Als je veel met je neus in stoffige archiefboeken zit heb je af en toe een opkikkertje nodig. De vondst van een bijzonder persoonlijk documentje van een verre voorouder wil dan nog wel eens helpen om het blije kind in jezelf op te roepen. Op zoek naar de stroperij van Noordwijkerhout, daarbij de dikke boeken van de Houtvesterij Holland doorploegend vond ik een klein briefje van voorvader Dirk Gerritszoon Duijvenvoorden, boer en schelpenvisser. Een briefje vinden in die boeken is sowieso al bijzonder want zij bevatten ontelbare samenvattingen van processen tegen stropers maar slechts zelden een bijbehorend documentje. Voorvader Dirk probeert met het briefje zijn neef Arij Janszoon vrij te pleiten die op het slot Teijlingen terecht had gestaan voor het delven van konijnen met zijn hondje. Arij werd bestraft met een boete en het “verbeurd” verklaren van zijn hond maar het briefje van Dirk helpt om hem alsnog onschuldig te verklaren. De aanklager had de verkeerde persoon voor zich.
De genoemde Arij Janszoon is een zoon van Jan Arijszoon Duijvenvoorden (1707-1765), de tweede generatie van de familie in Noordwijkerhout. Arij woont met zijn vader aan de Duinweg tegenover de Witte Raaf maar verhuist medio 1772 naar Katwijk waar hij met zijn vrouw Lijsje Ameriksdochter Schaap aan de basis staat van een grote familietak Van Duijvenvoorde in dat dorp.