Bij het schrijven van een verhaal over een gebeurtenis uit de Noordwijkerhoutse archieven kom je wel eens voor een dilemma te staan. Mag je iemand die ruim 250 jaar geleden voor ontucht is veroordeeld met volledige naam noemen? In onze tijd wordt een verdachte van een misdrijf aangeduid met voornaam en de eerste letter van de achternaam. We zullen daarom de 18e eeuwse dorpeling in kwestie maar Hendrik S. noemen. Met als details dat hij koster, schoolmeester, dorpsbestuurder en lid van de Vierschaar was, het rechtscollege.
Hoe baljuw Elbert Testart het misdrijf van Hendrik S. heeft ontdekt vertelt het archief ons niet maar feit is dat hij in 1755 de mannen van de Vierschaar vraagt Hendrik op te mogen pakken. De aanklacht liegt er niet om want Hendrik was benoemd in “de publijcque bedieninge van het schoolampt in den dorpe van Noortwijkerhout en toevertrouwt zijnde de educatie en bestieringe van de jeugd” en had hij zich “voorbeeldig, eerbaar en stigtelijk te comporteren (gedragen)”, maar de gedaagde was geworden “een voorbeeld van ontugtigheijd en ergenisse in opsigte van diverse jonge, onhuwbare meijsjens bij hem ter school gegaan hebbende, voor de welke hij sig niet alleen meermalen op een schandaleuse wijse heeft ontbloot, maar ook op onnatuurlijke wijse aan zijn execrable driften heeft voldaan”. Dit citaat uit het rechtsverslag is wat lastig te begrijpen, maar met de termen “ontugtigheijd, ontbloot, onnatuurlijke wijse en driften” zult u begrijpen waar Hendrik schuldig aan was.
Misbruik is helaas van alle tijden. Baljuw Testart vindt dat Hendrik “rigoureus” moet worden gestraft. Voor de rechtsprekende dorpelingen was het een schok dat zij hun collega moesten veroordelen, hoewel zij hem niet in de ogen hoefden te kijken want Hendrik was gevlucht. De mannen van de Vierschaar zijn mild, Hendrik S. wordt voor “slechts” 100 jaar verbannen uit het gewest Holland en West-Friesland. Een vergelijkbare straf maar dan voor sodomie ontving 20 jaar eerder Huibert H. uit een bekende boerenfamilie. Hij woonde op de grens met Noordwijk en zou ontuchtige handelingen hebben gepleegd met een zekere Maarten C. die bij hem als boerenknecht in dienst was. Deze Maarten zou ook andere mannen tot “tegennatuurlijke handelingen” hebben aangezet op de buitenplaats Dijckenburg.
Het beschreven gedrag van de mannen komt over als een situatie waar zij uit nieuwsgierigheid en naïviteit in terecht gekomen waren. De verdachten slaan op twee na op de vlucht. Zij weten wat hen te wachten staat want twee jaar eerder, in 1730, hebben de Staten van Holland voor sodomie de doodstraf ingesteld. Met als gruwelijk detail dat lichamen na de terechtstelling niet begraven maar verbrand moesten worden. Het begrip sodomie werd breed geïnterpreteerd. Alles wat niet direct tot de voortplantingsdaad werd gerekend was strafbaar, er mocht blijkbaar geen plezier aan beleefd worden. We zouden er nu om lachen maar de wetgever was bloedserieus. De opgepakte betrokkenen wacht de dood na een vonnis waarbij in het hier besproken geval de wet letterlijk geciteerd werd. De baljuw en rechters wilden blijkbaar punten scoren door te verwijzen naar de nieuwe wet.. De gevluchte Huibert wordt uiteindelijk bij verstek veroordeeld tot eeuwige verbanning.
Echtgenote Lijsbeth heeft het die jaren zwaar te verduren. Huibert is rond de geboorte van hun vierde kind in oktober 1732 gevlucht en heeft veelzeggend zijn testament alvast op laten maken. Tot overmaat van ramp wordt hun dochtertje een jaar later op het Westeinde aangerand. En na de uitspraak van de rechters weet Lijsbeth dat zij haar man nooit meer terug zal zien. Huibert zou in 1737 overleden zijn, een document meldt dat hij “uitlandig” was. Lijsbeth hertrouwt, als weduwe met boerenbezit was zij een aantrekkelijke partij. De 18e eeuw staat bekend om haar vele harde wetten en regels. En dat is niet meer dan een diepe zucht van Vadertje Tijd geleden. Groter contrast van de sodomiewet met het beeld van de vrolijke verzameling mensen die zomers de Gaypride viert is er niet.