Op internet schieten de stambomen uit de grond. De belangstelling voor familie en voorouders is de laatste jaren sterk toegenomen. Op televisie heeft het programma Verborgen Verleden dan ook goede kijkcijfers. De familie van bekende Nederlanders wordt uitgepluisd en levert altijd sappige details op. Een betovergrootmoeder die het oudste beroep ter wereld uitoefende of een adellijke voorouder die sneuvelde in de Slag bij Warns. We smullen er van.
Ons land is rijk aan archieven en wie geduldig is wordt altijd beloond met een leuke of ontroerende vondst. Soms door eenvoudig even de eigen naam te googlen. Heeft uw vast wel eens gedaan. Zo ook uw schrijver. In de stamboom Duivenvoorden komen we de tak Willem Gerritszoon tegen. Willem was eind 18e eeuw jachtopziener van het Voorhoutse Keukenduin, over het spoor bij Piet Gijs. Over Willems avonturen in het duin kunnen we menig verhaal schrijven. Maar even bijzonder zijn de zonen van Willem.
Zoon Gerrit neemt tegen betaling de dienstplicht over van boerenzoon Van Maris van boerderij Erffoort aan de Herenweg. Vader Willem tekent voor zijn onvolwassen zoon de akte. Twee broers van Gerrit worden ook militair. De één wordt gedecoreerd wegens heldhaftigheid, de ander gezocht wegens desertie. Maar echt bijzonder is zoon Jan Duivenvoorden, geboren op het duin van Berg en Daal aan de ‘s-Gravendamse weg, later verhuisd naar Hillegom. Mijn naamgenoot roept al bewondering en jaloezie op vanwege de medaille die op zijn borst prijkt. Jan kreeg die voor zijn deelname als artillerist aan de misschien wel beroemdste veldslag aller tijden: Waterloo. Het is wat overdreven misschien maar zonder mannen als Jan had u wellicht Frans gesproken. Naast de naam blijkt hij ook nog eens zijn hobby met uw schrijver te delen: hardlopen. Sterker nog, voor Jan was het meer dan een hobby. Hij was professional.
Nu krantenarchieven via het internet ontsloten worden kan je met wat handigheid veel details vinden. In december 1825 maken meerdere kranten in ons land melding van een bijzondere prestatie van ene Jan Duivenvoorden. Hij heeft “…op 8 december een verwonderlijk blijk van zijne snelheid in het loopen gegeven, zijnde door hem 12 Nederlandse mijlen (2 uur, 9 minuten en 36 seconden gaans) in den tijd van 36 minuten afgelegd, zoo dat onze landgenoot het terrein, hetwelk door den Hessischen snellooper Göhring in 49 minuten is afgeloopen, in 41 minuten zoude kunnen afloopen…”
Om de inhoud van het bovenstaande krantenartikel te kunnen plaatsen moet u weten dat het metrisch stelsel vanaf 1816 wordt gebruikt. In 1825 gebruikte men nog verwarrend de naam mijl voor een kilometer. Maar één Nederlandse mijl is gelijk aan één kilometer. De twaalf mijlen van Jan zijn dus 12 kilometers. Een uur lopen of wandelen stond gelijk aan ongeveer 5,5 kilometer en dat maakt dat de genoemde 2 uur en 9 minuten uit het artikel ook gelijk zijn aan 12 kilometer. Zijn wedstrijd in Zaandam was niet zijn eerste professionele loop, in de voorafgaande maanden kondigden de landelijke kranten meerdere keren een wedstrijd van Janneman aan. Hij gaf vooraf aan binnen een bepaalde tijd een traject af te leggen. Hij loopt onder meer in Haarlem, Sassenheim en Leiden. Jan had dus getraind voordat hij zijn legendarische prestatie in Zaandam zou laten zien.
Onze Jan loopt daar een 12 kilometer wedstrijd solo in 36 minuten. En dat in 1825. Zeventig jaar voor de eerste moderne Olympische Spelen is Jan sportman. Dat begrip bestond niet eens. En Jan is snel, razendsnel. Hij spurt naar 3 minuten per kilometer ofwel 20 kilometer per uur. Tot dan een nooit vertoonde snelheid. Een wereldrecord, dat kan niet anders. Een record dat 100 jaar standhoudt want de beroemde Fin Pavoo Nurmi zal in 1928 op de Olympische Spelen pas tot een vergelijkbare snelheid komen. Jan was ook sneller dan de beroemde Göhring, waarvan bekend is dat hij wel eens een solowedstrijd liep voor 10.000 toeschouwers. Het artikel veronderstelt terecht dat Jan deze Göhring dik zou hebben verslagen.
Maar helaas voor Jan, wereldrecords bestonden niet in zijn tijd. Sport was nog niet uitgevonden. De snellopers uit het begin van de 19e eeuw waren broodlopers, zij gingen na hun prestatie met de pet rond. Of hij er rijk van geworden is? Vast niet, hij lijkt gestopt op zijn hoogtepunt, zoals een waar kampioen betaamt. Maar hoe jaloers ben ik wel niet op mijn naamgenoot, wat een topsporter. En dat zonder schokabsorberende schoenen, pepdrankjes en epo. Niet meer dan water en een dikke plak roggebrood. Misschien droeg hij nog een boezeroentje over het geharde bovenlijf. De Waterloo medaille fier op de borst. Zijn onvoorstelbare sportprestatie staat zwart op wit in menige krant. En kranten en weekbladen die spreken altijd de waarheid! Ja, toch?