In de geschiedenis van de binnenduinen in de Bollenstreek neemt de verpachting van het Kleine en Grote Zilker duin een bijzondere plaats in. Enerzijds vanwege de lange periode van bijna 270 jaar waarin het duin door de families Van der Laen en Six verpacht werd aan de Zilker boeren. Anderzijds door de verbindende rol die het delen van de pacht moet hebben uitgeoefend op de kleine boerengemeenschap.
Voorgeschiedenis
Zoals in een eerder verhaal is aangegeven werden de duinen van de Graven van Holland (Graaffelijkheid/Domeinen) aan het einde van de Middeleeuwen gebruikt voor de jacht door adellijke families of verpacht aan overwegend kleine boeren die er wat dieren konden weiden. Delen van het duin werden door de graven als leen geschonken of in eeuwige erfpacht gegeven aan trouwe vazallen die in het gebied gingen wonen of hun verworven duin later verkochten. In de zestiende eeuw zien we een versnelling in het afstoten van oorspronkelijk grafelijk bezit door het bestuur van het gewest Holland. Met als achtergrond de lege schatkist vanwege de vele oorlogen die in die eeuw gevoerd werden maar ook de hoge kosten voor het beheer van het omvangrijke bezit. De stroperij en verwaarlozing van de duingronden en bossen leidden tot ingrijpende maatregelen zoals de aanstelling van de Houtvesterij van Holland, een bestuursorgaan dat ook de rechtspraak verzorgde.
In tegenstelling tot de andere dorpen in de Bollenstreek is het grootste deel van het Noordwijkerhoutse binnenduin pas laat particulier eigendom geworden. De Langevelder duinen en het Kerkeduin, met vele honderden hectaren de hoofdmoot van de oude strandwal vormend waar het dorp op gebouwd is, werden pas in 1722 verkocht. Tot dat jaar werd het gebied verpacht aan duinmeiers, voornamelijk voor de konijnenteelt, de dieren werden gehouden als vee. De verpachting aan boeren of duinmeiers komen we voor het Kleine en Grote Zilker duin al vroeg tegen in de jaarrekeningen van de rentmeesters van de Graaffelijkheid of Domeinen van Holland. De registraties zijn verspreid over meerdere archieven terug te vinden en bestaan vaak uit summiere, krabbelig geschreven teksten. Hieronder een wat leesbaarder voorbeeld uit de jaarrekening van de rentmeester van de Graaffelijkheid uit 1555, met Willem Gerritszoon en Gerrit Claeszoon als pachters.
De familie Van der Laen
In 1565 respectievelijk 1582 wordt de van oorsprong Haarlemse familie Van der Laen (of “Laan”) eigenaar van het Kleine en Grote Zilker duin. In hun stad waren zij vanaf begin 15e eeuw snel in aanzien gestegen en raakte men via huwelijken verweven met andere belangrijke geslachten zoals Van Brederode, Van Alckemade, Van Hulst en Van Assendelft. En zo werden de mannelijke Van der Laen-telgen vaak eigenaar van bezittingen die bij het huwelijk door hun echtgenotes werden ingebracht. De invloed van deze familie op de geschiedenis van de Bollenstreek kan volgens uw onderzoeker niet snel overschat worden. In de 16e en 17e eeuw duikt hun naam op bij menige belangrijke hofstede of buitenplaats in de regio, maar ook als eigenaren van duingebied. Voorbeelden zijn de hofstede Oosteijnde in Hillegom en de hofstedes Ter Specke, Middelburg en Keukenhof in Lisse. In De Zilk was men eigenaar van de boerderijen Nabij en Druijvestein en in Noordwijkerhout het Huis Ter Lugt, Erffoort en Bergenslaan. In Voorhout is de familie zeer lang bewoner gebleven van een grote hofstede naast de kerk. De namen van deze bekende locaties dateren niet allemaal uit de Van der Laen periode, maar de bebouwde locaties zijn wel degelijk bezit geweest van deze dan al flink uitgegroeide familie. Probleem voor onderzoekers is dat de namen Claes/Nicolaes, Gerrit/Geryt/Gerard, Anna en Dieuwer veel voorkomen in deze familie. Als we naar de stamouders Nicolaes van der Laen en Marietje van der Poel kijken zien we twee zonen die Gerrit als naam meekrijgen, waarvan de ene Gerrit twee zonen heeft waarvan er één trouwt met de weduwe van zijn broer. Dat soort details maakt het er allemaal niet eenvoudiger op. Voor ons verhaal spreken we om het overzichtelijk te houden over de familie Van der Laen als geheel en laten we het onderscheid tussen de familielijn van enerzijds Nicolaes “Ter Lugt” van der Laen (overleden 1575) en anderzijds Nicolaes “Zilkerduin” van der Laen (overleden 1584) zoveel mogelijk weg. Dat doet aan de strekking van dit verhaal weinig af.
Aankoop Zilker duin
De aankoop van het Zilker duin past in de opbouw van het vermogen van de familie Van der Laen in onze regio. Dat start bij Geryt Claeszoon van der Laen (circa 1480-1568). Geryt is rond 1508 getrouwd met Dieuwer Eeuwoutsdochter Bartoen uit Voorhout. Haar vader en opa waren rentmeester van het klooster Leeuwenhorst en bewoonden de hofstede in Voorhout naast de kerk. Dieuwer was voor haar huwelijk met Geryt weduwe van Jan van Alphen. Zij erfde mogelijk bezit van hem en werd via eigen aankopen en de nalatenschap van haar vader eigenaresse van grote landerijen in Noordwijk (Zuidbroek) en Noordwijkerhout (Espellaan). Het huwelijk van Dieuwer en Geryt duurde maar zo’n acht jaar. Als haar weduwnaar erft Geryt genoemde landerijen. Hij hertrouwt met Adriana van Alckemade uit Warmond en verwerft uit haar nalatenschap onder andere de hofstede Endepoel in dat dorp. Deze jurist bij het Hof van Holland overleefde dus twee echtgenotes, bereikte een hoge leeftijd (plm 87) en heeft gedurende zijn lange leven zijn vermogen aardig uitgebouwd. Overigens was hij volgens genealogen niet van onbesproken gedrag, het zou een lastig heerschap zijn geweest die als jurist niet alleen beroepshalve voor het Hof van Holland moest verschijnen. Uit beide huwelijken had hij al het nodige na te laten maar zelf was hij ook actief in de aankoop van onroerend goed. In 1548 wordt hij eigenaar van het Huis Ter Lugt aan de Delfweg, aan welke aankoop ook vele landerijen en het grafelijk leengoed van het Espelduintje verbonden was.
De familie Van der Laen is dus al “ingeburgerd” aan de Delfweg in Noordwijkerhout als in 1565 Claes van der Laen, de oudste zoon van de tweede Geryt uit het huwelijk van Nicolaes en Marietje van der Laen-Van der Poel, het Kleine Zilker duin in erfpacht krijgt van de rentmeester van de Domeinen of Graaffelijkheid van Holland. Claes of Nicolaes vraagt de Staten van Holland toestemming om een zuidelijk deel van het duin af te mogen zanden om daarmee enkele nabij gelegen percelen land in de Ruigenhoek te kunnen ophogen, waar eerder turf gedolven was. Die liepen snel onder water en konden met het zand rendabel gemaakt worden voor de akkerbouw of veeteelt. Mogelijk lagen die percelen net iets ten noorden van boerderij de Groene Tuin aan de Zilkerbinnenweg.
Zeventien jaar later kan deze Claes/Nicolaes ook het Grote Zilker duin van de Domeinen van Holland overnemen. Het Kleine Zilker duin was door hem al in 1568 in kaart gebracht en Nicolaes wil datzelfde laten doen voor het Grote Zilker duin. De opdracht gaat naar Pieter Bruijnssen, “ghesworen landmeter van Rijnland”. Ook landmeter Sluijter heeft nadien nog een controlemeting uitgevoerd. Zij leggen de omvang van beide duinen vast. De gemaakte kaarten zijn bewaard gebleven en te bekijken in het Nationaal Archief. Bij elkaar zijn het Groote (29) en Kleine (19) Zilker duin ruim 48 morgen groot volgens de landmeter. Voor bollenboeren die nog altijd de Rijnlandse maten hanteren is dat 29.000 Rijnlandse Roe of 43 bunder. En voor de niet-agrariers: een bunder is gelijk aan een hectare. Overigens is in latere documenten telkens sprake van een totale omvang van 52 morgen duingrond. En om het nog ingewikkelder te maken: als in de 19e eeuw besloten wordt de verpachting van de duinen op te heffen wordt ook het gebied van het Kijfduin, dat voor een deel binnen het ambacht de Vogelenzang (Bloemendaal) lag, gerekend als onderdeel van het Grote Zilker duin. Dat deel wordt meegenomen in de herkaveling die in 1859 plaatsvindt.
Het Hoogheemraadschap Rijnland hanteert voor het hele Zilker gebied of “de Hooge Veenen” een oppervlakte van 288 morgen en 350 Roe. De twee duintjes waren daar in verhouding nog geen 20 procent van en gezien de lengte van een paar kilometer moeten zij behoorlijk smal geweest zijn. Waarbij aangetekend dat er in de loop der eeuwen door de boeren van De Zilk ook nog het nodige “afgekart” of afgezand is, een recht dat zij bedongen hadden bij het afsluiten van hun bijzondere, collectieve pachtcontract uit 1591.
1591 Het pachtcontract van Claes Maertenszoon ’s-Gravenmade
Dankzij het rijke archief van de Amsterdamse familie Six weten we wat de inhoud was van het pachtcontract dat Claes Maertenszoon ’s-Gravenmade namens zijn Zilker collega’s wist af te sluiten nadat duinmeier Maerten Pieterszoon Berkel de pacht had beëindigd. Deze “konijnenboer” sloot in november 1590 een contract met de erfgenamen van Nicolaes van der Laen voor de huur van zowel het Grote als Kleine Zilker duin voor 120 gulden per jaar, aflopend in het jaar 1600. Maar dit contract wordt betwist (“genaast”) door een lid van de familie Van der Laen zelf. Artus van Brederode, getrouwd met Anna van der Laen wil niet dat het duin aan Maerten Berkel wordt verpacht en brengt de kwestie voor het Hof van Holland. Mogelijke achtergrond: Anna van der Laen was slechts een halfzuster van de andere erfgenamen van Nicolaes van der Laen en werd misschien benadeeld bij de verdeling van de nalatenschap van haar ouders. Duinmeier Maerten ziet af van een kostbare juridische strijd en toont zich bereid het contract terug te geven aan de familie.
Gerard/Geryt Claeszoon van der Laen moet nu namens de erfgenamen op zoek naar een nieuwe pachter en vindt die in de persoon van Claes ’s-Gravenmade, boer op de later Druijvesteijn gedoopte boerderij aan de Zilkerduinweg, toen nog Heereweg genoemd. Claes was al pachter van landerijen van de familie Van der Laen en geeft bij zijn pachtheren aan dat de boeren van De Zilk veel last hebben van de konijnen in de Zilker duinen, die hun gewassen opvraten. Al eerder hebben zij geprobeerd de pacht van het duin in handen te krijgen maar Gerard van der Laen gaf de voorkeur aan Maarten Berkel. Nu deze duinmeier afhaakt stelt Claes ’s-Gravenmade voor het contract van Maarten af te kopen door de duinmeier 150 gulden ineens te betalen en het wegvallen van zijn inkomen in het seizoen 1591 te compenseren met de levering van “100 levendige voedsters tussen Sint Jan en Sint Jacob”. Maerten stemt in en Claes kan op zijn naam het contract overnemen maar stelt als voorwaarde aan de familie Van der Laen dat zijn medeboeren in de pacht mogen deelnemen. Deelname betekende in de praktijk dat men bezittend gebruiker werd van het stuk grond dat men pachtte zolang men de erfpacht betaalde. De familie Van der Laen had bovendien “eeuwig erfpachtrecht”, hetgeen inhield dat men eeuwig het recht behield om geld te vragen van de pachters, maar dit recht kon wel afgekocht worden. De waarde van dit recht is dan ook enkele keren getaxeerd en als document in de Noordwijkerhoutse archieven terug te vinden.
Na in mei 1592 met de boeren over het contract vergaderd te hebben, hen daarbij in de gelegenheid stellend hun deelname te bevestigen of te verwerpen werd Claes ’s-Gravenmade aangesteld als hoofdpachter. Hij wordt door de andere deelnemers gevrijwaard van de eerder op persoonlijke titel aangegane verplichtingen en zo worden bijna alle boeren of woningeigenaren in De Zilk deelnemer in de verpachtingsconstructie, van Neeltje Pietersdochter op Vaartwel in het noorden tot Ermpje Claesdochter in het zuiden, in de Ruigenhoek. Er zijn drie eigenaren van een woning die niet mee willen doen, de anderen vormen 10 gelijke aandelen. Voor grotere boerderijen wordt één aandeel in de pacht op 16 gulden en 4 stuivers bepaald, enkele kleinere partijen mogen hun aandeel of bedrag opsplitsen, zij betalen 9, 4 of 2 gulden. Met elkaar brengen zij 158 gulden per jaar op aan pacht, waarvan 120 gulden aan Gerard van der Laen betaald wordt als pachtsom. Voor dat geld mogen zij in het duin dat voor hun woning ligt dieren weiden, els voor hak- of brandhout planten, koren zaaien of eventueel wat konijnen binnen afrasteringen houden. Ook mogen zij turf delven en net zo veel zand uit hun duin weghalen als zij nodig hebben voor hun boerenbedrijf. Maar wel op voorwaarde dat het terrein hersteld of geëgaliseerd achtergelaten word. Het weghalen van zand of zoden uit duingebied was door het Hollandse bestuur streng verboden maar werd hier door de boeren als privilege binnengesleept in de bespreking van contractvoorwaarden met de familie Van der Laen. De familie Aardenburg van boerderij Druijvesteijn zal zich vele jaren later kunnen beroepen op dit voorrecht als zij wegens vermeend illegaal afzanden voor de Houtvester moet verschijnen.
Omdat Claes Maertenszoon ’s-Gravenmade al de nodige bedragen had betaald brengen de overige deelnemers naar rato van hun aandeel ook nog eens twee bedragen van 350 gulden en 200 gulden bij elkaar om hem daarin geheel te compenseren. Onderdeel van de afspraken is dat alle overlast gevende konijnen in het duin door de deelnemers gezamenlijk gevangen en aan de hoogste bieder verkocht worden. Koper is Claes Gerritszoon van der Deijl. Om juridische conflicten te vermijden wordt drie procureurs bij het Hof van Holland gevraagd op de naleving van het contract toe te zien.
Met de inhoud van het contract in kannen en kruiken wordt een ander kannetje opengemaakt en getoost op het succes van deze bijzondere samenwerkingsovereenkomst. Die wordt door alle deelnemers bij notaris Christiaens ondertekend, waarbij we uit het rijtje ondertekenaars nog even de persoon van Reinout van Brederode filteren, mede-eigenaar van boerderij Boerenburg (later Wassenaar). Hij wordt enkele jaren later voorzitter van de Hoge Raad en schoonzoon van de grote staatsman Johan van Oldenbarnevelt. Zijn handtekening tussen de “gewone” Zilker boeren geeft dit bijzondere contract en fraaie vorm van samenwerking nog een extra tintje.
Afweging: Uit het archiefmateriaal wordt niet echt duidelijk waarom de erfgenamen Van der Laen mee wilden werken aan deze toch wel ingewikkelde verpachting van hun duingebied. Het leverde hen weliswaar misschien wat meer geld op maar dat was toch niet veel voor deze welvarende familie. Claes Maertenszoon ’s-Gravenmade was voor hen hoofdpachter en aanspreekpunt maar ook Claes had het eeuwig leven niet en vroeg of laat liep de familie Van der Laen dus het risico dat zij met verschillende partijen te maken kreeg. En probeer dan je erfpachtrecht nog maar eens te verkopen. Men had kunnen kiezen voor de gemakkelijke weg van een verbod op onderverhuur. Dit alles kan te maken hebben gehad met de moeizame afhandeling van erfenissen binnen de familie Van der Laen. Als erfgenaam en nieuwe eigenaar van beide duinen wordt Gerard of Geryt van der Laen genoemd. Maar ja, welke Gerard. Dit kan een zoon van Nicolaes of een zoon van Cornelis van der Laen geweest zijn. Dat wordt nergens precies vermeld. Maar aangezien later Beatrix van der Laen wordt genoemd als ontvanger van de pacht houden we hier haar vader Gerard Corneliszoon van der Laen aan als de vermelde pachtheer Gerard of Geryt. Beatrix was niet het enige kind van Gerard dat duingebied erfde. Zijn zonen Adriaen en Cornelis werden eigenaar van een deel van het 235 hectare grote Keukenduin van Teijlingen. Dat was door Gerard samen met jonkheer Van Sijpesteijn en de Noordwijkerhoutse baljuw Andries van Thienen gekocht in 1604. Op een deel van dit Keukenduin dat door dochter Catharina werd geërfd is de hofstede Keukenhof gebouwd. |
Het belangrijkste nadeel van de gezamenlijke pacht doet zich al snel gelden. De overdracht binnen de pachtersfamilies als gevolg van nalatenschappen of verkoop van onroerend goed maakt dat Gerard van der Laen telkens te maken krijgen met nieuwe gezichten al blijft Claes ’s-Gravenmade tot 1627 zijn hoofdpachter en wordt hij in die rol opgevolgd door zijn schoonzoon Dirck Pieterszoon Aardenburg. Om de administratie zuiver te houden wordt vanaf het begin aan het zogenaamde verboeken of overdragen van aandelen een vaste vergoeding aan de familie Van der Laen verschuldigd. Dirck Aardenburg bevestigt deze afspraak in 1627 nog eens in zijn eerste contacten met zijn pachtheer. De verboekingsvergoeding moet betaald worden in de vorm van de bijzondere muntsoort angelotten, omschreven als “gouwe angelotten, goet van goud en swaer van ghewicht”. Met een slag om de arm: de waarde van één angelot zou gelijk zijn aan 108 stuivers of bijna 5 ½ gulden. De betaling was verbonden aan elke overdrachtsregistratie en bij verzuim van melding dat men overgedragen had zou er per verzuimd jaar verdubbeling van het bedrag gerekend worden. Deze boete op niet tijdig melden van nieuwe deelnemers in de pacht kon dus aardig oplopen.
Dirck Pieterszoon Aardenburg neemt zijn verantwoordelijkheden als hoofdpachter serieus en hij komt met de familie Van der Laen ook andere aanscherping van de pachtvoorwaarden overeen. En in lijn daarmee spreken ook de deelpachters elkaar aan op het gebruik van het duin. Opvallend is dat de overlast van konijnen die de basis vormde om tot de gezamenlijke pacht te komen blijkbaar nooit een reden is geweest om de twee Zilker duintjes geheel konijnvrij te houden. In 1627 is nog altijd een duinmeier actief in het duin. De pachters komen dat jaar tot nadere afspraken zoals een verbod op het weiden van hoornvee maar ook is ieder van hen verplicht om rond half mei honderd “konijngaten” te graven in hun deel van het duin. Dat plaatst het probleem van de overlast door konijnen in een ander licht, maar het was dan ook al weer ruim 30 jaar na het opstellen van het eerste contract.
Aan de niet pachtende inwoners van De Zilk worden volgens de nieuwe afspraken met kerstmis een paar konijnen geschonken, mogelijk als compensatie voor overlast. Ook een andere betaling in natura is kenmerkend voor de tijd: de betaling in natura van een half vat van het beste bier. Er mogen alleen nog schapen geweid worden in het duin. De overdracht van aandelen moet met de overige pachters overlegd worden en betalingen van belastingen en pacht dient stipt op tijd te gebeuren, op straffe van boetes. Deze aanvullende bepalingen worden volgens het archiefstuk door “de meeste ingelanden” ondertekend. Maar naar hun namen kijkend gaat het alleen om de zes belangrijkste boeren. Interessant detail is dat op veel latere datum tussen de regels is bijgeschreven dat de betaling van de jaarlijkse pacht ontvangen wordt door Christiaan Massa, een zoon van Isaack Massa en Beatrix van der Laen. Dit echtpaar, getrouwd in Lisse in 1622 is bekend is van hun beroemde huwelijksportret, geschilderd door Frans Hals, hangend in het Rijksmuseum. De pachtgelden vormen het bewijs voor vererving van het eigendom van het Zilker duin van Gerard van der Laen op zijn dochter Beatrix en daarna op haar zoon Christiaan en dochter Susanna Massa.
De familie Six, ruim 200 jaar eigenaar van het Kleine en Grote Zilker duin.
Wat de overwegingen van de erfgenamen Van der Laen ook waren bij het afsluiten van het pachtcontract met Claes ’s-Gravenmade en hoe dit ook voor hen in de praktijk uitpakte, feit blijft dat de familie via de erfgenamen van Gerard en daarna zijn dochter Beatrix van der Laen tot februari 1644 eigenaren van de Zilker duintjes zijn gebleven. Misschien speelde de ruzie met jonkheer Van Sijpesteijn over een in cultuur gebracht deel van het Keukenduin aan de Achterweg en Trijnenlaan in Lisse een rol en was de familie Van der Laen “duinmoe” geworden. Vier jaar na de processen hierover bij het Hof van Holland wordt het Zilker duinbezit overgedragen aan de Amsterdamse familie Six voor een bedrag van 4.301 gulden. Beatrix van der Laen was overigens vijf jaar eerder overleden. Dirck Pieterszoon Aardenburg is bij de overdracht nog altijd namens de Zilker boeren hoofdpachter. Over het vele onroerend goed in Noordwijkerhout dat door de familie Six na deze eerste transactie nog zal worden gekocht en soms ook weer verkocht wordt in de komende jaren nog aandacht besteed op deze website. Zij bouwden hofstede Sixenburg aan de Leidse Trekvaart en verwierven de heerlijkheid Hillegom en lieten zich om die reden graag Six van Hillegom noemen.
Anna Wijmer, weduwe van Johan Six is in 1644 koopster van het Zilker duin en daarmee nieuwe pachtvrouwe voor de boeren. In hetzelfde jaar worden door haar ook enkele kleine percelen grond aangekocht van de familie De Witt(e), eigenaren van boerderij Regenvliet. Daaraan verbonden waren gedeeltelijke aanspraken op een tiende deel in het Zilker duin dat de familie De Witte ooit had verkregen. Dit laat mooi zien hoe de gekozen constructie van onderverdeling van de pacht tot versplintering kon leiden, een probleem waar generaties Six lang mee geworsteld hebben. Uitgangspunt in 1591 was immers geweest dat per woning of deelnemer een tiende deel werd betaald van de totale pachtprijs. Er waren toen zes boeren of woningen die zo’n tiende deel voor hun rekening namen. De overige vier tienden waren verdeeld in kleinere porties om ook kleinere boeren een kans te geven. Ook de geldboete, te betalen in angelotten, op het overboeken van aandelen naar derden kon niet voorkomen dat er steeds kleinere aandeelporties ontstonden. De familie Six werd door aankopen van perceeltjes grond zelf ook aandeelhouder in de pachtconstructie waar zij pachtheren van waren. Een licht aangepast citaat uit de administratie van Jan Six (de eerste) uit 1670 laat dat mooi zien:
“…Ik, Jan Six heb de rest (van een aandeel/JD ) gekocht; zijnde 1/4e en 1/6e en 1/8e van 1/10e woningportie; zo dat als er 100 gulden te delen is, ik hebben moet 5 gulden, 8 stuivers en 5 penningen. Zoveel pachtgront komt mij toe naar proportie uit de 52 morgen, en daarboven nog de 351 roeden bij mij van Pieter Lenaertszoon gekocht, doch daar gaat af 325 roe, ….bestaande uit 150 roe daar Michiel de Witte mij 1 gulden 15 stuivers huur voor geeft en 175 roe die Reijer Reijerszoon aan zich behouden heeft…”
Als we even meerekenen komt het aandeel van Jan Six uit op 26/48e deel in een aandeel van 1/10e in de duinpacht. Jan vertaalt dat naar procenten of guldens en komt dan uit op bijna 5 ½ gulden of 5,5 procent. (Jans rekencapaciteiten zijn gecheckt, het klopt, om precies te zijn: 5,42 procent; JD.) En daarnaast heeft Jan Six ook nog een pachtaandeel verbonden aan een ander perceeltje grond dat hij kocht, maar dat aandeel is gebaseerd op een verwaarloosbare 26 roe (351-325 RR). Ook voor deze ontwikkelde Amsterdammer waren dit toch ingewikkelde rekensommen die waarschijnlijk niet te volgen waren voor de gemiddelde Zilker boer met beperkte schoolcarrière! Het levert op het oog onwerkbare lijstjes met pachters op, ieder met de grootte van hun aandeel. Als voorbeeld het jaar 1670, er zijn dan nog maar twee deelnemers die het oorspronkelijke tiende deel betalen. De pacht bedraagt dat jaar honderdtwintig gulden met daarnaast in natura een betaling van 20 koppels konijnen.
Naam deelnemer circa 1670 | Aandeel |
Pieter Janszoon | 1/6e |
Claes Gerritszoon van Deijl | 1/7e |
Pieter Dirckszoon | 1/8e |
Michiel de Witte | 1/9e |
Frans Barentszoon Cousebant | 1/10e |
De heer van Bruelis | 1/10e |
Agatha Kies | 1/15e |
Pieter Lenaertszoon | 1/17e |
Jacob Schatter | 1/20e |
De Heilige Geest Armen | 1/47e |
Reyer Reyerszoon Heemskerk | 1/63e |
Magdalena Wouters | 1/78e |
Cornelis Gerritszoon | 1/142e |
Trijntje Gerritsdochter | 1/142e |
Niet vermeld: Jan Six zelf |
Na Anna Wijmer, weduwe van Johan Six en koopster van de beide duintjes in 1644 volgden zes generaties van haar nageslacht als eigenaren. Bij overlijden van een mannelijke erfvolger werd zijn weduwe eigenaresse, zoals bijvoorbeeld in het geval van Margaretha Tulp, weduwe van de hierboven genoemde Jan Six (de 1e) die tussen 1700 en 1710 het duin op haar naam had staan. De familie Six heeft tijdens haar periode als verpachters geprobeerd de systematiek van het bepalen van de pacht per aandeel te verbeteren. De rol van een hoofdpachter blijkt na het overlijden van Dirck Pieterszoon Aardenburg in (of kort voor) 1665 opgeheven te zijn. Dat blijkt uit een verklaring van enkele pachters vele jaren later, waaronder Claes, de zoon van Dirck Pieterszoon. De pacht is vanaf genoemd jaar op naam van de deelnemers gesteld en de verantwoordelijkheid voor de administratie wordt strak nageleefd door de familie Six. Zij ontvangen daarvoor de 20 gulden extra pacht, eventueel te betalen in natura door levering van 20 koppels konijnen. De jaarlijkse pachtopbrengst was voor deze rijke familie nauwelijks interessant. Ontvangst van de boete op te late melding van overboekingen leverde de familie Six substantiële bedragen op. Daarvoor moest soms wel de gang naar de rechtbank gemaakt worden, zoals in het geval van de familie Schatter, eigenaren van boerderij Croonensteijn. In het archief van de familie Six is een document te vinden dat een overzichtje geeft van bedragen aan overboekingsboete die in de eerste helft van de 18e eeuw zijn opgelegd. Genoemd worden onder andere de erfgenamen van Anna Schatter die 130 gulden dienen te betalen. Van Pieter de Feu wordt 220 gulden geëist voor verzuim van de melding van de overdracht van boerderij Wassenaar. En de heer Abraham Guldewagen, opvolger in het eigendom van Druijvesteijn krijgt een rekening van maar liefst 500 gulden gepresenteerd voor de lange periode waarin de overdrachten binnen zijn Haarlemse familie niet zijn aangemeld. De “angelottenboete” kon dus lucratief zijn voor de Six-en.
En dat is mogelijk mede een reden waarom de familie veel tijd, energie en geld steekt in het opmeten en vastleggen van de oppervlakte van de diverse woningen en landerijen. Zo is in 1667 door hen vastgesteld welke oppervlakte van de “wildernis” voor de woningen was “afgekart” om als landbouwgrond te kunnen inzetten. Dat blijkt dat jaar 11 morgen of 6600 Rijnlandse Roe te zijn. Veel opmetingen dateren uit de jaren dertig van de achttiende eeuw. Daar danken we ook een fraaie kaart aan van het Kleine en Grote Zilker duin, die uw onderzoeker van de familie Six mocht ontvangen.
Voor wie wat meer thuis is in historisch De Zilk bevat de kaart interessante details. Zo valt de hoekige vorm van de westelijke en oostelijke duinranden op. Geen vloeiende natuurlijke vorm meer, een bevestiging dat er in de eeuw daarvoor flink was afgezand of verkaveld. De familie Six was acht jaar voor het maken van deze kaart uit 1730 eigenaar geworden van het eerste en tweede deel van de Langevelder duinen en vermeldt bovenaan haar pachters Aardenburg (Paardenkerkhof) en Van der Zwet (’t Hoekgat). Er is aangegeven waar de grensscheiding is tussen de ambachten Noordwijkerhout, Hillegom en Lisse. Bij paal 39 aan de trekvaart lag blijkbaar de scheiding tussen Lisses en Hillegoms gebied. De molen van Harmensteijn of Zilker poldermolen is ingetekend aan het begin van de Schulpvaart, geheel links onder.
Opmerkelijk genoeg wordt aan de westzijde van het Kleine Zilker duin tegenover boerderij de Groene Tuin van het Catharina Janshofje (Zilkerbinnenweg) bijgeschreven dat daar “het scheid van Hillegom” ligt. Ook aan de noordkant van de kaart (geheel rechts) komen we grens of “scheid”-aanduidingen tegen. Hiermee worden grenzen tussen parochies bedoeld. De bewoners van De Zilk vielen onder de parochie van Hillegom en Vogelenzang. Bij de kalkovens aan de Leidse Trekvaart stond lang een schuilkerk. Maar de boeren op Sasbergen en het Paardenkerkhof in het Langevelder duin zouden tot de Noordwijkerhoutse parochie hebben behoord. De reden dat de familie Six dit onderscheid laat intekenen op de kaart was waarschijnlijk gelegen in het feit dat enkele oude belastingvormen zoals het Tiendrecht per parochie en niet per ambacht of dorp werden toegepast. Zo blijkt uit documenten dat de Universiteit Leiden eigenaar was van de lammertienden over Noordwijkerhout terwijl de kerkmeesters van Hillegom het eigendom van dezelfde lammertienden in hun parochie hadden. Dat tiendrecht was in beide gevallen overgenomen van de abdij van Egmond en werd om die reden per parochie toegepast. Per geboren lam of groep lammeren moest een bepaald bedrag betaald worden, een tiende van de waarde van de dieren. In duingebied werden veel schapen gehouden en dus kon de jaarlijkse inning nog een leuk bedrag opleveren. Jan Six kocht in 1656 de lammertienden van de kerkmeesters van Hillegom waarbij ook ondertekend wordt door Dirck Pieterszoon Aardenburg uit De Zilk als kerkmeester, hetgeen nog eens bewijst dat dit deel van Noordwijkerhout onder de Hillegomse parochie viel.
Konijnen, konijnen, konijnen
De haat/liefde verhouding van historische Bollenstrekers ten opzichte van het zo aaibare konijn komt ook terug in dit verhaal over de Zilker duinen. De pachtconstructie was immers tot stand gekomen door aanhoudende klachten van de boeren over de vraat van hun gewassen door konijnen. Maar grenzend aan het grote Langevelder duin waar het wemelde van deze kleine dieren was het bijna onmogelijk voor de pachters om hun duingebied vrij van konijnen te houden. Die dieren hielden zich immers niet aan grenzen, al probeerde men met stekelige hagen of andere obstakels de migratie tussen de duingebieden in de hand te houden. Misschien had men in De Zilk het idee dat als men zelf het wildbeheer in handen had de konijnenstand beter te beheersen viel. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de pachtdeelnemers een duinmeier het recht gaven om konijnen te vangen in hun duin, zo bleef de overlast beperkt. En de opbrengst was van de konijnenverkoop kon lucratief zijn. Het zijn dan ook voornamelijk de Zilker boeren zelf geweest die het duinmeierschap hebben ingevuld, met name de familie Aardenburg, die ook de woning op het Paardenkerkhof hebben gebouwd.
De konijnenvangst was meer dan regelmatig aanleiding tot conflicten over wie nu het recht had waar konijnen te vangen. De boeken van de Houtvesters staan er vol mee. In het noorden van De Zilk lag het Kijfduin, een gebied van zo’n vijf hectare dat doorsneden werd door de ambachts- of dorpsgrens. Maar dat is ook de grens tussen het rechtsgebied van de Houtvester van Holland en zijn collega van het Brederodeduin. De familie Van Brederode had zeer oude rechten in het gewest Holland, waaronder ook het aanstellen van een eigen houtvester. De vangst van konijnen op het Kijfduin leverde tientallen jaren lang ruzies op tussen de duinmeiers aan weerszijden van de duingrens (Stockweg). Om zo’n grensconflict naar onze tijd te vertalen, de N206 mocht indertijd van de provincie Noord-Holland niet doorgetrokken worden over haar grondgebied en maakt om die reden de scherpe bocht bij de Graalstichting. Wie naar Zandvoort, Haarlem, Alkmaar of Den Helder wil moet aan het eind van de provinciale weg flink in de remmen om daarna met 30 kilometer per uur en kilometers lang door het pittoreske Vogelenzang te rijden. Holland letterlijk en figuurlijk op zijn smalst.
In 1739 komt een illuster gezelschap bij elkaar om een notariële akte te ondertekenen waarin de vangst van konijnen op het Kijfduin tussen nauwkeurig vastgelegde locaties (palen) en in twee perioden wordt verdeeld. Een fraai staaltje “Hollands polderen” maar dan 250 jaar voor dat begrip werd uitgevonden. Ondertekenaars zijn onder andere de jonkheren Van Sijpesteijn als houtvester van Brederode en Jan Six pachtheer van het Zilkerduin, de regenten van het Catharina Janshofje en de Zilker boeren Jan Arijszoon ’s-Grama, Sijmon Corneliszoon Verdegaal, Cornelis Sijvertszoon Erffoort en Cornelis Hendrickszoon van Roon. Duinmeier is Jan Wouterszoon van der Vlugt.
Voorbeeldige samenwerking.
In het jaar 1800 wordt in een gerechtsboek van Noordwijkerhout een bijzondere verklaring van de pachters van de twee Zilker duintjes opgenomen, gericht aan het “Committé van Civiele Justitie van Noordwijkerhout en De Zilk”. De tekst is hieronder in zijn geheel overgenomen.
“…Geeven te kennen Jan van Leeuwen, Klaas van Velzen, Sijmen Heemskerk, Cornelis Wijnands, Sijmen van der Hulst, Jurriaan Vreeburg, de weduwe Jan Pieters Langeveld, Jan Erffoort en Willem van der Zwet, alle eijgenaars of bruijkers van wooningen of landerijen bij en aan het Zilkerduijn gelegen. Dat zij supplianten tot conservatie en behoud van ’t zilkerduijn en het houtgewas daar bij en om staande bij den anderen waaren overeengekomen dat nu of in ’t vervolg geene koeijen, kalveren, schaapen, paarden of ander vee onder wat pretext (voorwendsel) hoe ook genaamd op de boete van eene gulden voor ieder stuks vee op het zelve gevonden worde te appliceeren ten behoeve van de rooms catholijke kerk aan de kalkovens. Dat tot het doen der bekeuringe zij supplianten elkanderen hebben gequalificeert en geauthoriseerd mids nogtans dat diegeene welke ziende dat eenig vee op hetzelve duijn en in de boschen vindende verpligt zal zijn de eijgenaars van hetzelve vee alvoorens de bekeuringe te doen waarschouwen, omme het zelve vee binnen den tijd van drie uuren daar van weg te neemen en zulks niet doende dan dadelijk de bekeuringe te doen. Dat zij lieden de duijnmaijer inzonderheijd hebben geauthoriseerd en gequalificeert om onder derzelve mids de bekeuringe te doen en nauwkeurig na ’t behoud van ’t duijn te zien. Dan wijl zij supplianten vermeenen dat een en ander zonder ulieder authorisatie niet te kunnen geschieden, zoo keere de supplianten zich tot dit committé met versoek hun gehouden gedragen deezen te approbeeren en hun supplianten ter bovengemelde eijnde te verleenen de nodige acte faut (goedkeuring) of authorisatie in commun forma…”
Het Comité van Civiele Zaken is een typische term uit de Bataafse Republiek (1795-1806). De rechtspraak en democratie in ons land werd in die periode aardig opgeschud en dat heeft misschien een rol gespeeld bij dit verzoek tot goedkeuring van de boeteprocedure die de boeren van De Zilk hier voorstellen. Dat zij elkaar aanspreken op een juist gebruik van het door hen gepachte duin van de familie Six was niet nieuw, dat was al in 1591 achtergrond bij het aangaan van de pacht maar de puntjes worden nog eens op de Zilker i geplaatst. Naast hoornvee nu ook geen schapen meer in het duin, loslopend vee wordt beboet, er is een meldingsplicht voor misbruik en de duinmeier wordt bevoegd boetes uit te schrijven. Waarvan de opbrengst afgedragen wordt aan mijnheer pastoor. Iedereen blij. Het is een fraai voorbeeld van gemeenschapszin.
1832 De eerste kadasterkaart
Vlak voor het vertrek van de Fransen uit ons land in 1813 is begonnen met het maken van kadasterkaarten van Noordwijkerhout. Deze zijn vijf jaar later nog eens herzien en in 1832 worden alle eigenaren van de ingetekende percelen ingeschreven, met omschrijving van het perceel en de grootte ervan. Alle percelen van het Kleine en Grote Zilker duin staan op naam van “de erfpachters van de Zilk”.
Zilker erfpachtgronden in vierkante mtr | |
Boomgaard | 910 |
Bos | 41.343 |
Bouwland | 16.984 |
Duin | 283.410 |
Totaal 34,2 hectare | 342.647 |
De vierendertig hectare van het duin met wat percelen bos en bouwland is ruim tien hectare minder dan de omvang die op de kaarten van einde 16e eeuw staat vermeld. Uit een eerder aangehaald document uit 1667 weten we dat de boeren al zo’n negen hectare in cultuur gebracht hadden, en dat zou dan grotendeels het verschil tussen 1591 en 1832 verklaren. Maar dat betekent dat die percelen dus op naam van de eigenaar in dit eerste kadaster vermeld staan. Of het houdt dan mogelijk in dat er na 1667 nauwelijks meer “afgekart” of in cultuur gebracht is, iets dat minder voor de hand ligt maar dit is een gegeven dat tijdens dit onderzoek niet verklaard kon worden. Ook blijkt na onderzoek in het kadaster van de Vogelenzang dat een deel van het Grote Zilker in dat dorp of ambacht lag, vlak over de ambachts- en provinciegrens. De twee percelen van het Tiltenbergerbos staan in 1832 op naam van “de erfpachters van De Zilk” en vormen samen 4,8 hectare, gelegen ten westen van de Heereweg of Zilkerduinweg. Dat bos is nooit afgegraven en het gebied heeft nu nog de oude hoogte van het duin, net als de Zilkerduinweg op die locatie. Nu vinden we daar Stichting de Graal.
Bij het opheffen van de “eeuwige erfpacht” op het duin in 1859 worden zowel in cultuur gebrachte percelen in De Zilk als enkele percelen in de Vogelenzang betrokken in de verkaveling. Ruim driekwart van het gebied bestaat dat jaar nog altijd uit duin of wildernis en dat is veelzeggend over de waarde van de grond voor de landbouw. Maar toch was in die periode de bollenteelt al sterk in opkomst, zij het minder in Noordwijkerhout. En dat maakt de uiteindelijke opheffing van het duin en de onderlinge verdeling tussen de Zilker eigenaren in historisch opzicht extra interessant.
1854-1859 Einde van het pachtcontract; herverdeling van landbezit
In april 1854 verkopen de jonkheren Jan Pieter Six uit Amsterdam en Pieter Hendrik Six uit ’s-Graveland via een onderhandse akte hun erfpachtrechten op het Kleine en Grote Zilker duin aan Willem Heemskerk, Gerrit Hartveld en Hendrik Pennings. Helaas is de akte niet meer beschikbaar en daardoor kennen we geen details over de afspraken die gemaakt zijn door partijen. Vijf jaar later wordt een aanzet gegeven tot een volledige opsplitsing van het eigendom van de twee duintjes en een verkaveling onder de deelnemers. Daarvoor dragen de drie genoemde Zilkers eerst het gekochte aandeel van de familie Six over aan het collectief van de pachters. Daarvoor ontvangen zij 2.250 gulden. Er van uitgaande dat de boeren geen winst hebben willen maken op dit bedrag en alleen het aandeel in de erfpacht verrekenen dat zij zelf niet in eigendom hadden en dat iets minder dan 50 % bedroeg, kunnen we berekenen wat de drie mannen mogelijk aan de familie Six hebben betaald voor het afkopen van de erfpacht. Dat bedrag zou dan rond de 4.750 gulden zijn geweest. Een waarde die past bij eerdere taxaties zoals de 3.500 gulden uit 1677 en 2.900 gulden uit 1747.
De overdrachtsakte wordt getekend op boerderij Bouwlust van Gerrit en Huibertje Hartveld-Verdegaal. Voor het opmaken ervan heeft notaris Johan de Crane uit Warmond al zijn rekenvaardigheid moeten aanwenden om vast te stellen op welk aandeel de diverse deelnemers precies recht hebben.
Erfpachters 1854 | Wegingsfactor | In breuk 192 | Aandeel in % |
Klaas en Gerrit Hogervorst | 1 x 1/10 | 192 | 10,0 |
Marijtje Hogervorst | 0,5 x 1/10 | 96 | 5,0 |
Maarten Kerkvliet | 31/32 x 1/10 | 186 | 9,7 |
Cornelis van Saazen | 1 x 1/10 | 192 | 10,0 |
Petrus Verdegaal | 91/192 x 1/10 | 91 | 4,7 |
Jacob Maurits Barnaart | 13/24 x 1/10 | 104 | 5,4 |
Alle erfpachters samen | 147/192 x 1/10 | 147 | 7,7 |
Gerrit Hartveld, Hendrik Pennings en Willem Heemskerk | 4 x + 3/4 x 1/10 | 912 | 47,5 |
1920 | 100,0 |
Het boerentrio Hartveld, Pennings en Heemskerk had samen bijna de helft van het erfpacht in bezit maar dat is helaas niet uitgesplitst per persoon. Gerrit Hartveld kocht rond dezelfde tijd boerderij Breeland en kreeg daarmee het tiende deel pacht in eigendom dat aan deze boerderij verbonden was. Ook blijkt er uit een overzicht dat een gedeelte van het duin niet op naam stond van een individuele boer maar blijkbaar door het collectief werd gebruikt. Een voorbeeld is het schooltje dat in De Zilk aan de Beeklaan was gebouwd, mogelijk op initiatief van Klaas Verdegaal maar staande op collectieve erfpachtgrond.
Vijf jaar na de overeenkomst met de familie Six wordt besloten tot onderverdeling of (her)verkaveling van de twee duintjes. Er worden onafhankelijke deskundigen uit de omgeving ingeschakeld om alle percelen apart te taxeren. De totale waarde wordt dan gebruikt om ieder zijn aandeel in die waarde te geven. In hun verslag valt op dat de omvang van de getaxeerde grond flink groter is dan we uit het kadaster van 1832 konden opmaken. Dat jaar was nog sprake van ruim vierendertig en een halve hectare erfpachtgronden, maar in 1859 wordt gerekend met bijna vijftig hectare. Er zijn percelen toegevoegd die in 1832 niet op naam van de gezamenlijke erfpachters stonden en ook lappen grond rond het Kijfduin worden meegenomen, waarvan een gedeelte onder de Vogelenzang viel. De getaxeerde waarde komt voor het totaal of bijna 50 hectare neer op 15.050 gulden, dus zo’n 300 gulden per hectare. Dat bedrag is vertrekpunt bij de herinrichting of verkaveling van de grond, waarvan het overgrote deel nog altijd uit duin of wildernis bestaat. Notaris Crane scherpt opnieuw zijn rekenpotlood en maakt een eerste akte op met de taxatiewaarde en aandelen. Om te begrijpen hoe de constructie werkte en hoe zo’n notaris te werk gaat moet je als onderzoeker soms de rekensommen zelf ook maken. Dat doende kom je dan in dit geval tot de conclusie dat de notaris een foutje gemaakt moet hebben. Het totaal komt niet meer uit op 100% of tien/tiendendelen. Urenlang puzzel je dan om te proberen te ontdekken waar Johan Crane de fout in ging. Om vervolgens gefrustreerd te constateren dat deze notaris de fout zelf ook had opgemerkt maar dit alleen in een latere akte heeft vermeld…..!
In de herverdelingsakte uit mei 1859 wordt de correctie van aandelen per Zilker boer doorgevoerd en krijgen we onderstaand overzicht, waarbij de tiendenaandelen zijn omgerekend naar 480 als som van het totaal. Eén tiende is gelijk aan 48/480e. Ten opzichte van vijf jaar eerder blijkt door aan- en verkopen de onderlinge verhouding nog iets gewijzigd.
Erfpachters 1859 | Wegingsfactor | In breuk 480 | Aandeel taxatie waarde fl 15.050 |
Willem Heemskerk | 3/20e | 72 | 2.258 |
Huberta Verdegaal | 7/120e | 28 | 878 |
Gerrit Hartveld | 1/10e | 48 | 1.505 |
Erven Hogervorst | 3/20e | 72 | 2.258 |
Geertje Langeveld | 1/10e | 48 | 1.505 |
Hendrik Pennings | 4/15e | 128 | 4.013 |
Jacob Barnaart | 13/240 | 26 | 815 |
Maarten Kerkvliet | 1/32e | 15 | 470 |
Petrus Verdegaal | 43/480e | 43 | 1.348 |
480 | 15.050 |
In het overzicht vallen de namen van Huberta Verdegaal en Geertje Langeveld op. Beiden waren getrouwd met respectievelijk Gerrit Hartveld en Cornelis van Saase, maar hun aandeel in het Zilker duin is via nalatenschap op hun naam gesteld en wordt om die reden zo ook meegenomen in de berekeningen. We weten niet met welke instelling en uitgangspunten de negen partijen die tot onderlinge herverdeling zijn gekomen precies de discussie zijn aangegaan. Maar het resultaat is best opmerkelijk te noemen. Willem Heemskerk, Geertje Langeveld en Maarten Kerkvliet breidden hun bezit uit, de overigen staan een deel af en krijgen daarvoor uitbetaald.
Erfpachters 1859 | Aandeel taxatie waarde fl 15.050 | Betalen na verkaveling | Bijbetalen gld | Omvang in m2 ontvangen |
Willem Heemskerk | 2.258 | 2.700 | 443 | 91.300 |
Huberta Verdegaal | 878 | – | -878 | – |
Gerrit Hartveld | 1.505 | 1.300 | -205 | 52.300 |
Erven Hogervorst | 2.258 | 450 | -1.808 | 12.500 |
Geertje Langeveld | 1.505 | 6.300 | 4.795 | 213.700 |
Hendrik Pennings | 4.013 | 2.200 | -1.813 | 72.300 |
Jacob Barnaart | 815 | 300 | -515 | 6.300 |
Maarten Kerkvliet | 470 | 1.000 | 530 | 31.900 |
Petrus Verdegaal | 1.348 | 800 | -548 | 16.400 |
15.050 | 15.050 | – | 496.700 |
In het jaar van verdeling waren in Noordwijkerhout al zes bollenkwekers actief in een teelt waar de gemeente veel toekomst in zag. Zouden de herverdelers ingeschat kunnen hebben welke waarde de Zilker duingrond na afzanding voor de bollenteelt kon hebben dan zou de uitkomst mogelijk geheel anders geweest zijn. Toch waren zij in feite allemaal winnaars nu zij volledig eigenaar geworden waren van de percelen grond die dan ook kadastraal op hun naam worden gesteld. En dat zonder daar veel geld voor hoeven te betalen buiten het bedrag dat vijf jaar eerder aan de familie Six was betaald voor afkoop van het eeuwige erfpachtrecht. Maar de grote winnares lijkt hier Geertje Langeveld met haar man Cornelis van Saase te zijn. Geertje was twee jaar eerder als erfgename van haar moeder Grietje van der Marel in het bezit gekomen van boerderij Regenvliet. Daar hoorde toen nog maar een bescheiden hoeveelheid grond bij. Nu breidt zij haar grondbezit in het Zilker duin uit met maar liefst 16 hectare, van 5 naar 21 hectare. En dat voor nog geen vijfduizend gulden. Dit betrof weliswaar grote percelen hoog gelegen duingrond, waarvan een deel niet eens in cultuur gebracht was als akker of weiland en blijkbaar weinig gebruikswaarde had. Maar voor de toekomst van haar familie bood deze aanvulling van grondbezit zeker perspectief. De afzanding van het Grote Zilker duin heeft echter nog tientallen jaren op zich laten wachten. We moeten deze herverdeling van het Kleine en Grote Zilker duin ook zien in het licht van de trend van de toen al sterk stijgende prijzen voor agrarisch onroerend goed die zo’n dertig jaar eerder was ingezet. Het nageslacht van enkele Zilker boeren die meededen aan de eeuwenlange verpachting van het duin en de herverkaveling uit midden 19e eeuw profiteert tot op de dag van vandaag van de samenwerkingsbereidheid onder hun voorouders. De ooit op papier zo waardeloze duintjes zijn in de 21e eeuw als bollengrond goud waard en reden waarom gretige partijen met allerlei plannen en bedoelingen er maar al te graag hun hand op zouden willen leggen!
JD, augustus 2023