Van de eeuwenoude boerderijlocaties in Noordwijkerhout kent Bergenslaan aan de Leeweg misschien wel het meest indrukwekkende lijstje eigenaren. Met onder meer een rentmeester van het klooster Leeuwenhorst, een steenrijke koopman die de boerderij haar naam gaf, een achterkleinzoon van prins Maurits van Oranje, de graaf Van Hompesch en een burgemeester van Noordwijkerhout. Van 1580 tot 1958, het jaar waarin Rut van Eeden Bergenslaan koopt is de locatie altijd bewoond door Noordwijkerhouters als pachters van de boerderij. Op één uitzondering na, Dirck Willemszoon van Someren en Aaltje Kapteijn waren vijftien jaar lang eigenaar. Het roept de vraag op wat sommige van de klinkende namen uit het lijstje in de boerderij zagen. Vandaar dat we hier niet beginnen met Jacob Bet, de oudst bekende bewoner van de locatie uit begin vijftiende eeuw, maar een flinke sprong in de tijd maken naar 1885, het jaar waarin de boerderij herbouwd is en de verandering keurig door het kadaster in kaart is gebracht.
Ouderdom van Bergenslaanlocatie
Op de eerste kadasterkaart van 1818 wordt een gebouw weergegeven met een wat grillige vorm. Het wat hokkerig ogend gebouw toont gelijkenis met enkele van de oudste boerderijen uit de omgeving zoals de Witte Raaf uit de late 16e eeuw en Breeland uit het midden van diezelfde eeuw, beide boerderijen worden besproken op deze website. Het is een eerste indicatie dat het oorspronkelijke Bergenslaan zeer oud moet zijn geweest. Een tweede kaart uit 1888 laat zien dat het hoofdgebouw flink gewijzigd is, alleen de twee schuren zijn ongewijzigd gebleven. Uit de tweede helft van de 19e eeuw zijn ook werkveldtekeningen door het kadaster bewaard. En dat is in dit geval interessant want het laat zien dat de herbouw van de boerderij op dezelfde plek heeft plaatsgevonden, mogelijk zelfs gedeeltelijk op dezelfde fundering. Het westelijke gedeelte is geheel verdwenen. Traditioneel vinden we in Noordwijkerhout de woongedeeltes aan de oostzijde. De contouren van de verdwenen achterzijde zijn door het kadaster aangegeven op de werkveldtekening. Het nieuwe gebouw is rechthoekig met een uitbouw aan de zuidwestzijde, mogelijk bedoeld voor een karnmolen. Volgens de boerderijenonderzoeker Uilkema stonden karnmolens aanvankelijk binnen woon- en stalgedeelten van boerderijen maar zijn die vanaf de 16e eeuw door muren afgescheiden in aparte gebouwtjes.
Dit nieuwe Bergenslaan dat in 1972 helaas is afgebrand leverde bij de verdere afbraak nog een belangrijke tweede aanwijzing voor de ouderdom van het oorspronkelijke gebouw op. Aad van Eeden, geïnteresseerd naar de geschiedenis van zijn ouderlijke woning heeft grondig onderzoek gedaan. Hij vertelde hier enige jaren geleden het volgende over:
“…In 1972 toen de boerderij afgebrand was en het puin geruimd ben ik gaan zoeken naar oude sporen voordat de nieuwe stal gebouwd ging worden. Midden onder de oude stal dus onder de middengang vond ik op het grondwater een steenslaag moppen van ong. 8 bij 8 meter. Dus niet in of onder de fundering van de afgebrande stal. Het voelde alsof ik een schat opgroef. Aan de westkant vd boerderij was een vierkante aanbouw waarin de karnmolen was. In het midden een ronde zware gemetselde stenen spil waar een paard rondjes kon lopen. Deze karnmolenaanbouw was denk ik van de vorige boerderij, we vonden bij de sloop opnieuw opgemetselde muren op oude muurgedeeltes. De muren van de karnmolen waren volgens mij van veel oudere stenen opgetrokken; Aad van Eeden…”
De gevonden stenen waarover Aad spreekt blijken kloostermoppen te zijn. Hij heeft er een behoorlijk aantal van bewaard, die nu voor een deel te zien zijn bij Stichting Noordwijkerhoutvantoen of Novato.
De vondst van kloostermoppen is een goede indicatie voor de bouwperiode van het boerderijgebouw op deze locatie maar kunnen we ook nog eens verbinden aan een belangrijke historische datum uit de directe omgeving, namelijk de afbraak van het in 1573 afgebrande klooster Leeuwenhorst. Bekend is dat de stenen van het klooster in grote aantallen verkocht zijn of opnieuw gebruikt voor de bouw van de boerderijen De Halle en Het Grote Bouwhuis op het kloosterterrein. Dat proces is begeleid door de rentmeester van het klooster, Adriaen Mouwerijnszoon de Grebber. En dat is dezelfde man die in 1580 boerderij Bergenslaan koopt van de weduwe Grietje Cornelisdochter. Adriaen had een huis in Leiden maar vertoefde beroepsmatig veel in Noordwijkerhout. Hij had op het kloosterterrein voor zover wij kunnen nagaan geen woning beschikbaar, die werden allemaal verhuurd aan boeren. Het is daarom aannemelijk dat deze rentmeester de boerderij voor eigen gebruik heeft aangekocht en mogelijk stenen van het klooster gebruikt heeft voor verbetering van de woning. Hoewel geen hard bewijs geven de vorm van het gebouw, de vondst van kloostermoppen plus het eigenaarschap van de man die in dergelijke stenen handelde een acceptabele verklaring voor de ouderdom van het originele gebouw waarvoor we het laatste kwart van de 16e eeuw aanhouden.
Oudere bewoning.
Daarmee zijn we echter niet nog niet bij de oudste bewoners van de locatie terecht gekomen. Om die te vinden is dankbaar gebruikt gemaakt van de pachtersoverzichten van het klooster Leeuwenhorst. Die zijn vanaf begin 15e eeuw beschikbaar en vermelden de namen van boeren die één of meer percelen van het klooster pachtten. De pacht is in de tijd te volgen en maakt dat we vanaf 1410 de pachters kennen van niet alleen weilanden of akkers maar vanaf 1452 ook van een woning die op één van de percelen stond. Ook die eerste bewoners waren pachters van hun boerderij want er worden namen van Rijnsburgse eigenaren genoemd. We weten niet veel over de bewoning uit deze periode maar de naam van pachter Jan Pieterszoon Verdiger doet een belletje rinkelen, omdat die achternaam door onderzoekers gebruikt wordt voor de stamvaders van de in de Bollenstreek bekende Verdegaalfamilie. Met Rut van Eeden die vanaf 1946 Bergenslaan bewoonde zou dan na 450 jaar opnieuw iemand met Verdegaal-dna op deze oude boerenlocatie terecht gekomen zijn.
Lijst eigenaren en pachters vanaf 1410.
Naast de eigenaren zijn zoveel mogelijk de verschillende pachters weergegeven voor het jaar waarin de (nieuwe) eigenaren genoemd worden. Of vanaf het jaar dat bewezen kan worden dat er een nieuwe pachter op de boerderij is komen wonen. Die wisselingen zijn niet altijd te achterhalen, dus een pachter woonde soms eerder op een boerderij dan in de lijst is opgenomen. Dat geldt andersom ook voor het jaar waarop men Bergenslaan verliet.
De belangrijkste eigenaren.
Over Adriaen Mourijnszoon, zijn zoon Willem Samson en hun erfgenamen wordt op deze website uitgebreid stil gestaan in het verhaal “de rentmeester die over zijn graf regeerde”. Toch herhalen we nog even een plaatje uit datzelfde verhaal, een kaartje uit circa 1625 met daarop de twee boerderijen die eigendom waren van genoemde personen. Naast Bergenslaan was dat de woning “de Poep”, nog altijd een begrip in Noordwijkerhout als volkse naam voor het gebied aan de Leeweg. Begin 17e eeuw woonde op deze woning Cornelis Pieterszoon “Poepman”.
We gaan hier verder met de familie die uiteindelijk als heren van het dorp en heerlijkheid Bergen in Noord-Holland de boerderij haar naam gaven.
De familie Van Surck (Studler van Surck)
Antonio Jasperszoon van Surck was een Antwerps koopman die zijn economisch zieltogende stad verruilde voor Amsterdam, zoals zovelen uit de Zuidelijke Nederlanden tijdens de 80-jarige oorlog. Zijn zoon Anthony zal zich in de Republiek der Verenigde Nederlanden ontwikkelen tot één van de rijkste mannen uit de Gouden 17e Eeuw. Op een bekende lijst van 250 rijken staat hij als 83e genoteerd met een geschat vermogen van 425.000 gulden, onder andere verdiend via de V.O.C. Anthony die vaak Studler van Surck als achternaam meekrijgt studeert rechten en trouwt met Susanna Thibaut uit een Franse familie. Hij woont met haar in Amsterdam en Leiden en in de laatste stad wordt in 1636 hun eerste kind gedoopt, dochter Susanna, die later vrouwe van Valkenburg zal worden. Al snel raakt Anthony in Leiden bevriend met de grote filosoof en wiskundige René Descartes die op het Rapenburg woonde en daarna nog enige tijd op hofstede Endegeest in Oegstgeest verbleef.
De vriendschap met de Fransman Descartes, de herkomst van zijn vrouw uit een Franse familie en zijn mogelijk Frans sprekende Antwerpse familie past bij het beeld van een man die door de beschikbaarheid van een groot vermogen op zoek is naar verdere verhoging van zijn status. Of dit de reden is waarom hij zijn oog heeft laten vallen op de boerderij van de erfgenamen van Adriaen Mouwerijnszoon weten we niet maar deze aankoop valt twee jaar voor de koop van de heerlijkheid Bergen waar het echtpaar Van Surck vanaf 1642 een herenhuis laat bouwen en vervolgens ook zal gaan bewonen. Met grote tuinen waarvoor mogelijk René Descartes het ontwerp heeft geleverd. Vraag is dus of Anthony en Susanna de hofstede in Noordwijkerhout, niet ver van Leiden, als goede locatie zagen voor een buitenverblijf maar daarvan afzagen omdat de mogelijkheid de heerlijkheid Bergen te kunnen kopen nog aantrekkelijker was en meer status gaf. Maar misschien moeten we het simpel houden en stellen dat de aankoop van de boerderij aan de Leeweg puur als investering van Anthony gezien moet worden. Daarmee ontnuchteren we tevens de gedachte dat de grote filosoof Descartes, wereldwijd beroemd om zijn uitspraak “Cogito, ergo sum (Ik denk dus ik ben)”, ooit aan de Leeweg in Noordwijkerhout heeft rondgelopen om de aankoop van zijn vriend Anthony van Surck te bewonderen en daar nieuwe inspiratie heeft opgedaan voor grote diepzinnige gedachten en uitspraken.
Descartes overlijdt in 1650 in Stockholm. Hij heeft bij testament bepaald dat zijn vriend Van Surck getuige moet zijn bij de inventarisatie van zijn nalatenschap in Holland. Het bevestigt de goede band tussen de twee mannen. De rijke koopman Anthony van Surck overlijdt zelf in 1666 en laat een flink bezit na. Volgens zijn testament ontvangt zijn echtgenote Susanna Thibaut vruchtgebruik over al zijn goederen en worden die na hun beider dood eerst eigendom van hun oudste zoon Anthonis en bij diens overlijden erft zijn broer Adriaen het bezit. Intussen is de naam Bergenslaan aan de boerderij gekoppeld, ook vaak geschreven als Bergerslaan. Het woordje laan verwijst naar de laan die de woning verbond met de Leeweg en vervolgens als Lange Laan met de Gooweg. Die Lange Laan werd ook gebruikt door de bewoners van het naast Bergenslaan gelegen buitenverblijf ‘s-Gravendam van de Leidse familie Jaquin. De Lange laan wordt slechts een enkele keer beschreven in een document maar staat al ingetekend op de eerste kadasterkaart van dit gebied uit 1818.
Eerste erfgenaam Anthonis Anthonyszoon van Surck overlijdt in 1691 zonder kinderen gekregen te hebben, zijn broer Adriaen wordt eigenaar van hun ouderlijk bezit maar overlijdt binnen vijf jaar na zijn broer. Adriaen is getrouwd met Adriana Eleonora van Teijlingen en heeft met haar één dochter, Susanna Studler van Surck, niet te verwarren met haar oma en met haar gelijknamige tante, de vrouwe van Valkenburg. Weduwe Adriana Eleonora is geen erfgenaam van haar man wat Bergenslaan betreft, dat is zijn dochter maar omdat die nog veel te jong is wordt Adriana als voogd beheerder van het geërfde bezit van Susanna. Haar dochter vormt een aantrekkelijke huwelijkskandidaat met haar grote vermogen en op de statusladder stijgt de familie omdat een achterkleinzoon van prins Maurits haar echtgenoot wordt. Lodewijk Adriaan van Nassau was graaf van Nassau, heer van Odijk, Zeist, Blikkenburg en Kortgene. Weliswaar een telg uit een bastaardtak van prins Maurits maar niettemin rijkelijk voorzien van titels. Daar mag hij door zijn huwelijk met Susanna ook de titel van heer van Bergen aan toevoegen. Maar zijn huwelijk uit 1701 met de dan pas 16-jarige Susanna duurt slechts kort want zij overlijdt zes jaar later, het echtpaar heeft intussen twee kinderen gekregen waarvan dochter Alida op jonge leeftijd overleden is. Zoon Willem Adriaan van Nassau is erfgenaam van zijn moeder en wordt daarmee eigenaar van Bergenslaan maar ook hij veel te jong om zijn bezit zelf te beheren. Opnieuw wordt Adriana Eleonora van Teijlingen voogd en beheerder van de Van Surck-bezittingen en zal dat nog lang blijven.
Het is dan ook Adriana Eleonora in haar rol als voogd over kleinzoon Willem Adriaan van Nassau die in 1728 vijf hectare grond in het dorpscentrum van Noordwijkerhout verkoopt aan Engel Leendertszoon van Steijn (Van Larumfamilie). Engel zal hierop een flink huis bouwen, bijna pal tegenover de vroegere bakkerij, nu bekend als “het hof van Eeden” aan de Dorpsstraat. Dit perceel grond wordt beschreven als liggend “aan het kerkhof” of “tegen aan het dorp” en was al in 1580 onderdeel van het eigendom van rentmeester Adriaan Mouwerijnszoon. Het perceel wordt daarna telkens onderdeel van de overdrachten uit ons overzicht. Adriana was dus zeker tot 1628 beheerder van dit perceel grond of mogelijk was het op haar naam gezet. Dat laatste is af te leiden van het feit haar kleinzoon Willem ten tijde van deze verkoop al 24 jaar oud was en enkele jaren daarvoor getrouwd met Adriana Petronella, dochter van de Noordwijkse jonkheer Wigbold van der Does. Hij had de verkoop dus ook zelf mogen doen.
Het is deze Willem Adriaan van Nassau, bij de overdracht in 1740 beschreven als heer van Hoogenhuizen die Bergenslaan verkoopt aan Abraham Hoogenhouck, burgemeester van Leiden. Waarmee de familie van Anthony van Surck precies een eeuw lang eigenaar was geweest. De nieuwe eigenaar is een mooi voorbeeld van de regentenklasse uit de 18e eeuw. Abraham wordt geboren in een burgemeestersgezin en zal een lange carrière maken waarbij hij zitting neemt in tal van bestuursorganen in zijn stad Leiden en de regio. De dorpsbestuurders van Noordwijkerhout krijgen te horen dat Abraham de boerderij met ruim 33 hectare weiland, waarvan een klein deel in Voorhout, in Sassenheim heeft gekocht. De prijs die de Leidenaar heeft moeten betalen is kenmerkend voor de 18e eeuw. Voor onze begrippen is 2.810 gulden een schijntje maar in die tijd was agrarisch onroerend goed weinig waard. Abraham kan dan ook contant afrekenen.
In tegenstelling tot de periode Van Surck volgen de eigenaren van Bergenslaan elkaar nu relatief snel op. Abraham Hoogenhouck verkoopt Bergenslaan in 1752 aan Vincent Willem graaf van Hompesch. Hij is “luitenant generaal van de cavalerie ten dienste van deze lande”. Deze militair was in 1728 toegelaten tot de Ridderschap Holland. Dat was een kleine club van voornamelijk adellijke heren die een strakke toelatingsprocedure hanteerde. Men kon alleen lid worden op voordracht van andere leden. In het leger speelden de Ridderschap vanouds een belangrijke rol bij de verdediging van de Republiek en als militair had Vincent Willem (1707-1765) een streepje voor. Als lid van de Ridderschap werd ook de weg naar andere functies eenvoudiger, zoals hoogheemraad van Rijnland. Hij wordt ook regelmatig als Willem Vincent graaf van Hompesch beschreven, dus met omgekeerde voornamen maar we spreken hier toch echt over dezelfde man. Dat hij in 1752 Bergenslaan koopt valt meer dan toevallig samen met zijn aanstelling datzelfde jaar als rentmeester generaal van het kloosterbezit van de Ridderschap. Er is in 1757 een jaarrekening van Leeuwenhorst op zijn naam gesteld en bewaard gebleven, niet door hemzelf geschreven maar door een notaris en klerk.
Het is niet uitgesloten dat Bergenslaan door Vincent Willem graaf van Hompesch als woning tijdens zijn rentmeesterschap is gebruikt. Als we naar het lijstje eigenaren kijken wekt dat de indruk dat aan de woning Bergenslaan net als bij andere Noordwijkerhoutse boerderijen een herenverblijf of herenhuis was gebouwd, te gebruiken door de eigenaren als men Noordwijkerhout bezocht. Maar direct bewijs is daar niet voor gevonden.
In 1765 overlijdt Vincent Willem en uit de beschrijving van zijn nalatenschap blijkt dat hij niet bepaald zwom in het geld. Naast de titel van heer van Genderen is boerderij Bergenslaan zijn belangrijkste bezit. Aan het dorpsbestuur wordt gevraagd de waarde van de boerderij te taxeren voor de erfbelasting, die toen maar enkele procenten bedroeg. De schout en schepenen komen tot een waarde van 2.600 gulden, al met al is de nalatenschap dus geen vetpot voor de nabestaanden van de militair. De boedel van Vincent Willem graaf van Hompesch wordt pas in 1780 afgewikkeld waarbij Bergenslaan door een curator verkocht wordt voor 3.525 gulden aan Carel Jan Boers, omschreven als “opperkoopman in Oost-Indië”. Hij is lid van de Boersfamilie die meerdere generaties notarissen en schouten leverden voor Noordwijkerhout. We weten niet of deze man daadwerkelijk “in de oost” woonde . Wellicht is de boerderij op zijn naam aangekocht, als investering of appeltje voor de dorst. Lang is hij ook geen eigenaar gebleven want al twee jaar later blijkt uit een taxatie ten behoeve van de erfbelasting dat deze Carel Jan Boers kinderloos is overleden. De taxateurs waren gauw klaar met hun opdracht, zij hanteren de aankoopprijs uit 1780 als waarde van de boerderij met landerijen.
Een boerenechtpaar als eigenaar: Dirk en Aaltje van Someren-Kapteijn
De erfgenamen van Carel Boers besluiten pas zes jaar na zijn dood hun geërfde boerderij Bergenslaan te verkopen. Dat gebeurt niet op een veiling maar onderhands en voor een bedrag dat flink onder de taxatiewaarde lag. Dirk Willemszoon van Someren betaalt slechts 2.400 gulden voor Bergenslaan waartoe nog altijd zo’n 32 hectare aan akkers en weilanden horen. Een schijntje voor onze begrippen maar door de telkens terugkerende runderpest een prijsniveau dat heel gewoon was geworden. Het is voor het eerst sinds circa 1505 dat de boer op de locatie Bergenslaan gebruiker en eigenaar van de boerderij is. Dirk is geboren op de boerderij van zijn ouders Willem van Someren en Trijntje Kroon in zuidelijk Noordwijk. Willems familie kwam oorspronkelijk zoals de achternaam Someren of Zomeren doet vermoeden uit Brabant, met Trijntje bouwde hij een mooi boerenbezit op rond de Achterweg, grotendeels eigendom en ruim 35 hectare groot.
Volgens de overdrachtsakte van Bergenslaan zou hun zoon Dirk van Someren een week voor de overdracht in mei 1788 getrouwd zijn met Aaltje Kapteijn. Het echtpaar komt in veel Noordwijkerhoutse stambomen voor, maar dat is dan voornamelijk via hun zoon Bancras die op het Haesvelt in de Langevelder duinen woonde. Dirk en Aaltje kenden grote tegenslag in november 1795. Op de tweede van die maand overlijdt zoontje Willem, 6 jaar oud. Drie dagen later volgt zijn vader Dirk, nog maar 37 jaar en een dag later volgt Huibert, nog geen jaar oud. Aaltje was al eens een kind verloren en staat er nu alleen voor met een grote boerderij die zij moet zien te runnen zonder op de hulp van oudere kinderen te kunnen rekenen, zij heeft alleen nog maar een paar peuters van haar oorspronkelijk zes kinderen. Zoals dat in die tijd ging hertrouwt de boerenweduwe (met eigendom…) snel, zo’n 14 maanden na de dood van haar man. Met Cornelis van de Velde met wie zij nog drie kinderen krijgt maar waarvan er ook weer twee jong sterven leeft en werkt Aaltje nog tot 1803 op Bergenslaan maar verkoopt haar bezit dat jaar aan Johan Valkenaer, een man die wat beroep betreft beschreven wordt als buitengewoon ambassadeur aan het Spaanse hof. Johan telt zesduizend gulden neer, een aanzienlijk hoger bedrag dan Aaltje en haar eerste echtgenoot Dirk van Someren hadden betaald. Heel lang heeft Johan Valkenaer die ook eigenaar was geworden van boerderij en buitenplaats Dijckenburg zijn Noordwijkerhouts bezit niet aangehouden. Het geheel gaat twee jaar later, in 1805 alweer in de verkoop. Waarschijnlijk is Jan Zandbergen dat jaar pachter van Bergenslaan.
Nieuwe eigenaar wordt de familie Hoog uit Dordrecht. Herman Pieter Hoog en Maria de Witt met hun kinderen en kleinkinderen zullen een belangrijke rol spelen in het dorp Noordwijkerhout gedurende de hele 19e eeuw. Niet alleen vanwege hun rijkdom en grote onroerend goed bezit maar ook omdat de familie twee burgemeesters voor het dorp leverde. Over deze familie is al het nodige geschreven op deze website zoals over de bijzondere voorouders Hoog en De Witt waarvan de geschiedenis elkaar al in het rampjaar 1672 lijkt te kruisen bij de moord op de voorvaders van Maria, de gebroeders Jan en Cornelis de Witt. (Zie het verhaal “gesprekken bij de open haard”). Voor dit verhaal houden we het kort. Herman Pieter Hoog wordt na zijn dood in 1847 als eigenaar van Bergenslaan opgevolgd door zijn zoon Herman Cornelis. Als deze laatste overlijdt in 1871 gaat het overgrote deel van het bezit over naar de familie Gevers. Daarbij wordt het echter in drie delen aan verschillende leden van het gezin Gevers verkocht. Boerderij Bergenslaan komt in handen van jonkheer Jan Hugo Gevers. In de periode Hoog-Gevers is de familie Hoogstraten pachter van de boerderij met landerijen.
Dankzij overdrachtsakten kunnen we in kaart brengen welke weilanden en akkers door de Hoogstratens gepacht werden. Dat verschaft inzicht in de bedrijfsvoering en hier valt onmiddellijk op dat een deel van de weilanden en een perceel bos ten zuiden van de Vogelsloot of Fagelsloot lagen, op de kaart geheel links. Zoals gebruikelijk bij Noordwijkerhoutse boerderijen lagen akkers dicht bij de boerderij, net als een boomgaard. De weilanden voor en achter boerderij Bergenslaan reikten tot aan de Trekvaart en aan de westzijde lagen zij op de zandgronden van de Noordwijkerhoutse geest, aan de overzijde van de Leeweg. De verre verspreiding van de gepachte percelen is een logisch gevolg van de aanwezigheid van het zeer uitgebreide kloosterbezit van de Ridderschap in dit deel van Noordwijkerhout. Tussen klooster en Bergenslaan werden nieuwe boerderijen gebouwd zoals bijvoorbeeld Overgeest.
Achtereenvolgens zouden Johannes Hoogstraten met Marijtje Glasbergen, Dirk Hoogstraten met zijn echtgenotes Gerritje van Klaveren en Wilhelmina Kleijweg en Johannes Hoogstraten met Helena Verbeek boerderij Bergenslaan gepacht hebben van de families Hoog en Gevers. Zij vormde een protestantse familie waarvan de leden een belangrijke rol speelden in de kleine hervormde gemeenschap van Noordwijkerhout. In 1929 wordt door jonkheer Gevers ruim 14 hectare weiland aan de Leeweg verkocht dat gehuurd werd door Johannes Hoogstraten en Jan (Pietzoon) van Eeden. Als Johannes Hoogstraten een jaar later overlijdt wordt al het vee en boerengereedschap verkocht. Het is niet duidelijk hoelang de weduwe Hoogstraten-Verbeek toen nog op Bergenslaan is blijven wonen, mogelijk heeft haar zoon Casper de periode als huurder van de woning volgemaakt tot 1946, het jaar waarin de familie Van Eeden de woning betrekt. Casper woonde en werkte later als monteur in Noordwijk.
De familie Van Eeden op Bergenslaan tot 1972.
Bij bespreking van boerderijen en buitenplaatsen op deze website gaan we meestal niet verder dan circa 1925 maar in dit geval was het enthousiasme bij de familie Van Eeden om over hun boerderij of bedrijf te vertellen aanleiding om het onderstaande toe te voegen. Met nogmaals dank aan Aad van Eeden en Mary van Eeden-Geerlings voor hun bijdrage.
Nog geen jaar na de Tweede Wereldoorlog, in de winter van 1946 kwam de familie Rut (Rutgerus) Van Eeden op boerderij Bergenslaan aan de Leeweg wonen. Met haar boerderijnaam en die van de bijbehorende weilanden als de Zwet, Stokershorst en Sparrenlaan ademt deze locatie dorpsgeschiedenis. Iets waar de familie zich van bewust is en zich mee verbonden voelt. Als zoon van Jan van Eeden en Agaath Verdegaal keerde met Rut ook wonderwel een telg uit de familie van Pieter Verdiger (Verdegaal) terug op dit oeroude agrarische stukje Noordwijkerhout. De eerste jaren woonde het gezin nog als pachter op Bergenslaan als opvolgers van de familie Hoogstraten. Rut had in 1945 al weiland overgenomen van zijn vader in de Zwetterpolder en zal ook in de jaren daarna land bijkopen of huren. Zoals bijvoorbeeld de Stokershorst, een weiland dat aan de noordzijde van de ’s-Gravendamse weg lag, later het DMN-fabrieksterrein.
In 1958 kunnen Rut en Agaath hun woning aankopen en komt een einde aan de lange periode van Bergenslaan als pachtboerderij. In feite waren zij met Dirk van Someren de enige twee agrarische families die in de lange geschiedenis van Bergenslaan niet alleen gebruiker maar ook eigenaar van hun boerderij zijn geweest. De noodzaak van boerenfamilies om een boerderij te pachten is kenmerkend voor Noordwijkerhout want het dorp heeft eeuwenlang veel eigenaren van agrarisch onroerend goed van buiten het dorp gekend. Kenmerkend is ook de overgang van het boerenbedrijf naar de bollenteelt die door Aad en Jan, zonen van Rut en Agaath, vanaf 1970 is ingezet. De teelt van bloembollen en dahlia’s werd nog enkele jaren gecombineerd met veehouderij. In 1972 werd het oude boerderijgebouw geheel door brand verwoest, het gezin moest tijdelijk intrekken in de bewaard gebleven broeikas en een herbouwde stal. Een jaar later kon het gezin een nieuwe woning betrekken, werd definitief gekozen voor de bollenteelt en verdwenen met de koeien ook enkele schuren en stallen om plaats te maken voor moderne bedrijfsgebouwen en kantoor. De weilanden werden door omspuiting geschikt gemaakt voor de bollenteelt. Daarmee verloor de locatie na meer dan 550 jaar haar functie als veehouderij.
De brand in 1972 verwoestte het woonhuis met stal die in 1884 op de originele locatie van de mogelijk 16e eeuwse boerderij werd gebouwd. Gelukkig is een foto bewaard gebleven, beschikbaar gesteld door de familie Van Eeden. Met dank!