Zes augustus 1808 is een bijzondere dag in de geschiedenis van Noordwijkerhout. Die dag is het druk in het Rechthuis waar het ambachtsbestuur zetelt. Pieter de Kan, herbergier en dorpsbestuurder zal met de schepenen Gerrit van den Berg, Engel Oostdam en Cornelis van der Elst vele dorpelingen ontvangen voor het plaatsen van hun handtekening onder verkoopakten. Het lijkt of het dorp in de uitverkoop gaat. Bijna 60 percelen grond gaan in andere handen over. Maar er is slechts één koper, de maatschap van Leidenaar Jan van Heukelom en Gijsbert van Hoppestijn uit Oegstgeest. De heren zijn wat van plan, want wie koopt anders op zo’n grote schaal landbouwgrond aan?
Het betreft de geestgronden van de binnenduinen ten zuiden van de dorpskern. Laatste koop die dag is de schapenhouderij Bethlehem van de familie Van Elk, voor 2200 gulden verkopen zij hun boerderij. Het is verreweg de hoogste verkoopprijs want het totale aankoopbedrag voor bijna 110 hectare geestland is die dag nog geen 6000 gulden. Wie de akten nu leest wrijft zich in de ogen bij het zien van de prijzen, zoals de twee hectare van Jacob van der Holst die maar acht gulden opbrengen. De kosten voor de akte lijkt in sommige gevallen hoger dan de verkoopopbrengst. En iedereen verkoopt. Boeren, arbeiders, zelfs de pastoor. Voor 34 gulden verkoopt het dorpsbestuur zeven hectare die in de loop der eeuwen is achtergelaten door inwoners die met de noorderzon zijn vertrokken.
Daarmee is het duo niet uitgekocht, want ook in de jaren erna komen we hun naam tegen in transportakten. Ook ruilen zij percelen, vooral met Herman Hoog die op de buitenplaats Leeuwenhorst woont. In 1815 wordt ook boerderij Puikendam met buitenverblijf, laan en sloot aangekocht. Voor de boerderij met 27 hectare wordt 7000 gulden betaald, een indicatie dat de prijzen voor onroerend goed stijgende waren.
We vinden de plannen van het tweetal niet terug in de akten. De Leidse lakenproducent en Oegstgeestse burgemeester waren vermogend en de grond was goedkoper dan ooit. Misschien waren zij geïnspireerd door het onderzoek dat eind 18e eeuw door de Bataafse Republiek is ingesteld naar het gebruik van de Hollandse binnenduinen. De commissie verbaast zich over het geringe voordeel dat het dorp heeft weten te trekken uit de mogelijkheden van de tamelijk vlakke binnenduinen. Gelukkig vinden we een aanwijzing in een brief gericht aan koning Lodewijk Napoleon. Hoppestijn en Heukelom geven aan dat zij van plan zijn hun grond in cultuur te brengen door het houden van schapen. Het klinkt logisch, Heukelom is immers fabrikant van laken, dat gemaakt wordt van wol. Om hun plan te doen slagen willen de twee heren wel graag 50 jaar ontheffing voor het betalen van dorpsbelasting.
Het bestuur van het straatarme ambacht Noordwijkerhout steunt de brief, elk plan tot ontwikkeling van het arme dorp lijkt welkom. In 1817 verkoopt Hoppestijn zijn deel aan Jan Heukelom. De fabrikant zal zijn schapenproject tot 1838 volhouden. Het gehele bezit van Heukelom wordt dat jaar per veiling door notaris Cramerus verkocht. Op zijn investering legt Heukelom geen geld toe want de opbrengst voor de inmiddels 155 hectare land en twee boerderijen bedraagt 30.000 gulden. Jan en Lambert van Elk kopen de herbouwde familieboerderij Bethlehem terug voor 11.100 gulden. Puikendam gaat naar Klaas van Schagen. Bijzonder is de aankoop van Arie van den Burg. Hij koopt tien hectare in wat nu de wijk Zeeburg is voor 57 gulden. Ja, u leest het goed, 57 guldentjes. Moet je nu eens om komen.