Bij de titel van dit verhaal denkt u bij het woord “slag” mogelijk direct aan bulderende kanonnen, woeste kreten, ladders tegen kasteelmuren en rijkelijk vloeiend soldatenbloed. Helaas, niets van dit alles. Deze strijd uit het jaar 1554 zal Hollywood nooit verleiden tot het maken van een kassucces. En toch kunnen we spreken van een sleutelmoment in de geschiedenis van het kasteel aan de Langevelderweg in Noordwijkerhout. Maar dan in letterlijke zin, een moment waarbij sleutels een belangrijke rol speelden.
Op deze website was het aanvankelijk de opzet om de geschiedenis van het kasteel de Boekhorst te beschrijven vanaf Anna van Woerden van Vliet, eigenares vanaf 1574. Die keuze was simpelweg ingegeven door het feit dat er vanaf haar eigendomsperiode meer te vinden valt in archieven en zij ook daadwerkelijk op het kasteel gewoond heeft. Maar een recent gevonden document bij het Hof van Holland over haar (groot)ouders was te interessant om te laten liggen. Bovendien geeft het een verklaring voor de wat aparte overdracht van kasteel en heerlijkheid de Hooge en Laage Boekhorst binnen haar familie in 1553, waarbij twee broers Van Woerden van Vliet stuivertje wisselen als eigenaar. Daarom eerst een knipsel uit de lange lijst met eigenaren, beginnend met Balich de laatste eigenaresse die nog de naam Van (de) Boekhorst droeg. Na haar dood is het Boekhorstleen niet overgedragen aan haar man Jan van Woerden van Vliet die haar ruim 40 jaar heeft overleefd (gestorven voor juni 1532) maar aan haar zoon Gerrit (Geryt). Jan is hertrouwd en heeft met Ermgard van Vorsselaer zeker zes kinderen gekregen, waaronder zoon Huijbrecht of Hubert die nog een bijrol in dit verhaal speelt.
Vanaf: | Eigenaren kasteel en heerlijkheid | Opmerkingen |
1485 | Balich/Badeloge van de Boekhorst | Trouwde Jan van Woerden van Vliet |
1491 | Gerrit van Woerden van Vliet | Trouwde 1. Johanna Ruichrok van der Werve en 2. Sibilla van Amerongen |
1553 1554 | Floris van Woerden van Vliet Willem van Woerden van Vliet | Floris en Willem waren broers; worden vaak alleen “Van Vliet” genoemd. |
1563 | Floris van Woerden van Vliet | Trouwde Aleid van Schoten |
1574 | Anna van Woerden van Vliet | Trouwde Andries van Bronckhorst |
Eerder op de website gepubliceerd van de familie Van Woerden van Vliet, maar hier met bijgestelde informatie en nieuw gevonden details.
Opmerkelijke wissel
In 1553 wordt het eigendom van de Hooge en Laage Boekhorst in de leenregisters van het gewest Holland in korte tijd overgeschreven van de overleden Gerrit van (Woerden van) Vliet op zijn zoon Floris en vervolgens op diens broer Willem. Waarna in 1563 na het overlijden van Willem het eigendom weer overgaat op Floris. In zijn boek “Rechtsprekers en Schuinsmarcheerders” (op blz 186) geeft Noordwijker Frans van Angevaare een verklaring voor deze opmerkelijke veranderingen in de leenregisters. Floris van Vliet wordt bij de overname vertegenwoordigd door zaakwaarnemers. Citaat uit het leenregister in gewone spelling: “…En voor de voornoemde Floris van Vliet heeft ons (de leenheer) hulde, eed en manschap gedaan Frans Duijst als daartoe speciaal gemachtigd in brieven van procuratie van datum 11 april…en zal Huibrecht van Vliet administratie en ontvangst van de leengoederen hebben ten behoeve van Floris…totdat Floris bij kennis van vrienden bevonden zal worden bekwaam (genoeg) om zijn goederen wel (zelf) te regeren…” Met dank aan Frans voor het document.
Genoemde Huibrecht of Huibert van Vliet was een (halve) oom van Floris. De bovenstaande opnaamstelling van Floris in het leenregister is van 18 april 1553, dus een week nadat Huibrecht was gemachtigd om namens zijn neef op te mogen treden. Daarbij zal hij de originele leenbrieven van Gerrit van Vliet hebben moeten overhandigd om aan te tonen dat de familie rechtmatig eigenaar was. Zoniet, dan kon er geen overdracht plaatsvinden. Dat een zaakwaarnemer de overdracht moet regelen is opmerkelijk gezien de leeftijd van Floris van Woerden van Vliet. Een voor de hand liggende conclusie dat Floris te jong zal zijn geweest om zijn vader Gerrit op te volgen in het leen van de Hooge en Laage Boekhorst blijkt onjuist. Gerrit van Woerden van Vliet heeft in juni 1532 vast laten leggen hoe hij de zeven kinderen uit zijn huwelijk hun deel in de erfenis van hun overleden moeder Johanna Ruichrok van der Werve wil toebedelen. Die zeven kinderen worden in een veel later document op volgorde van leeftijd genoemd: Willem, Balich, Johan, Floris, Gijsberta, Adriana en Hendricka, waarbij met betrekking tot de laatste drie is bijgeschreven dat zij de jongsten zijn en alle drie “religieuse” werden, dus non in één van de vele kloosters. Van Adriana weten we dat zij in 1517 als prenovice woonde op Leeuwenhorst aan de Leeweg in Noordwijkerhout, zij was toen mogelijk nog geen tien jaar oud. En van Balich, de oudste dochter weten we dat zij een zoon Jacob heeft gekregen in of rond het jaar 1530. Twee jaar later als zij hun moederlijk erfdeel ontvangen tekenen Balich en oudere broer Willem als volwassenen het document. Vier andere met naam genoemde kinderen worden vertegenwoordigd door voogden. Zij zijn dus nog geen 25 jaar oud en hun broer Johan leeft blijkbaar niet meer. Dergelijke informatie geeft een idee van de leeftijden van de zeven kinderen, mogelijk allen nog voor 1515 geboren.
Floris is als middelste kind van het echtpaar bij de dood van zijn vader in 1553 een man van middelbare leeftijd. Dat hij niettemin onvoldoende bekwaam wordt geacht om zijn bezit zelf te beheren kan vele oorzaken hebben maar het had zijn vader een jaar eerder in ieder geval niet weerhouden om via zijn testament de heerlijkheid de Boekhorst met het kasteel aan hem te legateren, terwijl zijn broer Willem werd bedacht met de heerlijkheid Te Vliet nabij Oudewater. De kwetsbare positie van Floris kan niettemin een rol gespeeld hebben bij het ontstaan van de wapenloze slag om de Boekhorst die zich vanaf 1554 bij het Hof van Holland afspeelt. Daar spant Willem van Vliet een zaak aan tegen Sibilla van Amerongen, de weduwe van zijn vader Gerrit van Vliet. Sibilla is de tweede echtgenote van Gerrit en is van vergelijkbare leeftijd als haar stiefkinderen. Het echtpaar is zo’n 18 jaar lang getrouwd geweest, maar kinderen hebben zij niet gekregen, want dat wordt in geen enkel archiefstuk vermeld. Uit de procesbeschrijving door het Hof wordt allereerst duidelijk dat Gerrit van Vliet op de maandag van de Goede Week voor Pasen 1553 in Utrecht is overleden. Dat zou mogelijk op 28 maart geweest zijn en de begrafenis begin april. Veertien dagen later ligt er al een machtiging om namens Floris de overdracht van het Boekhorstleen te regelen en een week later volgt aantekening in het leenregister. Dat is opmerkelijk snel in vergelijking met andere overdrachten uit de grafelijke leenregisters, want soms zijn er maanden, tot zelfs jaren nodig voor een overschrijving. De familie had dus haast, maar wat zat daar achter?
De slag om de Boekhorst, een reconstructie.
In het proces wordt door zijn weduwe aangedragen dat Gerrit van Vliet het Boekhorstbezit via testament had voorbestemd aan zijn zoon Floris terwijl oudste zoon Willem de heerlijkheid met het kasteel Te Vliet nabij Oudewater zou erven. Van de eerder genoemde zeven kinderen van Gerrit van Vliet en zijn eerste echtgenote Johanna Ruichrock van de Werve zouden er in 1553 nog maar vier in leven zijn geweest. Dat zouden dan in ieder geval Willem en Floris zijn en volgens een later document uit 1582 leefden ook de twee nonnen Gijsberta en Hendrica van Woerden van Vliet nog. Van hun zus Balich is geen overlijdensdatum bekend, zij zou volgens een onderzoeker met zekerheid voor 1563 overleden zijn maar dat zou dus ook nog tien jaar eerder geweest kunnen zijn, anders zou er tijdens het proces wel een vijfde levende erfgenaam zijn genoemd. Sibilla van Amerongen, de stiefmoeder van het viertal verklaart zelf “omtrent achttien jaar” getrouwd te zijn geweest. Voor die tijd is dat een relatief lang huwelijk en omdat het echtpaar kinderloos was gebleven heeft dat Gerrit er toe aangezet Sibilla de nodige zekerheid te verschaffen met betrekking tot haar inkomen en welvaartsniveau na zijn dood. Want Gerrit van Vliet was aanzienlijk ouder, had al een huwelijk van zo’n 30 jaar met Johanna van de Werve achter zich liggen toen hij Sibilla trouwde. Hiervoor heeft hij “brieven van octrooi” ten behoeve van Sibilla’s “duwarie en lijftocht” laten opstellen en deze voorgelegd aan de stadhouder en leenmannen van Holland als vertegenwoordigers van het gewestelijk bestuur en bewaarders van het leenregister. Volgens Sibilla van Amerongen zou zij voor de rest van haar leven ongestoord (vrucht)gebruik van het Boekhorstleen moeten kunnen hebben en was dit ook de laatste wil van haar overleden man Gerrit, die dit via zijn testament nog eens bevestigd had.
Sibilla was er dus stellig van overtuigd dat zij rechtmatig gebruik mocht maken van het bezit en in ieder geval van al haar meubelen en roerende goederen die zich op het terrein en in het kasteelgebouw bevonden. Dat is de reden dat zij alle sleutels van het gebouw heeft vervangen en verzameld heeft in één kast en de sleutel daarvan zelf beheert. Vervolgens voert zij bij de rechters aan dat Floris in het laatste testament van zijn vader uit juni 1552 benoemd was als opvolger van zijn vader in het leen van de Boekhorst. Dit sluit dus aan bij de boven besproken aantekening en opname van Floris in het leenregister. Tijdens het proces wordt echter geen melding gemaakt van het zaakwaarnemerschap van neef Huibrecht. Echter, haar stiefzoon Willem van Vliet meent dat hij als oudste zoon van zijn overleden vader als enige aanspraak mag maken op het leen van de Boekhorst, geheel in lijn met het Hollands gebruik van overdracht op de oudste zoon. Hij was echter niet aanwezig geweest bij de begrafenis van zijn vader in Utrecht ondanks een poging van Sibilla om hem daarvoor uit te nodigen en hem over haar claim op het ongestoord gebruik van de Boekhorstgoederen aan te spreken.
Het vervangen van sleutels en afwezigheid tijdens begrafenis zijn duidelijke signalen dat de relatie tussen Sibilla en haar stiefzoon op zijn minst voor verbetering vatbaar was. Stiefzoon Willem vraagt vrijwel direct na de dood van zijn vader een zekere Joost van Bronckhorst om advies en geeft hem opdracht naar kasteel de Boekhorst te vertrekken om daar bij de pachter van de boerderij de sleutels van het kasteel op te eisen. Citaat uit het procesverslag: “…op rade en hulpe van heere Joost van Bronckhorst in absentie en sonder wete van de gedaegde (Sibilla) ter wijle zijn vaders lichaem noch onbegraven was hem vervordert van den pachter de slotel te vercrijgen en daer mede in de huijse te comen doende affsmijten zeeckere slot ende daer vanuijt nemende een bos met slotelen en ander goet ‘twelck de gedaegde daer inne gesloten hadde, levende voorts in den zelven huijze mette huijsraet ende inboel daer innen wesende in all schijn ofty al zijn eijgen hadde geweest. Alles buijte wille en weten van de gedaegde…”
De slag om de Boekhorst in haar volle omvang kent dus als enige geweld het “afsmijten” of openbreken van het slot van een sleutelkast omdat de hoofdsleutel immers in handen was van Sibilla. De slag was dus letterlijk een sleutelmoment in de eigendomsgeschiedenis van het kasteel, maar de bezetting was daarmee wel een feit. Sibilla stuurt vervolgens Willem de bastaard van Amerongen naar het kasteel maar hem wordt belet het gebouw binnen te gaan. Vervolgens doet Johan van Amerongen, een ander familielid van Sibilla nog een poging maar ook hij slaagt er niet in om haar claims op het kasteel in een permanente fysieke aanwezigheid om te zetten. Het kasteel lijkt bewoond te worden door Joost van Bronckhorst, een neef van Willem. Op 6 mei 1553, dus slechts een maand na het overlijden van haar man doet Sibilla een eerste poging bij het Hof van Holland haar gelijk te halen wegens “turbatie” (beroering of aantasting) van haar rechten. Maar Willem van Vliet heeft al eerder zijn aanspraken bij het hof aangekaart en wordt in eerste en ook in tweede instantie door aangestelde commissarissen van het hof in het gelijk gesteld. Gevolg is onder andere dat tijdens de lopende procedures het beheer van het kasteel in handen wordt gegeven van een “sequester”, een gerechtsdeurwaarder. Sibilla vecht de voor haar ongunstige beslissing van de commissarissen tevergeefs aan bij de Grote Raad in Mechelen, de voorganger van onze Hoge Raad. Zij stelt dat de commissarissen van het Hof zich niet of onvoldoende hebben verdiept in haar kant van het verhaal. Het leen van de Hooge en Laage Boekhorst wordt niettemin in maart 1554 officieel op Willems naam gesteld. Maar Sibilla geeft niet op en in oktober van datzelfde jaar volgt een proces bij het Hof van Holland waaruit de bovenbeschreven gang van zaken is afgeleid en samengevat.
Het Hof besluit de aanspraken van Sibilla op het Boekhorstbezit te verwerpen en bevestigt Willem van Vliet in zijn claim als rechtmatig erfopvolger van zijn vader. Hij beweerde ter ondersteuning van die claim ook nog eens dat hij het kasteel zelf wilde gaan bewonen. Dit ondanks de testamentaire toewijzing van de Boekhorst aan Floris van Vliet. Ook de vastlegging van de “duwarij en lijftocht” door Gerrit van Woerden van Vliet voor zijn weduwe Sibilla lijken voor het Hof van Holland ondergeschikt aan de claim van Willem. Sibilla voerde daarbij overigens ook nog aan dat Willem wel degelijk “consenteert” (ingestemd) zou hebben met de inhoud van het testament van zijn vader en haar duwarij en lijftocht. Ook het feit dat Sibilla meubelen en andere roerende en onroerende goederen in en rond het kasteel in eigendom had lijkt geen invloed op de beslissing van het Hof te hebben gehad. In de samenvatting van de griffier van het Hof wordt bij het besluit helaas geen toelichting gegeven op de afwegingen die het hof gemaakt heeft, iets wat in andere zaken vaak wel gebeurde. Het handhaven van de oude Hollandse traditie van erfopvolging via de oudste zoon heeft hier waarschijnlijk de doorslag gegeven. Willem negeert het erfdeel van zijn broer Floris en dat werpt de vraag op wie de zaakwaarnemers van Floris heeft aangesteld, slechts een week na de begrafenis van Gerrit van Woerden van Vliet. Oudste broer Willem omdat de kwetsbare positie van Floris zo voor iedereen duidelijk werd en dit zijn eigen claim op de Boekhorst krachtiger maakte? Of Sibilla om via deze zaakwaarnemers wat meer “geschut” in deze slag om het kasteel in stelling te kunnen brengen? We zullen het mogelijk nooit weten.
Maar met het besluit van het Hof van Holland was Sibilla nog niet klaar met haar stiefzoon Willem, zij heeft nog een stevige troef achter de hand. In de nalatenschap van haar man is voor douairière Sibilla een vaste jaarlijkse en levenslange uitkering van 100 Carolusgulden opgenomen, die voort moest komen uit de inkomsten van de heerlijkheid Te Vliet en gevestigd op het kasteel en twee percelen waar dit gebouw op stond. Ook de heerlijkheid Te Vliet is op naam van Willem gesteld en hij is dus degene die jaarlijks het bedrag moet ophoesten. Twee jaar na de juridische slag om de Boekhorst bij het Hof van Holland start een tweede proces, waarbij de twee partijen nu elkaar voor het gerecht dagen. Sibilla is in het ene proces eiseres, in het andere verdedigster of verweerster. En Willem precies andersom. Het Hof van Holland handelt de twee zaken echter als één geheel af, in “conventie en reconventie”.
Willem van Vliet heeft al twee jaar Sibilla’s uitkering van 100 Carolusgulden niet betaald. Hij stelt dat zijn vader de heerlijkheid en kasteel Te Vliet nooit had mogen belasten met het vestigen van deze lijfrente voor zijn weduwe Sibilla. In de regel mochten erfopvolgers van een Hollands leengoed dat goed niet belasten met leningen of hypotheken. Maar dat zou hier dus wel gebeurd zijn en dat document dateert van 14 mei 1546. De duwarie of lijftocht die in het eerste proces zonder datum is vermeld blijkt dus na ruim 10 jaar huwelijk van Gerrit en Sibilla vastgelegd te zijn. Bovendien blijkt er in dat jaar nog een tweede last van 12 pond jaarlijks op dezelfde heerlijkheid te rusten, ook door Gerrit gevestigd. Die bestaat uit een uitkering aan Balich, zijn oudste dochter. Willem van Vliet betoogt dat de schamele inkomsten uit de heerlijkheid Te Vliet verre van voldoende zijn om deze twee jaarlasten op te brengen. Hij spreekt zelfs in termen van armoede voor hem en zijn echtgenote. Maar dit keer kiezen de rechters partij voor Sibilla van Amerongen, zij behoudt haar recht op uitkering van 100 Carolusgulden. Die wordt in dit proces genoemd met de 28e maart 1553 als ingangsdatum, waaruit we mogen afleiden dat dit de vermoedelijke stervensdag van Sibilla’s echtgenoot Gerrit zal zijn geweest.
Helder verhaal zouden wij zeggen. Maar niet voor Willem van Vliet. Vijf jaar later verschijnen de strijdende partijen opnieuw voor het Hof van Holland, nu omdat Willem de jaarlijkse uitkering van 100 gulden jarenlang niet betaald heeft. Een tussentijds akkoord waarbij alvast 200 gulden betaald zou worden uit de pachtopbrengsten van de Te Vlietgoederen en het restant over de jaren daarna verspreid, is door Willem opgeschort. Enerzijds omdat hij de zaak nog maar eens heeft voorgelegd aan de Grote Raad in Mechelen. Anderzijds omdat Sibilla documenten en leenbrieven van kasteel en heerlijkheid Te Vliet nog altijd in bezit heeft en die niet wil afstaan omdat haar uitkeringen niet betaald zijn. Willem weigert te betalen zolang hij zijn rechtmatige eigendomspapieren niet ontvangen heeft. De slag om de Boekhorst heeft hiermee de vorm van een juridische soap gekregen waarbij twee partijen elkaar zoveel mogelijk dwars lijken te willen zitten. Drie maanden later laat Sibilla Willem van Vliet “gijzelen” omdat hij niet wil betalen. Gijzelen houdt in dat zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt waardoor zijn broer Floris van Vliet als zijn gemachtigde bij het Hof van Holland moet optreden. De gijzeling wordt opgeheven maar het probleem is daarmee niet uit de wereld, het Hof wil betalingen zien, en bevestigt haar eerdere besluit veelvuldig met de latijnse term “quod curia non defect”. Vrij vertaald: de rechtbank zat er eerder niet naast of faalde eerder niet.
Willem van Vliet is niet lang hierna overleden. Zijn broer Floris wordt in november 1563 eigenaar van zowel Te Vliet als de Hooge en Laage Boekhorst en daarmee “erft” hij ook de strijd met zijn stiefmoeder Sibilla. Uit 1570 dateert een klein document dat ons leert dat de Grote Raad van Mechelen de uitspraken van het Hof van Holland heeft bekrachtigd. Eigenlijk wordt de juridische strijdbijl pas begraven met de dood van Sibilla van Amerongen. Zij maakt in februari 1573 haar testament op en uit een overdracht van één van de eigendommen uit haar boedel in augustus van datzelfde jaar kunnen we afleiden dat zij in het voorjaar of de zomer is overleden. De jaarlijkse uitkering van 100 Carolus gulden gold zolang zij leefde en zou dus gestopt moeten zijn. Hoeveel zij uiteindelijk heeft ontvangen over de 20 jaar dat zij recht op uitkering had blijft onduidelijk. Haar erfgenamen hebben wellicht haar achterstallige tegoeden op naam gekregen, daar zijn aanwijzingen voor. Zeven jaar na Sibilla’s dood zal Andries van Bronckhorst namens zijn echtgenote Anna van Woerden van Vliet een definitieve regeling treffen waarbij de uitkering van 100 Carolusgulden die op de heerlijkheid en kasteel Te Vliet rustte is afgekocht of beëindigd.
Andries en Anna waren als opvolgers van Floris van Woerden van Vliet vanaf februari 1574 eigenaar van zowel de Hooge en Laage Boekhorst als Te Vliet. Ook voor dat laatste kasteel en heerlijkheid Te Vliet heeft dit echtpaar juridische strijd moeten leveren, want hoewel Anna als dochter van Floris de enig overgebleven erfopvolger in rechte lijn was meent een achterneef dat dochters geen erfopvolger konden worden. Bovendien zou haar vader Floris zijn rechten op het kasteel verspeeld hebben doordat hij het land ontvlucht was tijdens de Troubelen, de periode van het beleg van de Hollandse steden in de 80-jarige oorlog. Waarbij deze achterneef, Johan Hubertszoon van Woerden van Vliet ook nog eens fijntjes beweert dat Floris partij gekozen zou hebben voor de vijand, de Spaanse koning. Johan bijt juridisch het onderspit in deze zaak. Te Vliet blijft eigendom van Anna van Woerden van Vliet.
De juridische slag om het bezit van kasteel en heerlijkheid de Hooge en Laage Boekhorst is symbolisch voor de eeuwen erna. Net als zovele andere kastelen in ons land is de burcht aan de Langevelderweg voortdurend onderwerp geweest van familieruzies en jarenlange processen over eigendomsrechten. Adellijk bezit was in vele gevallen eerder een last dan een lust.
JD mei 2023