wat vee heeft Jacob Gerritszoon Roo hoogstwaarschijnlijk nog een derde bron van inkomsten gehad, namelijk als waard in zijn eigen herberg. Op een kaart van het Catharina Gasthuis uit 1618 staat de woning van Jacob aangegeven als “herberg tot Langevelt”. Omdat zijn zoon Crijn in datzelfde jaar een herberg in de dorpskern van Noordwijkerhout uitbaatte lijkt het meer dan aannemelijk dat hij dat beroep van zijn vader overgenomen heeft. Na de dood van Jacob Gerritszoon Roo in 1614 is de herberg in het Langeveld overgenomen door twee kinderen van Jacob, Willem en Adriaentje.
Ondanks verschillende inkomsten groeien rond 1600 de schulden Jacob Gerritszoon boven het hoofd. Gezocht wordt naar een oplossing waarbij baljuw Andries van Thienen en kasteelheer van de Hooge Boekhorst Andries van Bronckhorst een bemiddelende rol spelen. Jacob sluit een overeenkomst met de rentmeester van de Graaffelijkheid of Domeinen van Holland waarbij hij zijn gehele bezit overdraagt tegen een bedrag van 1900 gulden, waarvan dan nog wel een schuld bij dezelfde rentmeester moet worden afgetrokken. Formeel zal de overdracht pas in 1604 plaatsvinden nadat wijze raadsheren in Den Haag nog eens naar de afspraken gekeken hebben en eventueel belanghebbenden een mogelijkheid hadden gehad bezwaar aan te tekenen. Vanaf 1604 is het gewest Holland via haar rentmeester van de Domeinen eigenaar van boerderij de Duinpoort. Dat de eerder genoemde Claes Franszoon in de Morgenboeken van 1604 nog wordt vermeld en de samensteller van die boeken geen gebruiker van de woning kan aanwijzen geeft aan dat er onduidelijkheid bij derden was over de status van het eigendom. Helaas ontbreekt tussen 1585 en 1603 het Rechterlijk Archief Noordwijk, waarin overdachten van onroerend goed werden opgetekend. De gegevens die wel beschikbaar zijn wijzen naar een verkoop door de weduwe van Claes Franszoon aan Jacob Gerritszoon, nog voor het jaar 1600.
De Domeinen van Holland eigenaar 1604-1639
Van 1604 tot 1639 blijven de Domeinen van Holland eigenaar van de Duinpoort. Jacob Gerritszoon Roo en zijn vrouw blijven er tot de dood van Jacob wonen, het echtpaar heeft er acht kinderen gekregen. De schuldvereffening uit 1604 heeft het echtpaar niet echt geholpen. In de jaren erna ontstaan nieuwe schulden door de pacht van duingebied. Maritje Willemsdochter Schenert verkoopt als weduwe van Jacob in 1615 een woning in Noordwijkerhout aan zoon Crijn, die er een herberg in begint. Op die plek achter de Witte Kerk staat nu de bekende boerderij van Warmerdam. Kort voor deze verkoop en waarschijnlijk nog voor de dood van van hun vader hebben de kinderen Willem en Adriaentje een overeenkomst gesloten met de rentmeester van de Domeinen. Zij kunnen in boerderij de Duinpoort blijven wonen als huurders maar zullen de schuld van hun ouders van maar liefst 2.500 gulden over moeten nemen en in vijf jaar moeten aflossen. Dat lijkt een billijke regeling maar 500 gulden aflossing per jaar moet een gigantisch bedrag geweest zijn en waar verdienden broer en zus dit zo snel mee terug als het hun vader nooit gelukt was om veel geld te verdienen met de herberg en de duinmeierij? De rentmeester staat daar tegenover wel toe dat het vee en het boerengereedschap niet verkocht hoeven te worden als schuldaflossing en dus van vader Jacob overgenomen kunnen worden. Adriaentje is kort na het sluiten van de overeenkomst getrouwd met Jacob Eeuwoutszoon van der Linden, maar hij wordt nog niet vermeld door de rentmeester. Bij een huwelijk zou dat wel gebeurd zijn en zou hij als voogd van zijn vrouw worden genoemd. Jacob van der Linden is geboren in Noordwijkerhout op boerderij Welgelegen aan de Kerkstraat. Als het na drie betaalde termijnen moeilijker wordt voor broer en zus om de jaarlijkse 500 gulden op te hoesten mogen zij het restant over iets langere tijd uitsmeren. Hoelang Willem Jacobszoon Roo op de Duinpoort is blijven wonen is onduidelijk, maar Jacob en Adriaentje van der Linden-Roo hebben er nog heel wat jaren gewoond met Adriaan Pauw als pachtheer. Als zij rond 1646 vertrekken heeft de familie Schenert zo’n 130 jaar op de Duinpoort gewoond.
1639-1686 Familie Pauw eigenaar
In juni 1639 wordt in het Rechterlijk Archief Noordwijk de overdracht aangetekend van boerderij de Duinpoort aan Adriaan Pauw. Waar normaal gesproken de dorpsbestuurders de akte opstellen is het hier het gewest Holland zelf bij monde van de heren van de Ridderschap Holland die de tekst leveren voor de akte waarin de verkoop van de boerderij is geregeld. Zij leveren daarmee ons ook hun motivatie voor de verkoop. De aanhef van de akte luidt als volgt in leesbare spelling: “De Ridderschap, edelen en steden van Holland en West-Friesland, representerende de Staten van dezelfde landen… dat wij om te vervallen de vergrote onkosten van de oorlog dewelke wij notelijk moeten continueren tot defentie der Verenigde Nederlanden en haar goede ingezetenen… en na rijpe deliberatie daarover gehouden het nodig bevonden en geresolveert hebben te procederen tot verkopingen van verscheidene landen… “.
De akte maakt duidelijk dat de veiling van de beschreven goederen niet alleen bestaan uit de boerderij en de daarbij horende landerijen maar ook uit enkele andere percelen van het gewest Holland in het Langeveld. De veiling had al een jaar eerder plaatsgevonden. Koper is Adriaan Pauw, ridder en Heer van Heemstede. Hij betaalt voor elke morgen 160 gulden en voor het totaal van 21 morgen een bedrag van 3.360 pond of gulden, te betalen in drie termijnen. De opbrengst wordt gebruikt om de aanhoudende strijd met de Spaanse vijand te kunnen volhouden. In de totstandkoming van de vrede van Münster die negen jaar later getekend zal worden speelt dezelfde Adriaan Pauw overigens een belangrijke rol als hoofdonderhandelaar. Hij was maar liefst 25 jaar rekenmeester van het gewest Holland-West-Friesland, te vergelijken met het hoofd van de huidige rekenkamer. Adriaan is bovendien in twee perioden raadpensionaris van het gewest Holland geweest. Een topbestuurder dus en kapitaalkrachtig genoeg om de 21 morgen Langevelds binnenduin aan te kopen. De familie woonde in Den Haag maar bezat ook een bijzonder groot buitenverblijf in de heerlijkheid Heemstede. Het blijft niettemin een vraag wat deze welgestelde kunstliefhebber en –verzamelaar met de Langeveldse boerderij en schrale duingronden van plan was. Waarschijnlijk zag Adriaan Pauw het vooral als investering, zoals zovele rijke families uit de Gouden Eeuw. Maar in dit geval gaf zijn aankoop toch een slecht rendement want zijn erfgenamen zullen hetzelfde geheel in 1686 verkopen voor een bedrag dat met 2.800 gulden ruim 500 gulden verlies opleverde.
Adriaan Pauw heeft slechts 14 jaar van zijn aankoop kunnen genieten, overlijdt in 1653. Hij laat de boerderij met landerijen na aan zijn dochter Anna. Zij trouwde in eerste huwelijk met Dirck Huijgens en had met hem één zoon, Willem. Haar tweede echtgenoot, Servaas van Panhuijs speelt weliswaar een rol bij nieuwe transacties rond dit onroerend goed maar hij is niet Anna’s erfgenaam, dat is haar zoon Willem. Na de dood van Willem wordt zijn echtgenote Catharina van Bronckhorst eigenaresse en zij is degene die besluit tot verkoop aan de familie Six in 1686. Duinmeier Gerrit Corneliszoon van Huchtenburg wordt door haar gemachtigd de verkoop te regelen. De boerderij wordt met de eerder genoemde 21 morgen aan landerijen verkocht en is daarmee een stuk groter dan in de periode van de familie Schenert als eigenaren en bewoners. Het inkomen van de nieuwe pachters verschuift van duinmeierij naar veehouderij.
Pachters onder de familie Pauw
In de bijna 50 jaar waarin de familie Pauw boerderij de Duinpoort in eigendom had noteren we vier verschillende pachters. Jacob en Adriaentje van der Linden-Roo waren tot zeker 1647 pachters van Adriaan Pauw. Zij worden opgevolgd door Sijmon Janszoon van Langevelt, zoon van Jan Hendrickszoon van boerderij de Hooge Boekhorst en Niesje Sijmonsdochter. Sijmon woont tot circa 1660 tegenover zijn moeder op boerderij “Jan van Joppe”, waar zij is gaan wonen na de dood van Sijmons vader. Als Niesje overlijdt wordt Sijmons broer Adriaen zijn overbuurman, maar dat is voor een korte periode want Sijmon maakt zelf plaats voor zijn neef (oomzegger) Maerten Jacobszoon Verdel en zijn vrouw Maritje Erffoort. Maerten is een zoon van Jacob Maertenszoon Verdel en Grietje Jansdochter van Langevelt, een zus van Adriaen en Sijmon. Daarmee wordt nog eens duidelijk hoe sterk de familiebanden waren tussen de bewoners van de verschillende woningen of boerderijen in het buurtschap Langeveld want ook op andere boerderijen treffen we familieleden van de “Duinpoorters” terug. In de hele geschiedenis van het Langeveld zien we dit fenomeen terug: een beperkt aantal families in een hecht verband leveren de bewoners voor de woningen, waarvan het aantal gestaag afneemt vanaf begin 17e eeuw.
Heel lang houdt pachter Maerten Verdel het niet uit op de Duinpoort, hij vertrekt al na vier jaar. Uit zijn pachtcontract leren we dat hij de boerderij met in zijn periode maar liefst 28 morgen (24 hectare) aan landerijen huurde voor 380 gulden per jaar. Naast de gebruikelijke voorwaarden zoals het onderhoud van de woning door reparaties en verplichte bemesting van landerijen met alle mest en “vuilnis” die op de boerderij beschikbaar zou komen eist pachtvrouw Anna Cornelia Pauw ook nog eens voor 100 gulden aan extra mest tijdens de contractperiode van vijf jaar. Het hakken van bomen om als brandhout te dienen is verboden. Pachter Maerten mag ook geen maatregelen treffen die het vrije verkeer van konijnen in de duingebieden beperken. Het diertje had in die tijd een beschermde status, leverde immers goedkoop volksvoedsel. Maerten Jacobszoon Verdel maakte zijn vijfjarig contract niet vol. Hij vertrekt om onbekende redenen na vier jaar en wordt opgevolgd door Pieter Daniëlszoon van Roon uit Schalkwijk.
Daarmee komt echter opnieuw een lid van dezelfde familie op de Duinpoort wonen, want de moeder van Pieter van Roon is Heijltje Jansdochter, een zus van Adriaen, Sijmon en Grietje en dus ook een dochter van Jan Hendrickszoon van Langevelt en Niesje Sijmonsdochter. Pieters broer Jacob die in de Vogelenzang woont staat samen met de Noordwijkerhoutse duinmeier Dirck Leendertszoon van der Meer borg voor de betaling van de jaarlijkse pachtsom. Het contract is vergelijkbaar met dat van Maerten Verdel, klein verschil is de 80 gulden lagere pachtprijs. Daartegenover staat wel de verplichting om pachtvrouw Anna Pauw en haar man Servaas van Panhuijs in Den Haag in het voor- en najaar een dubbel vierendeel van de beste boter te leveren tegen een waarde of kwaliteit van 28 gulden per vierendeel. Een dergelijke betaling in natura was niet ongebruikelijk in pachtcontracten. Na het eerste contract voor zes jaar wordt dit verlengd en wordt bij de verkoop van de boerderij aan Jan Six nog altijd Pieter Daniëlszoon genoemd als pachter van de familie Pauw en aanverwanten.
1686-1793 Familie Six eigenaar
In de Bollenstreek zijn enkele adellijke of kapitaalkrachtige families aan te wijzen die tussen pakweg 1550 en 1750 een behoorlijk stempel gedrukt hebben op de ontwikkeling van deze regio. Naast de families Van der Laen, Sijpesteijn en Van Wassenaar is dat ook zeker de Amsterdamse familie Six, al begon hun invloed wat later, vanaf het midden van de 17e eeuw maar hield die ook langer aan. De eerste stappen worden gezet door Anna Wijmer, weduwe van Johan Six. Onder de eerste aankopen van Anna behoort het Kleine en Groter Zilker duin. In 1644 wordt haar familie eigenaar en dat zal nog ruim 200 jaar zo blijven. De familie Six verpacht dit binnenduin aan de Zilker boeren. In hoog tempo bouwt de familie hierna onroerend goed bezit op in Hillegom en Lisse. Vanaf circa 1680 volgt uitbreiding naar het westen en dat loopt door tot midden 18e eeuw. In 1722 wordt het Langevelder duin met onder andere de boerderij op het Paardenkerkhof eigendom van de Amsterdammers.
In Noordwijkerhout kent menigeen de familienaam Six vooral van boerderij Sixenburg aan de Leidse of Haarlemmer Trekvaart. Deze hofstede die helaas in de jaren negentig van de vorige eeuw zonder toestemming van de gemeente gesloopt is werd rond 1688/90 gebouwd door Jan Six(de 1e) als huwelijkscadeau voor zijn zoon Nicolaas. Maar een paar jaar daarvoor had deze Amsterdamse burgemeester zijn oog dus al laten vallen op de Duinpoort in het Langeveld, want in 1686 wordt hij eigenaar. Hij koopt de boerderij van de familie Pauw met de 21 morgen land die daaraan verbonden was voor 2.800 gulden en naast de bouw van de Sixenburg is dat niet zijn enige aankoop want hij wordt ook eigenaar van diverse weilanden en bospercelen achter die boerderij. Daarnaast koopt hij in dezelfde omgeving de Espellaan en wordt hij eigenaar van het bijna honderd hectare grote Stelduin. Daarmee is de familie Six eigenaar van een bijna aaneengesloten gebied tussen de Trekvaart en het zeeduin bij de Duinpoort.
Als Jan Six overlijdt in het jaar 1700 heeft hij met zijn vrouw Margaretha Tulp zijn kinderen al het nodige toebedeeld. Deze schenkingen “inter vivos” komen terug in de nalatenschap van Margaretha die negen jaar na haar man overlijdt. In de inventaris of verdeelakte wordt echter de boerderij in het Langeveld niet specifiek genoemd. Zoon Jan Six de tweede, er zijn elf generaties met die naam, heeft de “duinen in Noordwijkerhout” ontvangen van zijn ouders. De woning of boerderij de Duinpoort wordt niet apart genoemd. Deze “duinen” worden in de nalatenschap gewaardeerd op een bedrag van 5.500 gulden. Ter vergelijk: het beroemde portret van de overleden Jan Six door Rembrandt staat wel specifiek genoemd en voor een bedrag van 500 gulden in de boeken. Het bezit van de Noordwijkerhoutse “duinen” vertegenwoordigde dus een behoorlijke waarde, maar de notaris vond het in dit geval niet nodig om dit nader te specificeren door de percelen en hun ligging te omschrijven. Dat was iets dat in overdrachten via verkoop een verplichting was, maar dat gold blijkbaar niet voor nalatenschappen.
De Sixenburg aan de Trekvaart met weilanden en bospercelen blijven eigendom van Nicolaas Six, de Zilker duinen gaan naar oom Willem Six en Jan Six de Tweede wordt dus eigenaar van het Stelduin, geestland in Duinschoten en de weilanden en geestland die vanouds aan boerderij de Duinpoort gekoppeld waren, alles bij elkaar een groot gebied. Daar blijft het niet bij want dezelfde Jan koopt in 1722 het Noordwijkerhoutse deel van het Langevelder duin met de woning op het Paardenkerkhof. Tien jaar daarvoor heeft hij al 16 morgen geestland in de Langevelder Pan aangekocht en toegevoegd aan de pacht van de Duinpoort. Op die uitbreiding gaan we hier nader in omdat dit land altijd verbonden is gebleven aan het eigendom van de boerderij.
Een forse uitbreiding van de boerderij met 16 morgen geestland bij de kapel
In 1712 biedt Johan Teding van Berkhout, heer van Sliedrecht ruim 16 morgen (15 hectare) geestland in de Langevelder Pan te koop aan, het gebied rond de oude kapel. Ook maken twee percelen weiland in de Hoogeveense polder deel uit van de koop. Die liggen niet ver van de Sixenburg aan de Trekvaart. Jan Six (de 2e) hoeft slechts 100 gulden neer te tellen voor het Langevelder geestland, een koopje. De bijna vier hectare achter Sixenburg kosten hem iets meer, 150 gulden. Omdat dit geestland in onze tijd nog te herkennen valt omdat hierop een grote camping is gevestigd wat meer historische achtergrond. Die leert ons dat dit land met een woning in 1584 eigendom was geworden van Dirck Corneliszoon Commer. Zijn weduwe Crijntje Gerritszoon wil in 1607 de woning verkopen en Maritje Jeroensdochter, wonend op boerderij “Jan van Joppe” tegenover de Duinpoort heeft er wel oren na. De verkoop aan haar wordt echter teruggedraaid wegens naasting. Jonge Gerrit Gerritszoon Roo, getrouwd met Marijtje Dircksdochter Commer, maakt gebruik van de wettelijke mogelijkheid voor naaste verwanten om voorrang te claimen bij verkoop van onroerend goed.
Het is dan ook Gerrit Gerritszoons naam die we terugvinden op een kaart van het klooster Leeuwenhorst uit 1625 waaruit duidelijk wordt dat de woning van Gerrit en Marijtje Dircksdochter ten noordoosten van de kapel stond. Marijtje Commer verkoopt als weduwe van Gerrit de woning met ruim 7 morgen land aan Anthony van Bronckhorst, die de aankoop overlaat aan Delftenaar Everard van Lodensteijn, zelf is deze belangrijke Hollandse bestuurder veel het land uit. Enkele jaren later koopt Everard de woning over van Anthony en daarnaast wordt de Delftenaar ook eigenaar van nog eens 7 morgen land, dit keer gekocht van Marijtje Pietersdochter van Brama, vrijgezelle dochter van Pieter Adriaenszoon Brama (of Hartoch).
Everard van Lodensteijn kennen we ook als eigenaar van de boerderijen Hofwijk en Vredebest aan het Noordwijkerhoutse Westeinde en een boerderij aan het Noordwijkse duin, ten zuiden van de bekende boerderij Puikenduin. Deze oud burgemeester van Delft en zijn vrouw Margaretha van der Vorst behoren tot de rijkste Hollandse families van de 17e eeuw. De aankoop van vier boerderijen rond Noordwijkerhout en in het Langeveld moeten we zien als investeringen die in dit geval tot stand gekomen zijn door Delftse relaties. De families De Man en Groenewegen waren eerder eigenaar van het genoemde onroerend goed aan het Westeinde.
Het echtpaar Van Lodesteijn kreeg echter geen kinderen en de verdeling van hun omvangrijke nalatenschap zal de nodige zorgen gegeven hebben zoals blijkt uit hun gesloten testament en de aanpassingen daarvan in latere jaren. In dat licht moeten we ook de verkoop van de boerderijen Vredebest en Hofwijk plaatsen. Die vindt in dezelfde periode als het opstellen van de testamenten plaats, twee jaar voor de dood van Everard in januari 1668. Via Jacomina van der Vorst, de zus van Margaretha is Everard zwager van Paulus Teding van Berkhout. Paulus en Jacomina zijn de kopers van Hofwijk en Vredebest. Bij hun huwelijk in 1625 hadden Everard en Margaretha al huwelijkse voorwaarden vastgelegd, de inbreng van ieder in het huwelijk komt in hun langst-levenden-testament terug. Met betrekking tot de twee boerderijen aan het Noordwijkse duin die nog niet verkocht waren stellen zij een legaat op, zij worden eigendom van hun neven Johan (Jan) en Pieter Teding van Berkhout. De boerderij ten zuiden van Puikenduin wordt rond 1675 afgebroken. De landerijen blijven eigendom van de twee broers. De woning bij de kapel in het Langeveld met het geestland is voorbestemd eigendom te worden van Johan maar blijft echter voor de helft op naam staan van zijn tante, de weduwe Margaretha zo lang als zij nog leeft. De woning wordt dan ook genoemd als legaat in haar nalatenschap, waarin haar vermogen op maar liefst 271.000 gulden wordt getaxeerd.
Johan of Jan Teding van Berkhout krijgt de Langevelder woning geheel op naam na het overlijden van Margaretha van der Vorst in 1674. In deze periode zijn Engel Gijsbertszoon van der Plas en zijn vrouw Commertje Leendertsdochter Duijndam pachters van het land en de woning. Over dat huis was vele jaren eerder in documenten al gesteld dat het “oud en vervallen” was. Dit echtpaar heeft de woning dan ook verlaten en Commertje wordt als weduwe genoemd als pachtster van boerderij “Jan van Joppe” tegenover de Duinpoort. Jan Teding van Berkhout, heer van Sliedrecht was niet bepaald onbemiddeld mede door de rijke erfenis van zijn ouders en van zijn oom en tante Van Lodesteijn maar raakt niettemin rond 1695 in grote financiële problemen. Hij vraagt zijn broer Pieter om hulp. Hij zal overgaan tot sanering van de boedel van zijn broer. Pieter kende Noordwijkerhout en de duinkant goed want hij heeft jarenlang gebruik gemaakt van zijn buitenplaats Hofwijk aan het Westeinde. Hij heeft door de verkoop van bezittingen voor een totaal bedrag van meer dan 50.000 gulden een faillissement van broer Jan weten te voorkomen.
Het is ook niet Johan maar Pieter die de woning naast de kapel in het Langeveld laat afbreken in 1696. De opbrengst van 96 gulden aan verkochte materialen wordt door hem genoemd in een overzicht van zijn activiteiten. Voor een onderzoeker is het een extraatje dat ook de koper de materialen noemt in een document, een unieke vondst in een Vlaams archief. Die koper blijkt Albert van Velden te zijn, de Leidse rentmeester van de familie Van Bourgondiën. Zij zijn eigenaren van kasteel en heerlijkheid de Hooge Boekhorst. Albert van Velden schrijft in zijn kasboek dat hij “de heer Berkhout” 96 gulden heeft betaald voor de materialen. Om dat in verhouding te zien: het nagenoeg hetzelfde bedrag dat Jan Six in 1712 betaalt voor de 16 morgen Langevelder geestland. Het geeft aan hoe weinig waarde de hoog gelegen duingrond had in het begin van de 18e eeuw.
De Duinpoort wordt vanaf het einde van de 17e eeuw gepacht door Arij Engelszoon van der Plas en zijn echtgenote Sijtje (Sophia) van Dam. Zij krijgen in 1712 door de uitbreiding met de 16 morgen geestland de beschikking over bijna 40 morgen pachtland in het Langeveld. Arij kende het geestland maar al te goed. Hij heeft er zijn hele jeugd doorgebracht, immers geboren zijnde op de woning die daar tot 1696 heeft gestaan bij de kapel. Het echtpaar Van der Plas-Van Dam was ruim veertig jaar pachter van de Duinpoort. Arij heeft in die periode zelf ook nog wat landerijen bij weten te kopen. Aan het einde van hun leven heeft het echtpaar een boerenbedrijf met maar liefst 50 morgen of 45 hectare land. In diezelfde tijd laat de familie Six kaarten maken van haar gehele bezit in de Bollenstreek. Landmeter Walraven gaat nauwkeurig te werk in 1735. Dankzij de kaarten van de familie, samengebracht en openbaar beschikbaar gesteld onder de naam Collectie Six krijgen we ook een beeld van de Duinpoort in het jaar van de metingen. Bovendien is ook de tegenover staande boerderij “Jan van Joppe’ meegenomen door de landmeter. Zijn werktekening is wat vervaagd en op de beschikbaar gestelde kaart uit de Collectie zijn door uw onderzoeker de lijnen dan ook wat aangescherpt. De kaart laat de situatie zien op de driesprong aan het einde van de Langevelderweg met aan de westzijde van de boerderijen het eerder besproken duintje van Floris van Boekhorst, in dat jaar een leengoed dat ook op de naam van de familie Six is gesteld. Na 1793 wordt overigens Huibert Duivenvoorden eigenaar van ditzelfde duintje.
Collectie Six: Ambachtsheerlijkheid Hillegom, landmetingen Noordwijk door Walraven, 1735
De getekende boerderijgebouwen zijn sterk vergelijkbaar met latere versies die we kennen uit officiële kadasterarchieven, zeker als om boerderij “Jan van Joppe” gaat. Bij de Duinpoort lijkt het alsof niet het hele gebouw is weergegeven, een deel lijkt buiten de kaart te vallen. Dat gebouw kunnen we vergelijken met de foto die is gemaakt rond 1930, vlak voor de afbraak. Als we naar de bijgebouwen kijken staan die op op dezelfde plek als op de kadastrale kaarten van 1813 en 1883. Achter de boerderij wordt een grote waterput aangegeven door de landmeter. Leuk detail is het hondenhok, pal aan de Langevelderweg. Dat hok zal niet bewoond zijn door een poedeltje…..!
De naam van Arij Engelszoon van der Plas is bijgeschreven door de landmeter. Op “Jan van Joppe” zou volgens hem “de zwager van Arij Engele” hebben gewoond. De term zwager werd in die tijd gebruikt om schoonfamilie aan te duiden en met “zwager” wordt in dit geval schoonzoon Cornelis Janszoon van der Speck bedoeld, getrouwd met Commertje Arijsdochter van der Plas. Ook in 1735 woonden één en dezelfde familie op deze twee boerderijen. Hoewel Arij door de landmeter genoemd wordt in 1735 was hij in feite al vijf jaar daarvoor overleden. Zijn weduwe Sijtje van Dam stierf in de winter van het jaar waarin de kaart gemaakt is. Het is niet onmogelijk dat de landmeter de kaart op 1735 gedateerd heeft maar zijn metingen al eerder verricht had, want het is wat vreemd dat de naam vermeld wordt van bewoners die beiden al dood waren. Maar misschien wist landmeter Walraven ook niet beter. Het echtpaar Van der Plas-Van Dam wordt opgevolgd door hun dochter Cornelia of Neeltje die in 1728 getrouwd was met Jacob Corneliszoon Heemskerk.
Boerderij de Duinpoort is via nalatenschappen doorgegeven binnen de Hillegomse tak van de familie Six, in feite volgen na Jan Six de tweede zijn naamgenoten die in respectievelijk 1750 en 1778 overlijden. Bij de overdracht in 1793 aan Huibert Duivenvoorden is opnieuw sprake van een Jan Six, de vierde uit de rij met die naam. Hoe de overdrachten binnen de familie Six precies tot stand kwamen is alleen globaal onderzocht. Belangrijkste reden hiervoor is dat het Langeveldse bezit in de nalatenschappen binnen de familie Six wel vermeld wordt maar summier omschreven staat. Het waren slechts kleine posten in de grote rijkdom van de familie. Sterker nog, de omschrijvingen wekken de indruk dat men niet echt goed wist wat men nu precies in eigendom had in Noordwijk en Noordwijkerhout. Er is sprake van een woning en een x-aantal morgen land, het precieze aantal kende men blijkbaar niet. Bovendien bezat men twee woningen, want naast de boerderij in het Langeveld was men vanaf 1722 ook eigenaar van het Langevelder duin en kocht men vijf jaar later de boerderij op het Paardenkerkhof. Deze onduidelijkheid in de beschrijving begint al in de nalatenschap van de weduwe Six-Tulp in 1709.
Jacob Corneliszoon Heemskerk en Neeltje Arijsdochter van de Plas hebben tot 1778 de Duinpoort gepacht. Vanaf het begin van hun pacht runnen zij een boerenbedrijf met 45 hectare weiland en geestland. In hun pachtperiode is de runderpest een terugkerende bedreiging van het boerenbestaan. De heftige gevolgen van die epidemische ziekte kan moeilijk onderschat worden, de gevolgen voor de agrarische economie waren indrukwekkend. Hoewel het Langeveld in de 18e eeuw nog maar vijf boerderijen telt en er aan de noord- oost- en westzijde natuurlijke barrières liggen die het gevaar van besmetting beperken blijven ook de boeren van dit geisoleerde gebied niet gespaard. De zeer besmettelijke ziekte was een landelijk probleem. Voor boeren die getroffen werden was het uithuilen en opnieuw beginnen. Helaas zijn er weinig getallen bekend. Van Jacob en Neeltje weten we uit een Noordwijks archief dat zij in 1773 een groot deel van hun veestapel door de pest verliezen. Dat was aan het einde van een ziektegolf die al een paar jaar eerder was begonnen en aanvankelijk het Langeveld leek te sparen. Jacob had met 19 koeien een middelgroot bedrijf. Daarvan waren op het moment van de telling 11 dieren al gestorven, zes waren nog ziek en twee zouden hersteld zijn. Het is dan niet alleen de waarde van het dier dat een boer verloor maar ook het inkomen doordat geen boter en kaas meer gemaakt kon worden. Een nieuwe veestapel opbouwen ging relatief snel, maar de verloren opbrengstperiode moest ook financieel overbrugd kunnen worden. Menige boer lukte dat niet en ging failliet. De runderpest gaf de toch al niet al te florissante economie van het land terugkerende klappen en was mede de oorzaak van bodemprijzen voor agrarisch onroerend goed.
Adam Wijnands | De Witte Raaf | 6 dieren, allemaal dood |
Cornelis Huibertsz Heemskerk | “Jan van Joppe” | 5 dieren dood; 1 hersteld |
Pieter van den Berg | Kijkduin | 7 dieren dood; 3 hersteld |
Jan Maartensz Ruigrok | Puikenduin | 2 dieren dood; 2 hersteld |
Daniel Westgeest | Zuid-Noordwijk | 14 dieren dood; 4 hersteld |
Jacob Cornelis Heemskerk | Duinpoort | 11 dieren dood; 6 ziek; 2 hersteld |
Cornelis Hendriksz Heemskerk | Woeste Hoeve | 5 dieren dood; 2 nog ziek |
Voor Jacob Heemskerk is de runderpest extra tragisch omdat hij kort daarvoor zijn vrouw Neeltje van der Plas verloren was, zij is overleden in maart 1772. Jacob overlijdt zelf in oktober 1775, nog geen 70 jaar jaar oud. Het is maar de vraag of hij bij zijn dood de gevolgen van de runderpest al een beetje te boven was gekomen. Zijn laatste levensjaren zullen zwaar geweest zijn. Een jaar na zijn dood wordt zijn boedel verdeeld onder leiding van notaris Hoogop. De akten beslaat maar liefst 70 pagina’s. Dat is niet omdat het opmaken van de inventaris en de verdeling zo ingewikkeld was, maar vooral omdat deze notaris zeer groot schreef en weinig tekst op een pagina plaatste. Je zou bijna gaan denken dat hij zich per pagina liet betalen…!
Huibert Duivenvoorden en Mijntje de Winter, van pachter tot eigenaar
Na de dood van Jacob Corneliszoon Heemskerk wordt Rijk Wouterszoon van R(h)eenen pachter van de familie Six, hij is dat vanaf circa 1779. Rijk kwam oorspronkelijk uit “Hillegersom” (Hilversum) maar woont bij het aangaan van zijn huwelijk met Mijntje de Winter in 1773 in Warmond. Het echtpaar krijgt geen kinderen en Rijk overlijdt in november 1783, wordt bij de Witte Kerk in Noordwijkerhout begraven. Hoewel het Langeveld formeel tot het dorp Noordwijk hoorde zijn gedurende de eeuwen veel inwoners van dit buurtschap in Noordwijkerhout begraven. Mijntje of Wilhelmina de Winter hertrouwt in 1784 met Huibert Duivenvoorden, de tien jaar jongere zoon van Dirck Duivenvoorden en Marijtje van der Hans. Mijntje was dochter van Job de Winter, de man van wie de bijzondere voornaam via zijn nazaten voortleeft in menige Noordwijkerhoutse familie. Aan het zware leven van Job is op deze website een speciaal verhaal gewijd: “Zo arm als Job (de Winter)”. Mijntje heeft de tegenslag van haar vader als één van de oudste kinderen uit zijn grote gezin van nabij beleefd en woonde tot haar huwelijk in een boerderij van de Ridderschap Holland aan de ’s-Gravendam in Noordwijkerhout. Na haar huwelijk met Rijk Wouterszoon heeft haar vader bij het echtpaar ingewoond op de Duinpoort met zijn jongste kinderen. Maar ook Huiberts ouders hadden het in die periode bijzonder zwaar. Voor Huibert was het huwelijk misschien dan ook wel een uitweg uit de moeilijke situatie waarin het gezin van zijn vader Dirck Gerritszoon Duivenvoorden terecht was gekomen. Dirck was failliet verklaard en moest al zijn onroerend goed verkopen en het huis verlaten. Het gezin van Dirck heeft tot zijn dood in 1811 gewoond in een huisje aan de Noordwijkerhoutse haven. Ook een perceel van bijna drie hectare in het Langeveld was door Dirck gedwongen verkocht maar dat kan Huibert in 1797 terugkopen, iets dat zijn vader ongetwijfeld veel plezier gegeven zal hebben.
1793 Een overdracht met vraagtekens
Bij de verkoop van boerderij de Duinpoort door de familie Six aan Huibert Duivenvoorden maken de dorpsbestuurders van Noordwijk en Noordwijkerhout een onbegrijpelijke vergissing of fout zo u wilt. Zij vermelden in de akte alleen de verkoop van enkele landerijen in de Hoogeveense polder en 16 morgen en 300 Rijnlandse Roe in het Langeveld “omtrent de kapel”. Het is duidelijk dat zij hiermee alleen verwijzen naar de aanvullende aankoop door de familie Six van geestland in de Langevelder Pan uit 1712. Die aankoop is hierboven uitgebreid besproken. De koop van de boerderij met zo’n 21 morgen aan landerijen in 1686 heeft men blijkbaar over het hoofd gezien, of de originele akte of “waarbrief” is niet door de familie Six aangedragen. De bestuurders hadden deze slordigheid kunnen voorkomen als zij hun eigen administratie rond de heffing van dorpsbelasting of hoogheemraadschapslasten (morgengeld) goed op orde hadden gehad. In het Noordwijks archief is het overzicht van het jaar 1794 bewaard gebleven en deze staat dat jaar voor het eerst op naam van Huibert Duivenvoorden.
Uit dit overzicht blijkt dat Huibert in 1794 circa 54 morgen land in gebruik had (46 hectare), vergelijkbaar met eerdere pachters van de boerderij. Die zijn als volgt onderverdeeld in afgeronde getallen waarbij de dorpsbestuurders de pachtheren of eerdere eigenaren vermelden:
Gepacht van de heer Stoevelaar | 5 morgen |
Gepacht van de Domeinen in plaats van Cornelis Heemskerk (overbuurman) | 8 morgen |
Eigen aangekocht land | 2 morgen |
Eigendom, overgedragen door de familie Six | 24 morgen |
Land in het Duinschoten (geen eigenaar of herkomst vermeld) | 15 morgen |
N.B. Onderaan: de duinen en heerlijke goederen betreft het leengoed van het duintje achter de boerderij; belast met 18 gld |
Volgens het overzicht heeft Huibert dus 24 morgen aan percelen op Noordwijks grondgebied overgenomen van de familie Six, maar in de aankoopakte uit 1793 is alleen sprake van 16 morgen en drie honderd Rijnlandse Roe. Die vermelding is te herleiden naar de overdracht van het geestland van Teding van Berkhout naar Jan Six in 1712. Tussen de aankoopakte en het belastingoverzicht is dus een verschil van zo’n 8 morgen. Daarnaast worden er bij polder 24, het Duinschoten, twee partijen genoemd van 4 en 7 morgen, waarbij geen eerdere eigenaar of verpachter bekend was. Opgeteld is er tussen dit belastingoverzicht en de aankoopakte van 1793 een verschil of onduidelijkheid rond 19 morgen. Daar moeten we dan de woning nog bij optellen, 3 morgen groot, want dat is niet de woning die in 1712 werd aangekocht, die was immers afgebroken. De drie morgen van de woning opgeteld bij het al genoemde verschil van 19 morgen maakt afgerond zo’n 22 morgen en dat komt nagenoeg overeen met de 21 morgen die in 1686 door de familie Pauw werd overgedragen aan de familie Six.
De conclusie is dan ook: de eerste aankooptransactie van de familie Six uit 1686 waarbij de woning met 21 morgen hun eigendom werd is over het hoofd gezien door de dorpsbestuurders bij het opstellen van de verkoopakte aan Huibert en Job Duivenvoorden in 1793. Zij noemen maar één zogenaamde waarbrief of eerdere overdrachtsakte, die van 1712. Blijkbaar heeft ook de familie Six deze slordigheid niet opgemerkt of men kon 107 jaar na dato de originele aankoopakte niet meer leveren. Het past bij deze slordigheden dat de erfgenamen van Job Duivenvoorden in 1861 geen enkel eigendomsbewijs van de boerderij kunnen overleggen aan de notaris bij de inventarisatie van Jobs nalatenschap. Ook zou de overdracht volgens hen in geen enkel register terug gevonden zijn.
Huibert en Mijntje zijn tot 1793 pachters op de Duinpoort van de familie Six. In 1787 wordt hun enig kind geboren, zoon Job. Mijntje was bij zijn geboorte al 43 jaar oud. Zij overlijdt in 1804, weduwnaar Huibert blijft met Job achter. Huibert heeft in 1797 een perceel weiland van drie morgen aangekocht van de familie Vink. Dat perceel was eerder eigendom van zijn vader Dirck en lag tussen de weilanden van boerderij “Jan van Joppe’. Die boerderij wordt pas in 1816 door Huibert en Job aangekocht. Een beetje inbeeldingsvermogen levert dan de reële mogelijkheid op dat Huibert dit weiland met sentimentele overwegingen heeft gekocht, zijn vader leefde dat jaar nog. Ook in 1804, in de periode waarin de Domeinen van Holland op grote schaal haar onroerende goederen verkopen koopt Huibert nog 6 morgen duinland aan. Dat moet onder andere land geweest zijn dat in het belastingoverzicht van 1794 nog Cornelis Heemskerk als eerdere pachter van de Domeinen noemde. Huibert sluit hiervoor een lening af bij dezelfde Domeinen van Holland.
Job Duivenvoorden trouwt in 1811 met de even oude Catharina Oostdam (Trijntje), in feite zijn overbuurmeisje, want tot 1807 woonde zij met haar vader Huibert Oostdam en moeder Maartje van Someren op boerderij “Jan van Joppe”. Het is in onze tijd maar moeilijk voor te stellen, maar in het Langeveld van begin 19e eeuw leefde men ver van de “bewoonde” wereld, dus de kansen voor een jonge boer om een levenspartner te vinden waren gering. Dat Trijntje en Job elkaar al kenden heeft bij de totstandkoming van hun relatie ongetwijfeld een rol gespeeld. Maar veel gezinsgeluk kent dit echtpaar aanvankelijk niet, want hun eerste drie kinderen leven slechts kort. Het derde overleden kind, zoontje Huibert, wordt vernoemd bij de volgende twee zonen die Job en Trijntje krijgen. Zij heetten allebei Huibert. Trijntje overlijdt in juli 1823.
Tijdens dit eerste huwelijk werd in 1816 boerderij “Jan van Joppe” gekocht door Job, maar eigenlijk is dat min of meer samen met zijn vader Huibert want hij is borg en de hypotheek staat op beider naam gesteld. Huibert en Job sluiten die hypotheek af voor een bedrag van 6.000 gulden bij de Sassenheimse pastoor Meijendaal. Met zijn vader heeft Job nu twee boerderijen in eigendom met tientallen hectaren aan zowel geestland als weiland. Met zijn gezin en vader bewoont hij de Duinpoort, de boerderij er tegenover, “Jan van Joppe” wordt verhuurd aan de familie Van Berkel tegen een pacht van 550 gulden per jaar. Helemaal uitgekocht is Job nog niet want in 1829 en 1832 worden nog weilanden toegevoegd. Waar zijn vader veel geestland aankocht in 1793 is dat bij Job vooral weiland. Uiteindelijk bereikt zijn bezit in het midden van de 19e eeuw een omvang van maar liefst 110 hectaren, voor de helft weiland, de andere helft geestland in de Langevelder Pan en op het Duinschoten.
Weduwnaar Huibert Duivenvoorden overlijdt in januari 1825 op de Duinpoort (huisnummer 379), het huis waar Job de rest van zijn leven zal blijven wonen. Het overlijden van zijn vader maakt ook dat de afhandeling van de nalatenschap van Trijntje Oostdam vertraging oploopt, zij was al in juli 1823 gestorven, werd slechts 35 jaar oud. Pas eind maart 1825 wordt inventaris opgemaakt. Om een indruk te krijgen van de welvaart van een boerenechtpaar of het succes van hun boerenbedrijf is een eenvoudige benadering om te kijken naar het aantal dieren in de stal of de inhoud van het juwelenkistje. Dat is geen exacte wetenschap en levert ook niet meer dan een momentopname op maar het geeft wel een idee hoe een echtpaar ervoor stond.
In de stal staan 25 kalfkoeien, 4 nuchtere kalveren en 5 hokkelingen. De term kalfkoeien is wat verwarrend, waarschijnlijk is niet bedoeld dat het kalveren waren maar dat het koeien waren die al eens gekalfd hadden, melkkoeien is een betere term. Er lopen 14 schapen rond, 8 varkens, 2 paarden en maar liefst 50 kippen en eenden. De deskundigen waarderen de stalbevolking op 1754 gulden. In het juwelenkistje veel goud en zilver waaronder een gouden hoofdbeugel met hanger van 150 gulden en een bloedkoralen ketting van 40 gulden. Niet alles is goud wat er blinkt zegt het spreekwoord maar in dit geval is de voorzichtige conclusie dat Job in 1825 niet onbemiddeld was. Hij heeft dat jaar twee boerenknechten en twee boerenmeiden in dienst.
Slechts een paar maanden na het overlijden van zijn vader trouwt Job met Maria Zandvoort, Het echtpaar krijgt twee dochters, Mijntje en Anna, maar ook op dit huwelijk rust geen zegen want echtgenote Maria overlijdt al in 1831. Job gaat opnieuw op zoek naar een levenspartner en vindt die in de persoon van de maar liefst 24 jaar jongere Hendrikje (Heintje) van der Klugt, boerenmeid op boerderij Erffoort aan de Herenweg in Noordwijkerhout, hemelsbreed twee kilometer ten oosten van de Duinpoort. De jonge vrouw komt in een gezin terecht waarvan het oudste kind slechts zes jaar jonger is dan deze 22-jarige bruid en dat zal toch wennen zijn geweest voor beide partijen. Aanvankelijk sluit Job zijn jonge echtgenote via de huwelijksvoorwaarden geheel uit van gemeenschap van goederen en daarmee ook als belangrijkste erfgenaam van zijn onroerend goed maar daar komt hij later in nieuwe testamenten op terug. Met Heintje van der Klugt krijgt hij zes kinderen, die allemaal volwassen geworden zijn.
Kort na de geboorte van het zesde kind stapt Job naar de notaris om een eerder testament nietig te verklaren. Hij laat in 1845 vastleggen dat echtgenote Heintje van der Klugt “enig erfgenaam is van al zijn roerende en onroerende goederen, geen enkel uitgezonderd”. Wat voor overweging Job gehad heeft bij deze ommezwaai in houding ten aanzien van ontstaan van gemeenschap van goederen blijft gissen. Rond datzelfde jaar vindt het echtpaar het raadzaam om het gezin letterlijk en figuurlijk wat ruimte te geven en aan de toekomst van de kinderen te werken. De oudste zoon is dan zo’n 28 jaar oud, het jongste kind ligt nog in de wieg. Het pachtcontract van boerderij “Jan van Joppe” loopt af en oudste zoon Huibert (1817-1897) mag daar zijn eigen boerenbedrijf beginnen. Job en Heintje zorgen ook voor jonge Huibert (1819-1900). In 1848 wordt iets noordelijker een eenvoudige boerenwoning gebouwd, bekend als De Blink. In 1880 zal Huibert een geheel nieuwe boerderij bouwen in de vorm die nog altijd te zien is aan de Kapelleboslaan. Er is dan nog één zoon uit het eerste huwelijk, Willem, voor wie een eigen boerderij gezocht moet worden. Die wordt gevonden in Heemstede, al is niet bekend waar precies. Willem keert later terug naar Noordwijkerhout waar hij tussen 1868 en 1882 eigenaar is van de bijna nieuwe boerderij Duin en Dal aan de Haarlemmer Trekvaart. Hierna keert hij na verkoop aan Lambertus Bouwmeester terug naar Heemstede.
Als Job Duivenvoorden overlijdt in oktober 1860 hebben ook enkele kinderen uit zijn tweede en derde huwelijk het ouderlijk huis al verlaten. Alleen de jongste vier zijn ongetrouwd. Zij delen mee in de omvangrijke erfenis van Job. Hij heeft echter de rechten van zijn kinderen uit eerdere huwelijken nog niet met hen verrekend. Na de dood van zijn tweede echtgenote Marijtje Zandvoort is zelfs geen inventaris opgemaakt, terwijl Job juist tijdens het huwelijk met haar extra weilanden had aangekocht. Die aankopen uit 1829 en 1832 betrof percelen ten noordoosten van de boerderij, ingeklemd tussen het Duinschoten en het geestland van de Langevelder Pan. Uit de verdeling van de nalatenschap blijkt dat met name deze weilanden op een hogere waarde zijn getaxeerd waardoor de twee dochters uit dit huwelijk met Marijtje Zandvoort in verhouding wat meer geld erven dan de rest.
De notaris heeft een hele kluif aan het opstellen van de inventaris en de verdeelakte. Er is geld uitgeleend aan kinderen en aan derden, waaronder het kerkbestuur van Noordwijkerhout voor de bouw van de nieuwe Victorkerk. Job had bij de bouw van die kerk ook al een schenking gedaan. Opvallend is dat het hele bezit nog op Jobs naam staat, dus ook de twee boerderijen die door zijn zonen Huibert en Huibert worden gebruikt. De notaris moet flink rekenen om ieder het rechtmatig aandeel te geven in de nalatenschap die in totaal op een bedrag van meer dan 100.000 gulden wordt getaxeerd. Waaronder de boerderijen en landerijen die volgens neutrale deskundigen zo’n 78.000 gulden waard zouden zijn. Naast weduwe Heintje, die een kindsdeel ontvangt zijn er erfgenamen uit het eerste, tweede en derde huwelijk. De bedragen die zij toebedeeld krijgen zijn verschillend, al liggen deze ook weer niet heel ver uit elkaar.
De waarde van de boerderijen met het bijbehorende land is veel hoger dan het bedrag waar de nieuwe eigenaren Huibert, Huibert en weduwe Heintje recht op hebben. Zij zullen leningen moeten afsluiten om de andere erfgenamen uit te kunnen betalen. De toekenning van de boerderijen is gebaseerd op het laatste testament van Job uit 1856. Daarin is de inhoud van het eerdere testament met Heintje als enig erfgenaam flink gewijzigd. Job verdeelt zijn nalatenschap in dit testament op basis van legaten. Huibert en Huibert krijgen het recht en de keus uit de boerderijen De Blink en Jan van Joppe. Het derde legaat is voor weduwe Heintje, zij wordt erfgename van de resterende onroerende goederen, daarbij rekening houdend met de wettelijke aandelen die de kinderen hebben. Opmerkelijk detail: het goud en zilver moet netjes verdeeld worden door de erfgenamen, maar Job heeft één voorbehoud gemaakt. Het gouden hoofdijzer dat Heintje droeg is voor haar. Met enig romantisch sentiment zou je kunnen stellen dat Job zijn vrouw, de voormalige boerenmeid die eerst nog geheel werd uitgesloten van gemeenschap van goederen, postuum een boerenkroontje op het hoofd zette.
Jonge Huibert (1819) krijgt boerderij de Blink met 25 hectare weiland en geestland toegekend tegen een getaxeerde waarde van bijna 20.000 gulden. In de jaren daarvoor betaalde hij zijn ouders 390 gulden pacht per jaar. Oude Huibert (1817) die met zijn echtgenote Pietertje van Steijn op “Jan van Joppe” woonde vanaf 1846 en daarvoor 600 gulden pacht per jaar betaalde, verhuist naar de overkant van de weg. Daar heeft het echtpaar boerderij de Duinpoort met 58 hectare aan landerijen toegewezen gekregen uit de erfenis tegen een getaxeerde waarde van ruim 32.000 gulden. Weduwe Heintje van der Klugt wordt eigenaresse van “Jan van Joppe” en verhuist met haar nog ongetrouwde kinderen naar die boerderij. De erfgenamen wijken dus in de verdeling van de boerderijen af van de legaten die Job in 1856 had vastgelegd, hoewel hij daarin had gesteld dat Huibert en Huibert “het recht en de keus” hadden. Er was dus vrijheid voor de erfgenamen om van het testament af te wijken.
De verdeelstaat geeft inzicht in de waarde of kwaliteit van de drie boerderijen. De afwegingen die de erfgenamen gemaakt hebben zijn er prima uit af te lezen. De omvang van de landerijen van de Duinpoort is veel groter dan die van “Jan van Joppe” maar de getaxeerde waarde kent dat verschil niet. Dat is terug te voeren op het hoge percentage minder waardevol geestland. De “Jan van Joppe’-boerderij kende alleen weilanden, alles ten zuiden van de Langevelderweg. Bij de Blink ligt de verhouding geestland/weiland op bijna 50/50. Job Duivenvoorden moet tijdens zijn leven al gewerkt hebben aan een hogere opbrengst van met name het geestland in de Langevelder Pan, want zoals we hieronder nog zullen zien is geestland daar opgesplitst en een drie hectare groot bos aangelegd.
Leeftijd boerderij onduidelijk.
Alvorens de laatste eigenaren van de Duinpoort te behandelen gaan we hier kort in op de leeftijd van het gebouw dat we kennen van de foto die kort voor de afbraak is gemaakt. Op het eerste gezicht lijken we hier te maken te hebben met een halleboerderij, een type gebouw dat vanaf de 17e eeuw veel gebouwd werd. Het bestaat uit een langwerpige romp uit één stuk met op de kopse kant het woonhuis. In Noordwijkerhout was die kopse kant meestal oost of zuidoost gericht. Vergelijkbaar zijn boerderijen als de Kokmeeuw, Puikendam en Sixenburg, die dateren uit de tweede helft 17e eeuw. Ook de boerderij op de foto geeft de indruk heel wat jaren achter de rug te hebben dus het is niet uitgesloten dat we hier over een oorspronkelijk 17e eeuws gebouw praten. Documenten vermelden echter nergens iets over de bouw, herbouw of aanpassingen. En als de boerderij inderdaad eeuwenoud was is de vraag interessant wie het dan heeft laten bouwen. Tussen 1604 en 1793 zijn achtereenvolgens de Domeinen van Holland en de families Pauw en Six eigenaar. Die waren weliswaar rijk genoeg om een nieuw gebouw te laten plaatsen, maar welk belang hadden zij dan daarbij en was die investering terug te verdienen met pachtprijzen die tot in de 19e eeuw eerder lijken te dalen dan te stijgen. Als het gebouw vernieuwd is lijkt een tussentijdse verhoging van de pacht een logische stap maar ook daar zijn geen aanwijzingen voor. Van Huibert en Job Duivenvoorden lijkt de laatste genoeg kapitaal te hebben gehad om een nieuwe boerderij te laten plaatsen, maar ook daar zijn geen aanwijzingen voor gevonden in de akten rond zijn persoon, die toch veel details bevatten.
Nuttig is dan nog de tekeningen van het gebouw te vergelijken met de foto. Dat is hierboven gedaan. Naast de werktekening uit 1735 uit de Collectie Six waarbij het de landmeter meer ging om de meetgetallen dan de vormen van gebouwen zijn er meer nauwkeurige kadastertekeningen uit 1813 en 1883. Er zijn kleine verschillen op te merken, maar het boerengebouw lijkt tussen 1735 en 1883 niet wezenlijk veranderd te zijn. Het staat op dezelfde plek met vergelijkbare bijgebouwen, die ook de foto te herkennen zijn. Het is jammer dat geen andere informatie over de ouderdom van het gebouw bij de afbraak rond 1930 bewaard is gebleven. Bij gebrek aan gegevens houden we het hier op een 17e eeuws gebouw met de familie Pauw als mogelijke opdrachtgevers voor de bouw.
1865 Gerardus en Engel Hogervorst laatste eigenaren .
Huibert en Pietertje Duivenvoorden-Van Steijn hebben niet lang op de Duinpoort gewoond. Het echtpaar houdt het na vier jaar voor gezien en koopt een boerderij in de Oude Hofpolder in Oegstgeest, door de notaris beschreven als Welgelegen aan de Lage Voortweg. Koper van de Duinpoort op 1 september 1865 is Gerard Hogervorst, hij is die dag nog maar vijfentwintig jaar oud. Hoewel erg jong heeft Gerard al een bewogen leven achter de rug. Hij heeft zijn moeder Cornelia Verdegaal nauwelijks gekend, zij overleed twee jaar na zijn geboorte. En zijn vader Engel Hogervorst verliest hij als hij zo’n zeven jaar oud is. Hij is als wees niet alleen op de wereld want hij heeft een zes jaar oudere zus, Marijtje en zijn broer Nicolaas is twee jaar ouder. Het drietal wordt door familie ondergebracht bij hun vrijgezelle oom Gerrit op Druijvestein in De Zilk, dat in die periode nog uit twee woningen bestond. In het andere huis woonde hun oma Antje Verdegaal-Zeestraten. Helaas overlijdt ook oom Gerrit als 49-jarige in 1855, het drietal kinderen kan nu alleen nog steunen op oma Zeestraten. Drie jaar later trouwt Marijtje met Simon Heemskerk, die zijn dienstplicht heeft afgekocht via vervanging en blijft zij met haar broers op Druijvestein wonen. Oma Zeestraten overlijdt in 1859, de tweede woning van Druijvestein waarin zij woonde wordt omgebouwd tot stal.
Na het overlijden van oma Zeestraten, weduwe van Klaas Verdegaal zijn er maar twee erfgenamen. Dat zijn de drie weeskinderen en hun tante Huberta Verdegaal die met haar man Gerrit Hartveld woonde op de hoek Beeklaan-Zilkerduinweg in De Zilk. (Zie boerderij Bouwlust op deze website). De drie kinderen erven de helft van het omvangrijke bezit van hun oma en opa waaronder de boerderij Druijvestein in de Zilk waar zij woonden en Alkemade aan het Westeinde in Noordwijkerhout. Naast de waarde van deze grote boerderijen is er een fors bedrag aan “gereed geld” te verdelen, ruim 53.000 gulden. Gerard Hogervorst ontvangt uit de totale erfenis van 136.000 gulden een bedrag van bijna 23.000, net als zijn broer en zus. Hoewel nog maar net 20 jaar oud, ontvangt Gerard dat bedrag als volwassene, want twee maanden voor het opstellen van de erfenisakte hadden Nicolaas en Gerard van de Hoge Raad een meerderjarigheidsverklaring ontvangen. Zij mogen in 1860 dus vrij over de aantrekkelijke erfenis van hun grootouders beschikken. Hun zus Marijtje erft samen met haar man Simon Heemskerk. Haar broers wonen ook na 1860 bij dit jonge echtpaar op Druijvestein. Maar opnieuw treft het lot deze drie jonge mensen, want Marijtje verliest haar man Simon na zes jaar huwelijk en blijft met drie jonge kinderen achter. Zij zal nog twee keer hertrouwen. De dood van zijn zwager Simon zal bijgedragen hebben aan het besluit van Gerardus Hogervorst om nog geen jaar later, in september 1865 boerderij de Duinpoort aan te kopen.
Het aankoopbedrag van de Duinpoort, 41.500 gulden is grotendeels gedekt door de erfenis uit 1860 en voor het benodigde bedrag kan zonder problemen een hypotheek worden verkregen met de boerderij als onderpand. Gerard sluit tijdens zijn leven enkele van dergelijke leningen af maar krijgt ook geld binnen door de verkoop van percelen. Zo verkoopt hij in 1879 het perceeltje grond van ruim 2.300 m2 waarop de Langevelder kapel heeft gestaan, samen met ruim vijf hectare duingrond, waarop nu de bekende camping aan de Kapelleboslaan is gevestigd.
Een jaar na aankoop van de boerderij trouwt Gerardus Hogervorst met Jacoba “Koosje” van Elk. Het echtpaar Hogervorst-Van Elk heeft hun hele leven op de Duinpoort gewoond, waar zij het boerenbedrijf uitoefenden. Zij kregen er zes kinderen waarvan zoon Engel Hogervorst hen opvolgde als bewoner van de boerderij.
Gerard Hogervorst en Koosje van Elk op hoge leeftijd. Foto gebruikt uit het boek De Hogervorsten uit de Bollenstreek van genealoog Bert Hogervorst. Met dank!
Engel Hogervorst (1875-1969) was de laatste in het rijtje bewoners dat het boerenbedrijf heeft uitgeoefend op deze oude locatie samen met zijn echtgenote Neeltje van Steijn. Zij zagen hoe vele veehouders in de Bollenstreek tijdens hun leven omschakelden naar de bollenteelt. Engel zal daar ook veel over nagedacht hebben maar zag meer in het investeren in onroerend goed. Neeltje was een kleindochter van Huibert Duivenvoorden die op De Blink woonde. Het echtpaar besluit in 1930 om de oude boerderij af te breken en een nieuw woonhuis te bouwen, vanaf die tijd bekend als de Duinpoort. Genealoog Bert Hogervorst schrijft over hen:
“Engel was jarenlang bestuurslid van de Noordzijderpolder en gewaardeerd als adviseur in de veeteelt. Hij stond bekend onder de bijnaam “de veearts van het Langeveld”. Als armenmeester van de Jozefparochie heeft hij zijn steentje bijgedragen voor de geloofsgemeenschap. Als belegging liet Engel in de Havenstraat drie winkels met huizen bouwen en in de Havendwarsstraat een rijtje van acht huizen, dat deed hij samen met Cor Willemse. Op 10 september 1942 verhuisde Engel naar de Herenweg in Noordwijkerhout en verhuisde zoon Gerrit naar de Duinpoort.”
Gerrit Hogervorst (1912-1989) maakte de grote overstap van de veehouderij naar de bollenteelt en liet hiervoor onder andere een hectare weiland om dreggen. Zijn vrouw Co van Eeden startte voorzichtig een horecaonderneming en speelde daarmee in op het snel groeiende toerisme in het Langeveld. Maar ook de lokale bevolking wist de locatie te vinden voor sport, spel en huwelijksfeesten. Driehonderd jaar na Jacob Gerritszoon Roo in zijn herberg op deze driesprong in het Langeveld ontstond met Gerrit en Co Hogervorst-Van Eeden deze nieuwe “herberg” . Het bedrijf is door hun dochter Corrie uitgebouwd en verwierf grote bekendheid in de regio onder de naam de Duinpoort. Inmiddels kan men hier onder de nieuwe naam Berg en Dal alweer bijna een eeuw terecht voor een “natje en droogje”. Ongetwijfeld met goedkeuring van de rondspokende geest van herbergier Jacob Gerritszoon Roo!
Jan Duivenvoorden, juli 2024