Het is voor de categorie “Boerderij van de maand” soms lastig kiezen als je historische gegevens van zo’n 150 bebouwde locaties in Noordwijkerhout hebt, maar er is één gebouw dat zeker niet mag ontbreken, Bouwlust aan de Zilkerduinweg. Het behoorde tot de mooiste boerderijen van Noordwijkerhout en dat weten we omdat van dit gebouw eind 19e eeuw een schitterende foto gemaakt is. Bewaard gebleven als glasplaatnegatief en kwalitatief zo goed dat we bijna kunnen lezen op de steen naast de deur of het gevonden bouwjaar van deze boerderij klopt…..
Bouwlust stond aan de noordwestzijde van de Kleine Zilk op de hoek van de Hoogduinweg en Zilkerduinweg. En zoals bij de meeste boerderijen gaat ook de geschiedenis van deze boerenlocatie ver terug. Waarbij we hier voor de oudste gegevens drie dicht bij elkaar staande hoeves meenemen, waarvan er één ruim voor het jaar 1730 is afgebroken.
Vanaf het midden van de 16e eeuw zijn gegevens van inwoners uit De Zilk met redelijke zekerheid aan woonlocaties te koppelen. Vanaf 1542 leveren de Morgengelden van Rijnland en de Tiende Penningbelasting ons lijsten met namen. Het Morgengeld was de jaarlijkse belasting van het Hoogheemraadschap. Dat werd in De Zilk niet betaald tot 1542, de inwoners meenden dat zij dat niet hoefden te betalen omdat zij immers het waterbeheer zelf geregeld hadden. Het dorp lag voor een groot deel op de Hooge Veenen, het water stroomde volgens hen immers vanzelf af naar lager gelegen gebied en de Haarlemmer meer. De Beek die men in 1522 had gegraven door het Hillegommer Bos had deze waterafvoer verder verbeterd. De Zilk was dan wel onderdeel van Noordwijkerhout maar de ambachtsbewaarder van dit dorp haalde in De Zilk dan ook geen morgengelden op. Het hoogheemraadschap vocht het Zilker standpunt met succes bij de rechter aan en vanaf 1542 kregen de Zilkers in de persoon van Anthonis Claeszoon uit de Ruigenhoek een eigen ambachtsbewaarder die het morgengeld moest collecteren. Daardoor weten we in combinatie met de gegevens uit de 10e Penningbelasting wie waar woonde in De Zilk, al moeten we voor de hier besproken locatie nog wel een klein voorbehoud maken omdat er zowel boerderijen als woninkjes dicht bij elkaar stonden.
Angnies Duen en Heijnrick (Hendrik) Sijmonszoon houden we aan als bewezen bewoners van de Bouwlustlocatie vanaf 1553. Volgens de 10e Penning die zij dat jaar betalen heeft Agnies 14 morgen en 3 honderd Rijnlandse Roe in gebruik, dat is ruim 12 hectare. De 10e penning is een belasting van 10% over de werkelijke of getaxeerde huur(waarde) van haar woning en landerijen. Agnies betaalt 2 pond en 12 stuivers belasting. Voor Heijnrick Sijmonszoon die ruim 18 morgen of 16 hectare gebruikt is die belasting aanmerkelijk meer, ruim 9 pond. Hij pacht namelijk ook een groot stuk duin van de Domeinen van Holland en betaalt daar per jaar 66 pond voor. Archieven zijn soms zo rijk dat je een bedrag uit de Tiende Penning kan terugvinden bij de rentmeester van de Graaffelijkheid of Domeinen van Holland, die in dit geval noteert dat Heijnrick Sijmonszoon voor het genoemde bedrag het Kleine Zilker Duin van hem pachtte.
In de tabel de belangrijkste bewoners van de moeilijk uit elkaar te houden boerderijen op de Bouwlustlocatie vanaf circa 1542 tot circa 1710; met het jaartal waarin zij voor het eerst genoemd worden.
Jr | Eigenaar/bewoner | Jr | Eigenaar/bewoner |
1542 | Heijnrick Sijmonszoon Swaen | 1553 | Agnies Duen |
1577 | Pieter Jeroenszoon Adriaentje Heijndricksdr Swaen | 1561 | Jacob Willemszoon |
1623 | Lenaart Gerritszoon Erffoort Adriaentje Pietersdochter | 1623 | Huijbert Sijmonsz Swaen Trijntje Jansdochter |
1644 circa | Weduwe Adriaentje verhuist naar Hillegom, verhuurt land in De Zilk | 1636 | Floris Corneliszoon Schooten Crijntje Huijbertsdr Swaen |
1644 circa | Willem Dircksz Akersloot (pacht) Cornelisje Leendertsdr Erffoort | 1644 | Cornelis Corneliszoon Borst (Haarlem) Cijtje Buijsers |
1665 | Weduwe Cornelisje Leendertsdr | 1662 | Cornelis Claeszoon Borst Grietje Jansdochter Boerenhof |
1702/ 1710 | Sijvert Claeszoon Erffoort Trijntje Willemsdr Akersloot | 1677 | Sijvert Claeszoon Erffoort Trijntje Willemsdr Akersloot |
Afgezien van de periode 1644-1677 waarin de Haarlemse kuipers- en timmermansfamilie Borst van één woning eigenaar was, is de Bouwlustlocatie vanaf midden zestiende eeuw eigendom geweest van Zilker families. En vanaf Sijvert Claeszoon Erffoort is dit tot in de 20e eeuw ook zo gebleven. Daarmee vormde deze locatie een uitzondering ten opzichte van de andere boerderijen in het gebied die eeuwenlang eigendom waren van welgestelde Haarlemse families, die onderling ook nog eens sterk verwant waren.
Sijvert Claeszoon Erffoort 1677-1724
Als Sijvert en Trijntje Erffoort-Akersloot in 1677 hun eerste woning aankopen aan de Heereweg, nu Zilkerduinweg, hoort daar betrekkelijk weinig grond bij, niet meer dan drie hectare weiland en duingrond. Vijftien jaar later wordt dat aangevuld met een woning op ruim 10 hectare, verkoper is een zekere Otto Hessels. Welk van de twee woningen die zij nu bezitten is blijven staan is niet duidelijk, maar één van de twee is zeker afgebroken. Die afgebroken woning heeft mogelijk zelfs aan de noordzijde van de huidige Hoogduinweg gestaan. In 1710 komt daar dan nog een boerderij met 15 hectare bij. Het echtpaar had vanaf dat jaar dus ruim 28 hectare in bezit met daarop oorspronkelijk drie woningen, waarvan één door hen afgebroken is.
De achternaam van deze Zilker boerenfamilie is afgeleid van boerderij Erffoort aan de Noordwijkerhoutse Herenweg. Sijvert trouwde met Catharina of Trijntje Willemsdochter Akersloot en was met haar erfgenaam van Cornelisje Leendertsdochter, de weduwe van Willem Dirckzoon Akersloot. Cornelisje wordt al in 1665 weduwe genoemd en haar boerderij, die zij van haar vader Lenaart erfde, wordt na haar dood eerst enige tijd gezamenlijk eigendom van haar dochters Trijntje en Maartje en hun echtgenoten. Pas in 1710 dragen de kinderen van Maartje hun moeders helft over aan Trijntje en Sijvert. De boerderijen van de Bouwlustlocatie zijn dus vanaf 1542 vooral via de vrouwelijke erflijn doorgegeven en dat zal ook tijdens de latere “Verdegaal”-periode het geval zijn.
Hendrick Pieterszoon Heemskerk en Geertje Sijvertsdochter Erffoort 1724-1735 (1751)
Van de zeven kinderen van Sijvert en Trijntje Erffoort-Akersloot trouwen er vier met telgen uit bekende Noordwijkerhoutse boerengeslachten zoals Heemskerk, Van der Fits en Verdel. Cornelis Sijvertszoon Erffoort wordt boer op de nabij gelegen boerderij “Wassenaar” en vrijgezel Claes koopt in 1721”Cronensteijn”, ook op korte afstand. Sijvert Erffoort blijkt al overleden te zijn als Trijntje in 1724 de woningen op de Bouwlustlocatie met de ruim 30 hectare aan weilanden verkoopt aan haar dochter Geertje en haar man Hendrick Pieterszoon Heemskerk. Dit echtpaar woonde zelf op het Mossenest aan de Robijnslaan in Noordwijkerhout en heeft de boerderij gekocht met het oog op de huwelijken van hun drie dochters. Als Grietje Hendricksdochter Heemskerk in 1729 trouwt met Jan Leendertszoon Erffoort wonen er twee nazaten van dezelfde stamvader Adriaen Willemszoon Erffoort op de boerderij, maar blijft deze eigendom van Grietjes ouders Hendrick en Geertje Heemskerk. Grietje overlijdt al in het derde jaar van haar huwelijk en haar weduwnaar Jan Leendertszoon Erffoort zal nog tot 1735 op de boerderijen mogen blijven wonen van zijn schoonouders en maakt dan plaats voor Sijmon Corneliszoon Verdegaal en Huijbertje Hendricksdochter Heemskerk, ook een dochter van Hendrick en Geertje Heemskerk-Erffoort.
Maar voor we naar dit echtpaar gaan kijken eerst een theorie over de bouwdatum van deze fraaie boerderij. Die komt uit het archief van de familie Six, eigenaren van een groot deel van het aanliggende Langevelder duin. Rond het jaar van het huwelijk van Sijmon en Huijbertje geeft de familie Six toestemming aan Hendrick Pieterszoon Heemskerk om bomen te planten op een strook van het Langevelder duin voor zijn woning. De originele tekst luidt als volgt:
“…Op de navolgende condities heeft de heer Jan Six, heer van Hillegom en burgemeester en raad van de stad Amsterdam aan Hendrik Pietersz Heemskerk op zijn verzoek gegund en toegestaan, dat hij Hendrik Pietersz Heemskerk tot luwte en bescherming tegen de winden van zijn nieuwe huis en boomgaard zal mogen beplanten 70 treden of 17 ½ roeden lengte, breed een halve roeden, ten noordoosten van zijn inrij en ten westen omtrent twee roeden breedte van de grond van het duin van de heer Jan Six…”
Het draait hier uiteraard om de woorden “zijn nieuwe huis en boomgaard”. Helaas vermeldt het document geen precieze datum maar vinden we het jaar 1735 op een kaartje dat betrekking heeft op de verstrekte toestemming. Als de nieuwe woning inderdaad tussen – laten we het ruim nemen – 1730 en 1740 is gebouwd is het nog de vraag of dit ook de woning is die we op de prachtige foto uit de late 19e eeuw zien. Maar daar is een wel een stevig argument voor. De foto laat gebouwen zien in een vorm en opstelling die ook op de eerste kadasterkaart van 1813 ingetekend staan en op een tweede kaart van 1888 nauwelijks gewijzigd zijn. De kloof in tijd tussen 1730 en 1813 is niet groot en een nieuw stenen gebouw uit de 18e eeuw moet zonder problemen die periode overbrugd kunnen hebben. De rijk versierde woning op de foto met ornamenten in de muren en op het dak passen bij de rijkdom die we van de bewoners uit de periode vanaf 1735 kennen.
Sijmon en Huijbertje Verdegaal-Heemskerk 1735 (1751)-1777
Sijmon Verdegaal en Huijbertje Heemskerk vormen het misschien wel rijkste boerenechtpaar uit de geschiedenis van Noordwijkerhout, voor zover je de welvaart van de boerenstand van de afgelopen eeuwen met elkaar mag vergelijken. Zij trouwen in april 1735. Hij woont dan in Rijnsburg, zij aan de Robijnslaan in Noordwijkerhout. Voor datzelfde jaar betalen zij als bewoners van de boerderij aan de Zilkerduinweg, toen nog Heereweg, de dorpsbelasting. Dat betekent dat zij direct na het huwelijk in De Zilk zijn gaan wonen.
Het is mogelijk dat hun zwager, weduwnaar Jan Erffoort al in een nieuw huis heeft gewoond, maar het betrekken van de woning door Sijmon en Huijbertje in 1735 past als puzzelstukje prima bij de bouw van het huis in datzelfde jaar en de aanvraag van toestemming voor het planten van bomen als windvangers in datzelfde jaar.
De boerderij en landerijen blijven niettemin eigendom van Huijbertjes ouders. Dat wijzigt niet als de vader van Huijbertje, Hendrick Pieterszoon Heemskerk een jaar na haar huwelijk overlijdt. Zijn weduwe Geertje leeft dan nog zo’n vijftien jaar. Dit echtpaar dat op het Mossenest woonde mocht dan wel enige welvaart hebben gekend, hun persoonlijke tegenslag was groot. Van hun elf kinderen blijven in 1751 alleen Huijbertje en Maartje over als erfgenamen. Hun derde volwassen dochter die met Jan Leendertszoon Erffoort was getrouwd was al in 1732 overleden. Zij stierf in het kraambed bij de geboorte van haar tweede kind. Jan en Grietje hadden drie weken eerder hun eerste kind al verloren. En een week na zijn vrouw overlijdt ook Jans pasgeboren dochter. Jan is in één maand zijn hele gezin kwijt. Hij hertrouwt en het komt als een mooi gebaar over dat hij van zijn schoonouders nog een bedrag heeft ontvangen dat hij met zijn vrouw tegoed had als bruidsschat. Jan deelt echter niet mee in hun nalatenschap, zou één van zijn kinderen in leven gebleven zijn had dat waarschijnlijk wel gebeurd.
Maartje Hendricksdochter Heemskerk wordt bij de boedelverdeling van haar ouders in april 1751 nog vrijgezel genoemd. Zij zal nog voor het einde van diezelfde maand trouwen met Sijmon Pieterszoon Oostdam en erft de boerderijen Duin en Vaart en het Mossenest. Sijmon Oostdam was weduwnaar van Engeltje Steenvoorden en komt bij zijn nieuwe huwelijk in een gespreid boerenbedje terecht want bij de twee boerderijen aan de Robijnslaan hoorde maar liefst 56 morgen of 48 hectare weiland. En daarmee hoorde hij direct tot de grootste boeren van het dorp.
Net als bij haar zus Maartje is het ook Huijbertje die bij haar huwelijk de grootste bruidsschat inbrengt ook al ontvangt zij die pas als erfgenaam. Ook Sijmon Corneliszoon Verdegaal was op zijn trouwdag nog geen eigenaar van de tien hectare weiland in Rijnsburg en Oegstgeest die we later terugvinden in zijn nalatenschap Die percelen komen uit de erfenis van zijn ouders in 1753 op zijn naam te staan en dat bezit is vervolgens door Sijmon en Huijbertje aangehouden en verpacht. Het maakt in 1777 deel uit van de nalatenschap van dit rijke boerenechtpaar. Dat Huijbertje en Sijmon een imponerend bezit opbouwen midden in de 18e eeuw is bijzonder te noemen afgezet tegen de achtergrond van de tegenslag voor de agrarische sector in die periode. De vee- of runderpest die nooit helemaal verdween en in heftige golven de sector teisterde leidde tot menig faillissement. Ook de prijzen van agrarisch onroerend goed die al vanaf het einde van de vorige eeuw door een krimpende economie dalende waren bereikten nieuwe dieptepunten. Maar dit echtpaar weet juist in deze moeilijke periode het bezit sterk uit te breiden. Dat kan niet alleen mazzel zijn, er moet sprake zijn geweest van goed vakmanschap en ondernemingslust bij dit echtpaar. De uitbreiding begint vanaf 1753 met de aankoop van de woning en landerijen op het Twistduin nabij de Ruigenhoek. Het ene na het andere perceel weiland wordt aangekocht, in meerdere gevallen in combinatie met gebouwen. Twee boerderijen in de Vogelenzang aan de Gravenweg en Tweede Doodweg, een boerderij aan de Achterweg in Lisse, woningen aan de Beeklaan en de Zilkerbinnenweg plus het huis Ter Lugt aan de Delfweg in Noordwijkerhout. Uiteindelijk blijkt uit de nalatenschap van dit echtpaar dat zij eigenaar werden van 250 hectare weiland met daarop acht woningen, verspreid over de regio. Een imponerend bezit, zeker voor die tijd.
Als Huijbertje in 1776, twee jaar na haar echtgenoot overlijdt valt er dus nogal wat te verdelen onder de zes kinderen van het echtpaar. We weten niet hoe de gesprekken over de verdeling zijn verlopen, maar door deze op een rijtje te zetten maakt dit op papier in ieder geval de indruk dat één en ander in harmonie is gebeurd. Dat was ook de duidelijke wens van Huijbertje, die voor ieder kind via legaten in haar testament had bepaald wie welke woning zou mogen ontvangen. In de meeste gevallen woonden die zonen of dochters daar al. Er is dan ook duidelijk verband tussen de aankoop van boerderijen door dit echtpaar en de trouwdatums van hun kinderen. Naast een eerste verdeling van onroerend goed volgens de legaten wordt de ouderlijke woning “Bouwlust” met landerijen per inschrijving toegekend aan de hoogst biedende. Verschillen in waarde van de toegekende porties worden vereffend door onderlinge betalingen.
Sijmon en Huijbertje Verdegaal-Heemskerk kregen tien kinderen maar slechts zes kinderen bleven over als erfgenaam. Drie kinderen sterven op jonge leeftijd. Oudste zoon Cornelis was maar net volwassen als hij in 1762 overlijdt. Hij was vrijgezel en daarom zou voor hem dubbel tarief betaald moeten worden aan de (ver)gaarders van de begraafbelasting. Maar omdat zijn ouders vanwege hun rijkdom sowieso het hoogste tarief van 30 gulden moesten afdragen had het toepassen van verdubbeling geen zin. Het wordt dan ook in de boeken doorgekrast. Dit hoogste tarief werd door de gaarders van Noordwijkerhout slechts incidenteel ontvangen, uit hun archief dat tot 1811 loopt valt eenvoudig een lijst op te maken van de rijkste inwoners van het dorp, waaronder dus Sijmon en Huijbertje.
Hendrik Verdegaal en Ermpje van der Voort 1777-1806
Hendrik en Ermpje Verdegaal-Van der Voort kopen uit de nalatenschap de woningen aan de Zilkerduinweg maar wonen dan zelf in de Vogelenzang op de boerderij aan de Gravenweg die vader Sijmon een jaar voor hun huwelijk in 1763 had aangekocht. Hendrik en Ermpje verhuizen niet direct naar de Zilkerduinweg, de boerderij wordt vijf jaar lang gepacht door Jan Kerkvliet. In 1783, een jaar voor zijn dood wordt Hendrik vermeld als bewoner van de boerderij, zijn weduwe Ermpje blijft daar dan nog ruim tien jaar wonen maar keert dan weer terug naar de Vogelenzang waar zij intrekt bij haar zoon Willem aan de Gravenweg. Haar dochter Elisabeth en haar man Jan van Leeuwen nemen de boerderij op de Bouwlustlocatie over. Dat is slechts voor zo’n zes jaar want om onduidelijke redenen besluit dit echtpaar te verhuizen naar boerderij Overgeest aan de Leeweg, waar zij overigens ook niet zo heel lang gewoond hebben. Zij vertrekken in 1809 naar Zoeterwoude waar Jan twee jaar later overlijdt. Elisabeth keert dan terug naar De Zilk en woont in een huis van haar ouders aan de Zilkerbinnenweg, waar nog enkele hectaren weiland bij horen. Dat huis staat bekend als de Mossehof en die naam lijkt een logische verwijzing naar het Mossenest waar tenslotte Huijbertje Verdegaal-Heemskerk geboren was, maar we weten helaas niet hoe oud beide namen zijn.
Klaas Verdegaal en Antje Zeestraten 1806-1848
Vanaf 1801 komt de volgende Verdegaaltelg op Bouwlust te wonen. De boerderijnaam stamt mogelijk uit zijn bewoningsperiode en was zeer geliefd in de 19e eeuw want gelijktijdig waren er in Noordwijkerhout meerdere gebouwen met die naam. Klaas Verdegaal is echter dat jaar nog geen eigenaar van Bouwlust, hij pacht de boerderij van zijn moeder Ermpje van der Voort. In 1806 besluit Ermpje dat zij de boerderij aan Klaas in eigendom wil overdragen, echter niet door verkoop maar door schenking bij leven, een “donatie inter vivos”. De notarisakte vermeldt nog een leuk detail. Een eeuwenoude erfpacht die op twee percelen van de boerderij rustte, respectievelijk 26 en 6 ¼ gulden per jaar, zou in 1777 al afgekocht zijn door de erfgenamen Verdegaal. Dat was mede omdat niet meer vastgesteld kon worden aan wie de erfpacht betaald moest worden. Dat kwam wel meer voor maar grappig is dat in 1621 nog een uitgebreide rechtszaak was gevoerd over dezelfde erfpacht bij de Hoge Raad in Den Haag. Het kan verkeren.
In hetzelfde jaar waarin Ermpje de schenking op papier laat zetten is Antje Zeestraten met manlief Klaas erfgenaam van Neeltje Hendriksdochter Oostdam, de weduwe van Jacob Zeestraten. Van Neeltjes acht kinderen zijn alleen Pieter en Antje nog in leven en zij verdelen de boedel. Pieter Zeestraten ontvangt de boerderij aan de Rijksstraatweg in Hillegom waar zijn familie nog altijd het boerenvak uitoefent. Antje en Klaas worden eigenaar van vele hectaren weiland in Noordwijkerhout, met name in de Noordzijderpolder. Het zat het dit echtpaar bepaald niet tegen in dat jaar 1806.
Ermpje van der Voort overlijdt in 1826 en haar resterende goederen worden dan verdeeld onder haar kinderen. Dochter Elisabeth wordt naast bewoonster nu ook eigenaresse van de Mossenhof aan de Zilkerbinnenweg. Klaas en Antje ontvangen een kleine woning aan de Beeklaan, ooit door grootvader Sijmon Verdegaal gekocht en gebouwd rond 1728. Klaas Verdegaal laat op dit perceel in 1858 de woning van de onderwijzer afbreken en vervangen door een nieuwe school en woning.
Gerrit Hartveld en Huberta Verdegaal 1848-1862
Als Klaas Verdegaal in 1848 overlijdt zijn er maar twee erfgenamen, zijn weduwe Antje Zeestraten en haar dochter Huberta Verdegaal. De laatste was dertien jaar eerder getrouwd met Gerrit Hartveld maar woont met hem bij haar ouders op Bouwlust. Gerrit en Huberta krijgen kort na elkaar drie kinderen, waarvan de oudste en jongste kort na geboorte overlijden. Meer kinderen komen er niet, alleen dochter Jansje blijft in leven. Bouwlust wordt enkele jaren, in 1843 eigendom van Gerrit en Huberta. Niet per erfenis, want het is vijf jaar voor het overlijden van Klaas Verdegaal, maar via verkoop door Klaas en Antje aan hun dochter en schoonzoon, alles geregeld per onderhandse akte. De omvang van het agrarische onroerend goed bestaat dan nog altijd uit de woning met 32 hectare aan landerijen, nauwelijks groter dan in de eeuwen daarvoor. Gerrit en Huberta koesteren echter plannen om dit bezit flink uit te breiden en in 1855 kopen zij boerderij Breeland aan de Zilkerbinnenweg aan. Daar hoort dat jaar ruim 18 hectare aan landerijen bij die zich uitstrekken tot aan de Haarlemmer Trekvaart. Die boerderij wordt niet zelf bewoond maar verpacht aan Arie van Schie. Antje Zeestraten blijft tot haar dood in 1859 bij haar dochter Huberta inwonen. Zij verliest drie jaar later ook haar man Gerrit en blijft achter met haar dochter Jansje Hartveld.
Het flinke boerenbezit moet dan geïnventariseerd worden. De boeren (en buren) Cornelis van Saazen en Maarten Kerkvliet taxeren voor de erfgenamen de waarde van het agrarisch onroerend goed en de notaris schrijft zijn vingers blauw bij de vele posten want het echtpaar heeft flink wat geld uitgeleend aan derden. Twee hypotheken ten laste van de boeren Simon Heemskerk en Pieter Scholten vormen een vordering van ruim 25.000 gulden. Er zijn wat aandelen in staatsobligaties en dertien aandelen van 300 gulden per stuk die de parochiekerk van de Vogelenzang heeft uitgegeven. We tellen zeventien onderhandse leningen van enkele honderden tot een paar duizend gulden aan allerlei boeren en burgers. En er ligt bij de inventarisatie maar liefst achtduizend gulden aan contanten in huis. De tegoeden van het echtpaar bedragen bijna 140.000 gulden. Huberta blijft eigenaar van haar helft en deelt de andere helft met haar dochter Jansje Hartveld, die dus een kwart of zo’n 35.000 gulden ontvangt. Met één kind als erfgenaam is de verdeling dan ook eenvoudig. Jansje zal na de dood van haar moeder Huberta Verdegaal de andere drie kwart van de nalatenschap erven.
Pieter Hoogduin en Jansje Hartveld 1862-1897
Over de prachtige foto die in het Leids archief wordt bewaard zijn slechts minimale gegevens bekend. Toch kunnen we aan de hand van de personen die afgebeeld staan nuttige informatie herleiden en vrij exact vaststellen wanneer de foto gemaakt moet zijn en bewijzen dat het hier het gezin van Pieter Hoogduin en Jansje Hartveld betreft. De personen zijn door de fotograaf netjes verdeeld over de breedte van zijn foto. Uit de volkstelling van 1870 weten we dat Pieter en Huberta geen dienstboden hadden dat jaar. Die waren er tijdens het maken van de foto waarschijnlijk ook niet, gezien de hulp van meerdere dochters die het echtpaar kon krijgen. En boerenknechten woonden elders. Of zij mochten niet op de foto…..
Het beeld is voor een deel vrij donker vanwege de aanwezige bomen waardoor bijvoorbeeld boer Pieter Hoogduin slecht te zien is. Maar ook twee dochters die op het rechter gedeelte, voor het zomerhuis staan opgesteld komen alleen “tot leven” als we de foto flink oplichten. De leeftijd van de twee kinderen links ligt tussen de 4 en 10 jaar, de meisjes rechts zijn lastiger in te schatten maar ogen nog zeer jong. Als we dan naar de samenstelling van het gezin van Pieter en Jansje kijken dan komen we eigenlijk één dochter te kort, die staat niet op de foto.
Voor de jongedames rechts hebben we keuze uit Cornelia (1864), Huberta (1866) en Maria (1869). We houden het hier vooralsnog op de oudste twee, Maria lijkt te jong vanwege het in te schatten jaar van het maken van de foto. Als we namelijk het jongste meisje Gerarda op 4 of 5 jaar inschatten mogen we ervan uitgaan dat de foto rond 1882 gemaakt moet zijn. Daarbij is nog een andere invalshoek bruikbaar namelijk het overlijdensjaar van Huberta Hartvelt-Verdegaal. Zij is in april 1881 gestorven en is op de boerderij blijven wonen bij haar dochter. Zou de foto gemaakt zijn in haar laatste levensjaren dan had zij er ongetwijfeld op te zien zijn geweest want een kans gefotografeerd te worden was zeldzaam in die tijd.
Tijdens het maken van de foto stond de fotograaf met zijn rug naar de Zilkerbinnenweg. Het woonhuisgedeelte van een boerderij stond in Noordwijkerhout traditioneel op het oosten gericht. Op de foto zijn op de achtergrond enkele gebouwtjes te zien. Dat betreft schuren die Pieter en Jansje hebben laten bouwen vanaf circa 1865. In 1880 wordt aan de westzijde van de boerderij een stuk duingrond toegevoegd aan de boerderij. Hierop wordt een woning gebouwd die door Leen van Berkel en zijn vrouw Maria van Velzen zullen worden bewoond en na hen volgen nog twee generaties Van Berkel, Hein en Henk. Het huis staat er nog altijd in gemoderniseerde vorm en stond eerder in De Zilk bekend als de Witte Raaf. Waarschijnlijk is de woning gebouwd voor Leen van Berkel als boerenknecht bij de familie Hoogduin. De ouders van Leen, Leendert en Maria van Berkel-Vrijburg woonden ook al dicht bij de familie Hartveld/Hoogduin.
Met het bouwen van de schuren en de arbeiderswoning heeft Pieter Hoogduin het terrein wat anders ingericht. Zo heeft hij waarschijnlijk een deel van het grote bosperceel “Van Opstraten” op de hoek met de Hoogduinweg gerooid en verkocht. Uit 1883 en jaren erna dateren houtverkopen waarvoor geadverteerd wordt, dus het gaat niet om een paar bomen. Het blijft het echtpaar Hoogduin blijkbaar voor de wind gaan want in 1881 kopen zij zes hectaren aan landerijen in de Poelpolder in Lisse. Vijf jaar later sluit Pieter een flinke hypotheek af van wel 40.000 gulden, maar het wordt uit de akte niet duidelijk waar hij dat geld voor gebruikt heeft. Voor deze hypotheek dient Bouwlust als onderpand. Onderzoek leert dat hij kort daarvoor boerderij Regenvliet met bijna 25 hectare weiland van Casper van Saazen heeft overgenomen voor een bedrag van 52.000 gulden. Casper ontvangt slechts 6.000 gulden, voor de rest van het koopbedrag neemt Pieter drie hypotheken die op deze boerderij rustten over van Van Saazen. Zijn eigen nieuwe hypotheek en ook een tweede uit 1893, 30.000 gulden groot, zijn hoogstwaarschijnlijk gebruikt door Pieter om de hypotheken op Regenvliet geheel af te lossen bij de erfgenamen van Van Saazens hypotheekverschaffer Jochems uit Wassenaar, die kort voor 1896 overleden was. Naast Regenvliet viel onder de koop ook een huisje tegenover boerderij Wassenaar met een hectare bijbehorende grond.
Met alle aankopen is het echtpaar Hoogduin eind 19e eeuw eigenaar van een indrukwekkend bezit in De Zilk en Lisse. Maar in 1896 slaat het noodlot hard toe. Wat er precies gebeurd is wordt niet duidelijk uit de vele documenten van dat jaar maar hoogstwaarschijnlijk is Pieter getroffen door een ernstige ziekte of ongeluk. Dat mogen we afleiden uit de volledige volmacht tot verkoop die het echtpaar geeft aan de pastoor van de Vogelenzang, Cornelis Scheiberling. Hij biedt het hele Hoogduinbezit ter verkoop aan. Jan van Haaster koopt boerderij Breeland en Regenvliet wordt eigendom van de broers Petrus en Eduard Hulsebosch. Ook een groot deel van het vee wordt verkocht. Daarmee is de ellende nog niet over, want het jaar erop breekt mond- en klauwzeer uit op Bouwlust met grote gevolgen voor de resterende veestapel. Het getroffen echtpaar verhuist na al deze ellende naar Lisse, waar Pieter Hoogduin in 1903 is overleden en Jansje drie jaar later.
De familie Heemskerk op Bouwlust vanaf 1896
Ook van de eigen boerderij Bouwlust heeft het echtpaar afstand gedaan. De nieuwe eigenaren van deze boerderij zijn hun oudste dochter Neeltje en haar man Hendrik (Hein) Willemszoon Heemskerk, ook een Zilker, geboren op boerderij Nabij. Met deze laatste bewoners die we hier volgen is opnieuw sprake van eigendom door een afstammeling van Heindrick Sijmonszoon Swaen, die in het oudste document dat we kunnen vinden bewoner en eigenaar van de Bouwlustlocatie wordt genoemd. Vanaf 1542 is het bezit dus telkens aan familieleden overgedragen en in dit geval valt op dat dit in de meeste gevallen via de vrouwelijk lijn gebeurt. De familie van Hein en Neeltje Heemskerk-Hoogduin maakte zo ruim de vier eeuwen bewoning door één familie vol.
Hein en Neeltje betalen 51.700 gulden voor Bouwlust, dat in omvang iets gekrompen is. Er hoort nog ruim 27 hectare aan weilanden bij, met enkele percelen bos, houtwallen en akker. Ook de woning “de Witte Raaf” valt onder de aankoop, dat perceel is volgens de notarisakte 310 m2 groot. (Meer over de bewoners van dit huis: zie het leuke boek van Oud De Silck: “32 huizen een eeuw oud”). Hendrik of Hein Heemskerk heeft tot aan zijn dood in 1924 geboerd op Bouwlust. Zijn weduwe Neeltje zet het bedrijf voort en na haar overlijden wordt het overgenomen door de broers Petrus, Johannes en Cornelis Heemskerk. In 1961 is de originele boerderij door brand verwoest. Het gebouw was toen zo’n 225 jaar oud. Ruim voor dat jaar is een fraaie ansichtkaart gemaakt van Bouwlust. De voorgevel valt eenvoudig te herkennen aan de ornamenten in de muren en het nog altijd bestaande zomerhuis. Beide zagen we al op de foto van 1882. Het gebouw heeft nog altijd een rieten dak. De unieke kaart is eigendom van Patricia Nugteren, die een kopie toegezonden heeft, waarvoor ook hier hartelijk dank.
JD, maart 2023.