Notarisakten vormen een belangrijke bron van informatie voor familieonderzoek. Als voorbeeld hieronder de originele inhoud van een akte uit 1643, uitgeschreven in een (hopelijk) leesbare versie. Typische termen zijn blijven staan, woorden waar nodig in moderne spelling geschreven, tussen haakjes een enkele toelichting.
Requirant = degene die om de verklaring heeft gevraagd.
Deposant = degene die een verklaring deponeert, aandraagt of aflegt.
“ Op heden den 16e maart 1643 compareerde (verscheen) voor mij notaris en de getuigen hierna genoemd Dirck Jasperszoon wonend tot Noortwijckerhout, oud omtrent 30 jaren ende heeft hij bij zijn mannenwaarheid in plaats van eed die hij in cas van recollement (overhoring onder ede) overbodig staat te doen, ten verzoeke van Heijnderick Theuwiszoon mede wonend tot Noortwijckerhout, gezegd en getuigd en verklaard waarachtig te wezen, dat in de jaren 1635 en 1636 als wanneer de voornoemde requirant (verzoeker = Hendrick) zekere partij land in huur was gebruikend, toebehorend Sr. Johan Herrewijn gelegen aan de Zandvaart of aan de hofstede van het klooster tot Heemstede, het zelfde land gedurende de voornoemde twee jaren door de voornoemde Sr. Herrewijn of zijn arbeidslieden rondom met vullis bezet werd. In zulker voege dat de requirant daar door belet werd het zelfde land in het geheel te gebruiken. Alzo der wel ruim een morgen (0,85 hectare) land met het voornoemde vullis ten eenenmale bleef besmet waar van de voornoemde requirant tot zijn grote schade geen vruchten heeft komen trekken of genieten. Gevend voor wetenschap dat hij deposant (aandrager = Dirck Jaspersz) ter zelve tijde voor de voornoemde Sr. Herrewijn heeft gewrocht (bijgedragen of gewerkt) en ook het voornoemde vullis over het land heeft helpen strooien. Verders verklaarde de voornoemde deposant nog dat de voornoemde Sr. Herrewijn twee slootjes die door het voornoemde land gaan niet alleenlijk heeft doen opschieten (uitdiepen) maar dat hij dezelfde ook heeft doen uitwijden (verbreden) om alzo daar door met zijn vullis schuiten bekwamelijk te varen, hetwelk mede was tot nadeel en schade van de voornoemde requirant, waar aan hij deposant mede gewrocht heeft.
Wijders verklaarde de voornoemde deposant nog dat op de werf van requirant lag de mis (mest) van twintig koebeesten, van vier jonge beesten en van twee paarden, welke mis hij deposant benevens andere lieden door order van Sr. Herrewijn over het teelland hetwelk de voornoemde requirant in huur had gehad, heeft helpen brengen.
Aldus gedaan en verleden en gepasseert binnen de stad Haarlem, ten comptoire van mij, notaris, in presentie van Wijbrant Adriaenszoon Wijdenes en van Jan van der Steen als getuigen, hiertoe verzocht. “ (Met handtekening Dirck Jasperszoon en getuigen)
De waarde van deze akte.
Hoewel deze notarisakte slechts een detail weergeeft uit het leven van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk bevat het diverse zeer bruikbare aanwijzingen voor onderzoekers, die gecombineerd kunnen worden met andere familiegegevens.
– De verklaring wordt afgelegd door deposant Dirck Jasperszoon. Hij droeg de achternaam Sprockenburg en was een zwager van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk. Dirck woont volgens de verklaring uit 1643 in Noordwijkerhout (boerderij Westerhout aan het Westeinde JD) maar geeft aan dat hij zeven jaar eerder meegewerkt heeft aan het verspreiden van het “vullis” en de “mis” in Heemstede. Het lijkt gezien de strekking van het verhaal niet waarschijnlijk dat hij dit gedaan zou hebben als hij op dat moment al zwager was van Hendrick Heemskerk. Maar als hij in 1635/36 in Heemstede werkte verklaart dat wel hoe hij zijn daar wonende echtgenote Grietje Mattheusdochter Heemskerk heeft leren kennen. Dirck is in 1643 omtrent 30 jaar; verjaardagen en geboortejaren werden niet of nauwelijks bijgehouden, maar terugrekenend is hij dan rond 1613 geboren en was in 1635 dus zo’n 22 jaar oud. Meestal was men wat ouder bij een huwelijk, dus de puzzelstukken rond zijn huwelijk met Grietje passen goed in elkaar en wijzen naar een huwelijksdatum (kort) na 1636.
– Het door requirant Hendrick Mattheuszoon gehuurde land ligt nabij een hofstede op het kloosterterrein in Heemstede. Dit betreft het voormalige Barnadietenklooster in die plaats en uit het testament van zijn ouders Mattheus en Wendelmoet Heemskerk weten we dat zij op die hofstede woonden in 1628. Het besproken voorval is slechts zeven jaar later, dus waarschijnlijk woonde Hendrick in de besproken periode op dezelfde boerenlocatie. Rond diezelfde tijd is Hendrick getrouwd met de Noordwijkerhoutse Neeltje van der Zwil, hun eerste kinderen zijn nog in Heemstede geboren. In 1638 woont dit echtpaar in Noordwijkerhout, aan de Herenweg.
– Huurders waren volgens standaard contracten verplicht om de mest van hun beesten op de gehuurde landerijen uit te strooien. Hendrick claimt volgens deze verklaring waarschijnlijk niet zozeer dat de waardevolle mest gebruikt is door zijn pachtheer Herrewijn maar dat de mest zonder zijn toestemming van zijn erf is gehaald en dat er zonder overleg sloten zijn uitgediept of verbreed. Het werpt de vraag op waar hij zelf was op dat moment en waarom hij zeven jaar later deze akte laat opstellen. Verklaring zou kunnen zijn dat Hendrick een conflict heeft gehad met pachtheer Herrewijn dat al enkele jaren loopt, misschien heeft hij een deel van de huurprijs niet betaald vanwege de schade die hij opgelopen heeft door het in onbruik geraakte land.
– Gesproken wordt van mest van 24 koeien en 2 paarden. Dat geeft een indruk van de omvang van de veestapel van Hendrick Mattheuszoon Heemskerk, in 1635 maar zo’n 25-30 jaar oud. Daarmee was hij op jonge leeftijd bepaald geen keuterboer maar behoorde ook weer niet tot de allergrootste veehouders uit het midden van de 17e eeuw.
– Mest en vuilnis werden uitgestrooid over landerijen, dat was in die tijd heel normaal, nu denken we daar anders over. Maar in die tijd was het afval voornamelijk dierlijk en menselijk afval, waarschijnlijk niet of nauwelijks vervuild door ongewenste stoffen.