Wie kent nog haar naam? Neeltje van Dam. Op één van mijn zoektochten naar de dorpsgeschiedenis stuitte ik onverwacht op haar overlijdensakte. Op 17 februari 1825 verschenen winkelier Jan Warners en landbouwer Hendrik Mens voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van Noordwijkerhout om het overlijden van Neeltje te melden. Uit de akte weten we dat zij 73 jaar is geworden en ongehuwd was. Zij werd door de Heilige Geest Armen “gealimenteerd” (onderhouden) en woonde in een huisje aan de Dorpsstraat. Waarom was de vondst van haar overlijdensakte zo verrassend? Neeltje had helemaal niet in Noordwijkerhout mogen overlijden. Zij was immers voor het leven verbannen uit het gewest Holland en West-Friesland. Een gebruikelijke straf voor zware misdaden. Er waren niet veel gevangenissen in ons land in die tijd. Naast lijfstraffen achtte men verbanning een effectief middel om herhaling te voorkomen.
Neeltje van Dam werd op 20 mei 1751 geboren in het gezin van Jacob Hendrikszoon van Dam en Dieuwertje van Warmerdam. Nog geen 16 jaar oud raakt Neeltje ongewild zwanger. In die tijd een schande, zeker gezien haar leeftijd. Neeltje verbergt haar zwangerschap en de geboorte van haar kindje. Wat er toen precies is gebeurd zal voor altijd onduidelijk blijven want de aanklacht van baljuw Elbert Testart is op dit punt niet helder. De tekst luidt: “..sigh heeft schuldig gemaakt aan het doen omkomen van het onechte kindt, van hetwelk zij sonder iemand van haar barensnood te adverteeren, laat staan tot haar adsistentie te roepen op dingsdag den 17. november deses jaar 1767 is verlost”.
Het lijkt er op dat Neeltje haar kindje niet zelf heeft gedood maar dat het bij de geboorte is misgegaan. Haar wordt vooral aangerekend dat zij geen hulp heeft ingeroepen. Neeltje moet in blinde paniek op de vlucht geslagen zijn, niemand weet waarheen. De baljuw is formeel verplicht haar tot driemaal toe te dagen om verantwoording af te leggen voor het rechtscollege van de Welboren Mannen van het baljuwschap Noordwijkerhout. Maar Neeltje komt niet opdagen en wordt bij verstek veroordeeld om “ten eeuwigen dage te worden gebannen uit den landen van Holland en Westvriesland, zoo wijd en zijd de (grens)paalen daar van zijn strekkende, zonder middelwijler weder daar binne te mogen koomen”.
Er zijn geen getuigen of mensen die het voor haar opnemen. Van het overleden kindje geen spoor, mocht het niet in gewijde aarde worden begraven? Geen ouders van Neeltje die hun verhaal doen. Geen details die de vraag beantwoorden waarom zij niet geholpen is, hoe zij haar zwangerschap heeft weten te verbergen, wie de vader was. Neeltje stond er blijkbaar alleen voor.
Neeltje overlijdt ook alleen, ongehuwd, geen kinderen. Maar zij is wel terug in haar geboortedorp. Alleen broers Cornelis en Jeroen en zus Anna leefden nog bij haar terugkeer. Hoe reageerden dorpelingen toen zij weer in het dorp verscheen? Zij moeten haar verhaal gekend hebben, was er sympathie of mededogen?
Dat zij terug kon komen was waarschijnlijk gevolg van veranderde wetgeving. Toen eind 18e eeuw de Bataafse Republiek ontstond werden de gewesten samengevoegd tot één geheel, waarvoor landelijke wetten gingen gelden. Verbanning als straf was toen praktisch gezien niet meer mogelijk, het zou immers betekenen dat je naar het buitenland zou moeten vertrekken en daar zat men niet op Hollandse misdadigers te wachten. Voor Neeltje was dit een geluk bij een ongeluk. Een eerste bewijs van haar terugkomst dateert uit 1798, het jaar waarin zij 300 Rijnlandse roeden duingrond pacht van de eigenaar van het Kerkeduin. Zij heeft dus nog ruim 25 jaar in ons dorp mogen wonen. Gelukkig maar, haar verbanning lijkt zo wreed.
Neeltje van Dam, wie kent haar niet?