en zijn dochters Adriana Françoise en Maria Anna, Vrouwen van de Boekhorst
De ingewikkelde erfopvolging van kasteel de Boekhorst
In het voorjaar van 2022 draaide bij zowel de Vlaamse als Nederlandse televisie een programma over de wandeltocht van drie vrienden uit West-Vlaanderen naar het Groningse Pieterburen. Zij filmden hun spontane ontmoetingen met allerlei mensen die zij tegenkwamen. Waaronder de eigenaar van het imposante kasteel van Westerlo, al eeuwenlang bezit van de familie de Merode, een belangrijk adellijk geslacht uit Belgie. Simon, de jonge graaf van Merode vertelt de drie wandelende vrienden dat hij zichzelf niet als eigenaar van het kasteel ziet maar als tijdelijk beheerder van erfgoed, dat groter of belangrijker is dan zijn persoon of familie en voor het vaderland bewaard moet blijven. De uitspraak van de jonge graaf getuigt van respect voor nationaal erfgoed maar kan ook niet los worden gezien van het feit dat het voor de eigenaren van dat erfgoed financieel nauwelijks haalbaar is om zelfstandig voor de onderhoudskosten en (erf)belastingen op te draaien. Het toeval wil dat deze jonge graaf een directe afstammeling is van Maria Catharina Josephine de Merode, prinses van Rubempré en Everberg, de laatste adellijke eigenaresse van kasteel de Boekhorst in Noordwijkerhout.
Simon de Merode geeft niet meer dan een modern tintje aan een opvatting die de adel in de Lage Landen eeuwenlang kenmerkte: familiebezit moet behouden blijven. Dat dit niet zo eenvoudig was blijkt uit de vele processen die binnen adellijke families gevoerd werden. We kunnen die vinden in de archieven van het Hof van Holland en Hoge Raad. Het wemelt ervan. Voor de geschiedenis van kasteel en heerlijkheid de Boekhorst is dit niet anders. Na het jaar 1550 is de overdracht van het eigendom goed te volgen. Voor de periode daarvoor moeten we afgaan op gegevens uit de genoemde processen of de beknopte leenregisters van het gewest Holland. In het verre verleden “verleenden” de Graven van Holland trouwe onderdanen onroerend goed of rechten daarop. Het eigendom van goederen of rechten kon verkocht of via nalatenschappen doorgegeven worden. Bij elke overdracht ontving de leenheer als houder van het (ver)leenrecht een bedrag of geschenk, de “hulde”.
Eigenaren tot midden zestiende eeuw.
Omdat in het verleden regelmatig is gepubliceerd over de eigenaren van het kasteel de Boekhorst voor pakweg 1550 is voor deze website gekozen om juist aandacht te besteden aan de veel minder belichte tijd erna. Dat heeft ook als achtergrond dat gaande het onderzoek duidelijk is geworden dat als Vadertje Tijd aan wat andere knoppen had gedraaid het kasteel er misschien nog wel gestaan zou hebben. Op deze website wordt dan ook met op zichzelf staande verhalen geprobeerd helder te maken welke omstandigheden tot de ondergang van het kasteelgebouw hebben geleid.
Niettemin kort op een rijtje de eigenaren voor 1550, waarvoor een overzicht van de leenregisters is gebruikt uit een genealogische publicatie in De Nederlandse Leeuw aangevuld met gegevens van Frans Angevaare (***). In de registers wordt de volgende omschrijving gehanteerd: “Dat huijs, hofstede ende boomgaerden met allen sijnen toebehoeren van der Bouckhorst, met vier stukken lands daeraen gelegen, dat één geheten die Hooge Varinckgarst, dat ander dat Lage Lant, dat derde die Hooge Weijde ende dat vierde gelegen aan de westsijde van den poorte van den Huijse van der Bouckhorst, mit nog een ambocht gelegen in die Kaige, geheten die Lage Bouchorst metten lande ende anders allen sijnen toebehooren”
Vanaf: | Eigenaar: | Opmerkingen |
1273 | Boudewijn van Noordwijk | Aangenomen wordt dat het kasteel rond dat jaar 1273 is gebouwd |
—– | Floris I en II van de Boekhorst | Vlg F. Angevaare *** |
1356 | Floris III van de Boekhorst | Idem |
1373 | Willem van de Boekhorst | Idem |
1387 | Jan van Kronenburg | Idem |
1406 | Willem van de Boekhorst | Idem, Willem trouwde Johanna van der Aa |
1421 | Floris IV van de Boekhorst (Vlg Ned. Leeuw 1429) | Trouwde Badeloge van Duvenvoorde |
1464 | Jan van de Boekhorst Verpacht aan Jan van Noordwijk | Trouwde Hendrika van de Boekhorst |
1471 | Floris V van de Boekhorst | Ongetrouwd/geen kinderen |
1485 | Balich/Badeloge van de Boekhorst | Trouwde Jan van Woerden van Vliet |
1491 | Gerrit van Woerden van Vliet (update: Gerrit is overleden vlak voor Pasen 1553, rond begin april begraven. Recent gevonden, JD mei 2023) | Trouwde Johanna Ruichrok van der Werve en Sibilla van Amerongen |
1553 1554 | Floris van Woerden van Vliet Willem van Woerden van Vliet | Rechten werden (te) jonge Floris tijdelijk ontnomen; herkregen na overlijden Willem |
1563 | Floris van Woerden van Vliet | Aleid van Schoten |
De namen“van de Boekhorst”en “Bronckhorst” kennen meerdere schrijfwijzen in bronnen zoals de leenregisters of het Hof van Holland. Zij worden bovendien regelmatig door elkaar gehaald, ook door tijdgenoten. Voor dit verhaal is gekozen één schrijfwijze van de namen te hanteren.
*** De overdrachten tussen 1273 en 1421 uit de tabel zijn overgenomen van Frans Angevaare, bij de overdrachten zijn bij kleine verschillen in jaartallen tussen Frans en de publicatie uit de Nederlandsche Leeuw de data van Frans aangehouden. Voor wie meer wil weten over deze middeleeuwse eigenaren verwijs ik graag naar het voortreffelijke boek “Rechtsprekers en schuinsmarcheerders” van Frans, dat enkele jaren geleden werd uitgebracht. JD
De erfopvolging vanaf Anna van Woerden van Vliet
Anna van Woerden van Vliet krijgt na de dood van haar vader Floris in 1574 de Hooge en Laage Boekhorst op naam. Zij blijft precies 50 jaar Vrouwe van de Boekhorst, vanaf 1578 is dat samen met haar man Andries van Bronckhorst. Anna was enig erfgename van haar vader terwijl er bij zijn dood meer familieleden in leven waren, maar allemaal kinderloos, zie het volgende schema. Kinderloosheid betekende dat een adellijke erfenis niet via een directe familielijn doorgegeven kon worden maar elders binnen de familie moest worden ondergebracht met een grotere kans op versnippering. Mede daarom werd in sommige testamenten gesteld dat erfgenamen het familiebezit moesten doorgeven aan volgende generaties zonder het recht om er ook maar iets van te mogen verkopen.
Update: in een eerste versie van bovenstaand plaatje is nog uitgegaan van kinderloosheid voor Baelwich Gerritsdochter van Woerden van Vliet. Maar zij is na in het klooster gewoond te hebben wel degelijk getrouwd tot 2 maal toe. JD mei 2023
De uitleg hoe de overdracht van de Hooge en Laage Boekhorst van Floris van Woerden van Vliet naar zijn dochter Anna tot stand kwam kunnen we herleiden uit een gebeurtenis kort nadat Willem van Bronckhorst alle goederen van Anna en Andries heeft overgenomen. Hij moet zich bij de Hoge Raad verdedigen tegen de aantijging van jonkvrouw Ermgard van Wijnssen dat zijn schoonzuster ten onrechte het perceel land “Battenoord” nabij Oude Tonge geërfd zou hebben van haar tantes Henrica en Gijsberta van Woerden van Vliet. Volgens de aanklaagster Ermgard van Wijnssen die een dochter is van een andere en veel oudere Anna van Woerden van Vliet (zie schema), had zij als bloedverwante in aanmerking moeten komen voor het gebruik en/of eigendom van dit perceel land.Willem van Bronckhorst legt haarfijn uit dat Floris van Woerden geen broers of zusters had met kinderen. En hij weet de Hoge Raad met gedetailleerde argumenten duidelijk te maken dat het perceel land door Hendrika, de tante van Anna van Woerden van Vliet en non in het klooster Coninxvelt al tijdens haar leven was toegekend aan Anna en haar man Andries van Bronckhorst, haar enige tantezeggertjes. Zij hadden in hetzelfde gebied al drie andere percelen land in eigendom en nemen tegen betaling van een jaarlijks bedrag aan hun tante het land in Battenoord in gebruik en worden na haar dood in 1589 eigenaar. Willem brengt ook een opmerkelijk ander feit naar voeren: hij meent dat er met een andere dan de originele inkt tussen de regels van het testament van tante Hendrika zaken bijgeschreven waren. De Hoge Raad verwerpt dan ook de eis van nichtje Ermgard van Wijnssen.
Voor ons is met name interessant te weten dat Anna en Andries percelen land in eigendom hadden in Oude en Nieuwe Tonge en dat deze percelen ook deel uitmaakten van Willems erfenis. Bovendien maakt zijn uitleg over de kinderloosheid van de ooms en tantes van Anna van Woerden van Vliet duidelijk dat bij een eerdere overname van de Hooge en Laage Boekhorst eigenlijk alleen haar vader Floris van Woerden van Vliet in aanmerking kwam na de dood van zijn broer Willem in 1563. Floris was vanaf dat jaar tot zijn dood in 1574 heer van de Boekhorst.
En omdat Anna enig kind was van Floris en Aleid van Schoten en zij in haar testament van 1623 heel duidelijk was over haar erfopvolger, zwager Willem van Bronckhorst, visten alle overige bloedverwanten achter het net. De aanklacht van Ermgard van Wijnssen valt goed te plaatsen aangezien bij de opening van het besloten testament van Anna van Woerden van Vliet in september 1624 drie leden van de familie Van Wijnssen aanwezig waren: Johan, Willem en Adriaen. Als dit trio in het geheel niet op de hoogte was van de plannen die Anna voor haar nalatenschap had gemaakt dan moet het openen van het testament een behoorlijke teleurstelling zijn geweest. Ermgard meende blijkbaar alsnog een argument te hebben om een specifiek perceel land uit Anna’s erfenis binnen te slepen.
De erfenis van Anna en Andries
De heerlijkheid de Hooge Boekhorst waar het kasteel aan de Langevelderweg deel van uitmaakte omvatte een betrekkelijk klein gebied, 10 morgen en 400 Rijnlandse Roeden groot. In hedendaagse maten is dat ruim negen hectare. Daarnaast behoorde tot ditzelfde leen ook de Laage Boekhorst, een gebied achter Warmond. De landerijen en gebouwen in de Laage Boekhorst waren echter op een uitzondering na geen eigendom van de in de tabel hierboven genoemde personen. Zij bezaten slechts het zogenaamde achterleenrecht, waaraan wat voordeeltjes verbonden waren als de eigendommen weer eens overgedragen werden. Maar van de weilanden, akkers, duinen en bossen van de Hooge Boekhorst was men wel degelijk eigenaar. Zij hadden echter in het Langeveld meer grond in bezit, want naast de Grafelijke Lenen waren er tal van andere leenregisters. Daarom een poging tot reconstructie van de omvang van het bezit van de kasteeleigenaren in de directe omgeving van de Boekhorst of het Langeveld. Met als vertrekpunt de overdracht van Floris van Woerden van Vliet aan zijn dochter Anna in 1574.
Leenkamer van de Hof te Wassenaar | Een perceel weiland nabij de Trekvaart achter de latere boerderij Veenhuizen, een buitenverblijf naast de Hoogeveense poldermolen. | 3 morgen |
Lenen hofstede IJsselsteijn | Percelen land omgeven door landerijen van de Boekhorst, aan de noordzijde van het kasteelterrein. | 8 morgen |
Lenen abdij van Egmond | De Warande van de Boekhorst, tussen de Langevelderweg (Sanctaterrein) en de Kraaierslaan. Plus twee percelen rond de Langevelderweg ten oosten van de Boekhorst | 6 morgen en 5 morgen |
Grafelijke lenen Rijnland | Het kasteelterrein met diverse aanliggende weilanden en geestland | 10 morgen en 400 RR |
Alles bij elkaar lag rond het kasteel zo’n 30 morgen of 26 hectare aan landerijen en in Noordwijkerhout dan ook nog eens 3 morgen aan de Trekvaart. Maar ook buiten dit dorp lagen diverse leengoederen waaruit men inkomsten verkreeg of voordeel trok, onder meer in het Westland, de Zuid-Hollandse eilanden en Vlaanderen. De landerijen rond het kasteel hadden niet de omvang die je zou verwachten bij een bewoonde middeleeuwse burcht. Het is ook maar de vraag of de eigenaren gedurende de eeuwen daadwerkelijk op de Boekhorst hebben gewoond, tijdelijk of jaarrond. De familie Van Woerden van Vliet was bijvoorbeeld ook eigenaar van een kasteel in Oudewater. Bronnen die ons vertellen waar de genoemde personen hun thuisbasis hadden zijn echter schaars.
Veel ruimte voor uitbreiding van het Boekhorstbezit in het Langeveld was er overigens niet want de heerlijkheid met het kasteel lag ingeklemd tussen het zeeduin aan de westzijde, het Stelduin en Kerkeduin aan oostzijde en het Duinschoten aan de noordzijde. In dit gebied liepen naast deze natuurlijke grenzen ook nog eens de bestuurlijke scheidslijnen tussen de ambachten Noordwijk en Noordwijkerhout en de heerlijkheden het Langeveld en Ter Lucht. De terreinen van de Graaffelijkheidswildernisse waaronder het Duinschoten en het Kerkeduin vielen onder het bestuur van de rentmeesters van de Domeinen. Het Stelduin had een particuliere eigenaar.
Maar ondanks de beperkingen van deze natuurlijke en bestuurlijke grenzen lijkt het echtpaar Anna van Woerden van Vliet en Andries van Bronckhorst werk te willen maken van hun eigendom. (Zie ook het verhaal “het testament van Anna van Woerden van Vliet” elders op deze website.) Zij hadden ambitieuze plannen om van hun Noordwijkerhoutse bezit iets moois te maken. Dat blijkt uit het bijkopen van landerijen rond het kasteel, de pacht van het circa 100 hectare grote Kerkeduin van Noordwijkerhout, het opnieuw vaststellen van grenzen tussen de Boekhorst en datzelfde binnenduin en de aankoop van boerderij Sprockelenburg ten zuiden van de Boekhorst. Het echtpaar investeert in de relatie met de dorpsgemeenschap door het verstrekken van leningen. En hun keuze om in een eigen grafkelder in de bescheiden Witte Kerk begraven te worden duidt op affectie voor het kleine dorp Noordwijkerhout.
In 1623 wordt het aantal hoofden (inwoners) geteld in Noordwijkerhout. Op kasteel de Boekhorst wonen 14 mensen, waaronder personeel. Anna van Woerden, vrouwe van Vliet heeft gezelschap van vijf juffrouwen Van Bronckhorst, haar hofdames. Bij twee worden helaas geen voornamen vermeld. Het is niet uitgesloten dat tot deze vijf dames ook haar twee nichtjes Maria-Anna en Adriana-Françoise van Bronckhorst gerekend mogen worden, de dochters van Willem van Bronckhorst en Maria Warlusel. In ditzelfde jaar maakte Anna haar testament op, een jaar later is zij overleden.
De Boekhorst onder Willem van Bronckhorst 1568 – 1635
Weduwe Anna van Woerden van Vliet laat bij haar dood in de zomer van 1624 al haar goederen na aan haar zwager Willem van Bronckhorst. Hij was geen volle broer van haar drie jaar eerder overleden man Andries van Bronckhorst zoals vaak gedacht is. Vader Pieter van Bronckhorst trouwde twee keer, eerst met Geertruid van Sonnevelt en daarna met Maria van Heerjansdam. Andries is een zoon van Geertruid en Willem van Maria. De laatste zou volgens een vermelding in september 1573 al maanden daarvoor overleden zijn. Zijn vader vestigt die maand een lijfrente van 250 pond per jaar voor zijn jonge zoon. Dit feit leert ons dat Willem in een jaar tijd zowel zijn vader als moeder verloor want Pieter van Bronckhorst is voor 19 oktober 1574 gestorven na twee jaar eerder de stad Leiden ontvlucht te zijn als één van de zogenaamde Leidse Glippers. Zij weken uit voor de terreur van de Geuzen in de stad. Op een lijst van bekende Glippers uit het Regionaal Archief Leiden vinden we echter geen Pieter van Bronckhorst.
Opvallend genoeg bestaat er over Floris, de vader van Anna van Woerden van Vliet een vergelijkbaar verhaal. Jan van Woerden van Vliet, burgemeester van Haarlem, betwist in 1582 het recht van zijn nicht Anna op de heerlijkheid en het Huis Te Vliet omdat haar vader Floris in 1573 gevlucht zou zijn uit het land en volgens de wetten van de Opstandelingen zijn rechten op goederen kwijt zou raken als hij niet terug zou keren en trouw aan de Opstand zou zweren. Hij was volgens Jan van Woerden van Vliet in de kringen van de “vijand” terecht gekomen en gestorven. Deze claim op het huis Te Vliet is overigens door het overlijden van Jan in het jaar van zijn aanklacht in de juridische wandelgangen verdwaald geraakt. Anna bleef Vrouwe van de Boekhorst en van Vliet.
Willem van Bronckhorst was bij het overlijden van zijn ouders Pieter van Bronckhorst en Maria van Heerjansdam mogelijk nog maar vijf jaar oud. Zijn geboortejeaar valt af te leiden van de leeftijd die zijn grafmonument ons geeft: 66 jaar. Aangezien hij half januari 1635 stierf, dus vroeg in het jaar, geeft die leeftijd1568 als geboortejaar, zelfs een jaar eerder is niet helemaal uit te sluiten. Dat noemen we hier omdat het toeval wil dat in boerderij Kijkduin aan de Duinweg, eigendom van Willem van Bronckhorst en in 1905 gesloopt, een fraaie haardsteen is bewaard met daarop het jaar 1567. Plus de afbeelding van een middeleeuws ogend echtpaar, een groot wapenschild en twee kleinere. Het grote schild is identiek aan een speciaal schild dat gebruikt werd voor de Hollandse goederen van het Spaanse koningshuis. De twee kleine wapenschildjes, het ene een leeuw, het andere drie ruiten met een dwarsbalk passen wonderwel bij de familie Van Bronckhorst en Van Woerden van Vliet. Leeuwen op wapens kwamen weliswaar veel voor maar zou in dit geval de Bronckhorstleeuw kunnen zijn. Het schild met de drie ruiten is veel specifieker en werd gevoerd door de familie Van Woerden Van Vliet. Alleen de dwarsbalk tussen de ruiten is daarmee nog niet verklaard. Maar die komt in dit geslacht ook voor en zelfs de diagonale lijntjes op de dwarsbalk die op de haardsteen te zien zijn zouden in het verleden door de familie Van Woerden Van Vliet gebruikt zijn. Toeval bestaat niet en meer dan een theorie is het niet, maar het jaartal en de twee schildjes suggereren een verband tussen de haardsteen van de hofstede Kijkduin en haar eigenaar Willem van Bronckhorst. Een oud raadsel. Onderstaand de familiewapens die overeenkomen met de haardsteen.
De haardsteenfoto uit 1905 is onder meer te zien in het Boekhorstboek van Jan van der Elst en Maud Mommers.
Maar van leuke theorietjes kan je geen brood kopen …. Zo kunnen we ook niet bewijzen dat Willem in zijn jeugd bij zijn veel oudere halfbroer Andries en schoonzuster Anna heeft ingewoond op kasteel de Boekhorst, hoewel dat voor de hand ligt, want hij was met zus Geertruijd al in 1574 weeskind. Twee getrouwde halfzussen wonen in Vlaanderen. Broer Andries lijkt de meest logische kandidaat om bij ondergebracht te worden als weeskind. Tussen 1573 en 1577 zou kasteel de Boekhorst niet bewoond zijn geweest vanwege de felle strijd tussen Spaanse en Staatse troepen in de slag om de steden Haarlem en Leiden. Sibilla van Amerongen, de weduwe van Gerrit van Woerden van Vliet verklaart hierover in een notarisakte. Vanaf het huwelijk van Andries met Anna van Woerden van Vliet in 1578 zou dit echtpaar dan mogelijk met Willem op het kasteel hebben gewoond. Bij Geertruijd ligt dit minder voor de hand. Zij was ouder dan haar volle broer Willem. In 1582 schrijft Andries van Bronckhorst het door zijn vader Pieter nagelaten leen van het Huis Ter Weer in Wassenaar over op Geertruijd. Daarbij vermeldt het leenregister dat zij toen al getrouwd was met Arnoult Tserclaes.
Als Willem inderdaad bij zijn halfbroer Andries op de Boekhorst woonde heeft hij in die periode een band opgebouwd met zijn schoonzus Anna die haar tot het besluit bracht om hem niet alleen de Boekhorst na te laten maar ook de Heerlijkheid (Te) Vliet met het gelijknamige kasteel in Oudewater. Daarbij verdween dit uit haar familie want Anna was de laatste in een directe lijn erfopvolgers Van Woerden van Vliet. Zij had overigens elders binnen die familie genoeg kandidaten kunnen vinden die voor haar nalatenschap in aanmerking kwamen. Toch kiest zij voor haar zwager. Een andere aanwijzing voor Anna’s keuze vinden we in een eerder testament van haar dat al een kwart eeuw voor haar dood werd opgesteld. Daarin benoemt zij echtgenoot Andries tot haar “enig en universeel” erfgenaam maar stelt ten aanzien van haar Vlaamse goederen een specifieke voorwaarde waarbij Willem in de plaats treedt van zijn halfbroer indien deze de goederen door omstandigheden niet op naam kan stellen of er van kan profiteren. Welke omstandigheden dit zijn wordt niet duidelijk uit de tekst. Deze voorwaarde of uitzondering maakt Anna alleen bij haar Vlaamse goederen waarbij zij stelt dit te doen “om sonderlinge haer daer toe porrende” redenen.
Deze Vlaamse goederen had Anna overgenomen van haar moeder Aleid van Schoten en zijn onder meer de reden waarom zowel Anna als haar erfgenaam Willem in documenten genoemd worden als Vrouwe en Heer van Voorhoute (Veurhoute), een regio in het land van Waes. De landen en rechten bestonden onder andere uit de hofstede en heerlijkheid van Vinchant, te leen gehouden van het Huis van Waes en gelegen in de parochie Kemseke, een plaatsje tegen de huidige Nederlandse grens. Daarnaast nog het zogenaamd tol van Sint Baef of tol van Vinchant en diverse leenrechten verkregen van het Huis of Hove van Dendermonde, een leen in de stad Gent en het leen de (Uren?)Hof, in leen gehouden van de Hove van Anderburg en waarschijnlijk gelegen in Assenede, want die plaats komen we in latere vermeldingen tegen.
Naar die “porrende” redenen van Anna kunnen we alleen maar gissen. Mogelijk dat de woonplaats van Willem in die periode een rol speelde. Zover we weten is hij rond 1595 getrouwd met Maria van Warlusel, een jonkvrouw uit Artois, nu een departement in noord-west Frankrijk. Kort voor zijn huwelijk maakt Willem in Den Haag een testament op en benoemt zijn halfbroer tot enig erfgenaam. En op dezelfde dag verleent hij Andries volledig beheer en zeggenschap over al zijn goederen en rechten in Holland. Andries mocht bijvoorbeeld naar eigen inzicht onroerend goed of rechten verkopen. Dit lijkt een duidelijk signaal dat Willem uit het gewest wilde verhuizen. De benoeming van Andries tot erfgenaam en beheerder is mogelijk beïnvloed door de wetten uit die tijd waarin iemand die uit het gewest Holland vertrok of zich al in de Spaanse Nederlanden gevestigd had bepaalde rechten in het gewest kon verspelen.
Bij het opmaken van zijn testament in 1595 heeft het bezit van de circa 27-jarige Willem van Bronckhorst een bescheiden omvang. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij tot het bereiken van de volwassen leeftijd – 25 jaar in die tijd – een lijfrente van 250 pond per jaar genoten die zijn vader Pieter Bronckhorst in 1573 voor hem geregeld had. Te beschouwen als een eerste uitkering uit de nalatenschap van Willems moeder, Maria van Heerjansdam die kort ervoor overleden was. Zulke lijfrentes konden overigens ook levenslang geldend zijn, maar in dit geval ontbreken detailgegevens.
De belangrijkste onderdelen van Willems bezit kent hij via prelegaat toe aan zijn halfbroer Andries. Dit betreft in de eerste plaats de heerlijkheid en hofstede Rolland in Overveen. Deze is nog als minderjarige, hij was slechts 14 of 15 jaar oud, door Willem overgenomen van Aleid van Schoten, de moeder van Anna van Woerden van Vliet. Daarnaast is Andries erfgenaam van “een woning onder duin”. Dit is de eerder besproken boerderij Kijkduin aan de Duinweg, gemeente Noordwijk, door Willem gekocht in 1589 van de familie Coggeman. En als Andries zijn broer overleeft is hij ook erfgenaam van alle tapijten uit de boedel van hun vader Pieter van Bronckhorst. Plus daarnaast nog wat kleine zaken zoals gouden kettingen, kleding, het geweer van Willem, boeken en “meer van diergelijcke”. Zijn volle zuster Geertruijd van Bronckhorst krijgt via prelegaat 16 morgen land omtrent de Maaslander sluis toegekend. Dit land had Willem uit de boedel van zijn vader ontvangen. Alle overige geërfde goederen uit diezelfde boedel dienen in gelijke porties verdeeld te worden over Andries, Josina, Willemina en Geertruijd, zijn broer en drie zusters “voor zoverre zij bij zijn overlijden daartoe capabel worden geacht”, een wat aparte toevoeging aan deze bepaling in het testament.
Wat de onroerende goederen betreft die zijn eigendom werden uit de nalatenschap van zijn moeder Maria van Heerjansdam benoemt Willem alleen zijn volle zuster Geertruijd als erfgenaam. Geertruid trouwde drie keer en woonde met haar eerste man Arnoult Tserclaes in Noordwijk in 1590 maar is ten tijde van het opmaken van Willems testament weduwe. De roerende goederen zoals nog te ontvangen bedragen dienen gelijk verdeeld te worden over zijn broer en zusters. Maar voor de verdeling zal uit deze tegoeden of de inhoud van Willems geldkist eerst een bedrag van 900 Vlaamse ponden uitgekeerd moeten worden aan Maria del Rio, dochter van Willemina van Bronckhorst en Lodewijk del Rio. Deze Willemina, een zus van Willem en Adries komt later in dit verhaal nog aan bod. En traditioneel in testamenten uit voorgaande eeuwen reserveert ook Willem een bedrag voor een charitatief doel. Uit zijn liggende gelden zal een bedrag van 1600 pond vrijgemaakt moeten worden om daarvoor een rentegevend kapitaal van 100 pond per jaar te kopen, in te zetten voor het onderhoud van “een schamele student”. En daarnaast nog een bedrag van 100 Carolus guldens voor “de armen”. Beide posten te beheren door broer Andries en naar eigen inzicht uit te keren.
Hoewel dit eerste testament van Willem niet uitblinkt in details over zijn bezittingen zijn het de sobere legaten die de indruk wekken dat hij bij zijn huwelijk met Maria van Warlusel slechts over een bescheiden vermogen beschikte. Met welk beroep hij inkomsten verwierf weten we (nog) niet, door zijn verhuizing naar Vlaanderen komen we hem weinig tegen in de Hollandse archieven. Een tweede testament dat hij in 1627 als Heer van de Boekhorst op het kasteel opgesteld zou hebben is niet gevonden. Dat had veel kunnen vertellen over zijn flink gegroeide vermogenspositie als erfgenaam van de Hooge en Laage Boekhorst. En het zou waarschijnlijk bevestigen dat Willem naast twee dochters ook een “vergeten” zoon Andries gehad heeft.
Voor adellijke stambomen wordt gretig gebruik gemaakt van oude bronnen zoals de “Batavia Illustrata” of de “Oude Chronycken en Historien van Holland” van Wouter Gouthoeven. In dit geval melden beide boeken dat Willem en Maria van Bronckhorst-Warlusel twee kinderen gehad zouden hebben, Andries en Catharina. Dit blijkt wat Catharina betreft geheel onjuist. De dochters van Willem en Maria zijn Maria-Anna en Adriana Françoise van Bronckhorst. Een zoon Andries wordt genoemd in het testament van Anna van Woerden van Vliet. Hij is haar erfgenaam als plaatsvervanger van zijn vader Willem, mocht deze voor Anna overlijden. En in plaats van een vroeg overlijden van Andries worden zijn twee zussen haar erfgenaam.
Dit detail uit Anna’s testament laat weinig twijfel over het bestaan van haar oomzeggertje Andries, die bij het opmaken van de akte in 1623 dus nog in leven was maar kort na haar gestorven zal zijn. In ieder geval voor 1635, want hij volgt zijn overleden vader niet op als eigenaar van de Boekhorst. Mogelijk was zijn vroege dood een reden voor vader Willem om in 1627 het nieuwe testament op te stellen. Een andere reden zou het huwelijk van dochter Anna Maria met de graaf van Wacke kunnen zijn. Dat echtpaar is volgens de bekende genealogische bronnen in 1626 getrouwd.
Ter herinnering aan zijn overleden broer Andries en schoonzuster Anna geeft Willem van Bronckhorst opdracht tot het maken van een grafsteen voor hun grafkelder in de Witte Kerk van Noordwijkerhout. De grafsteen is bewaard gebleven hoewel de ornamenten zijn verwijderd of vernield. De naam van opdrachtgever Willem wordt genoemd in de tekst op de steen. Dat betekent dat de steen voor 1635 gemaakt moet zijn. In vergelijking met het eigen graf van Willem in Gent is de grafkelder van Andries en Anna flink tamelijk sober maar niettemin toont de steen de erkentelijkheid van Willem van Bronckhorst voor zijn erfenis waaronder het kasteel in Noordwijkerhout. Zover we weten heeft hij na zijn huwelijk nooit voor langere tijd op de Boekhorst verblijf gehouden of gewoond. Het werd in die periode beheerd door duinmeier Jan Hendrickszoon van Dam.
Toch zijn er genoeg aanwijzingen dat Willem en zijn vrouw Maria nooit de intentie hebben gehad om afstand te doen van hun Boekhorstbezit in Holland en ook hun erfopvolgers niet. In 1628 geeft Willem opdracht om voor zijn naam en rekening een perceel land bij zijn boerderij Kijkduin aan de Duinweg bij te kopen. In 1631 volgt de aankoop van ruim drie morgen weiland in de Hoogeveense polder. En het jaar erop twee aankopen in dezelfde polder, bij elkaar zo’n 6 morgen, waaronder het weiland de Kuijckencamp. Hij grijpt naast de koop van een perceel in De Zilk omdat familieleden van de verkoper niet wilden dat het aan derden verkocht werd. En kort voor zijn dood wordt hij nog eigenaar van een perceel in de Laage Boekhorst.
In 1633 spannen de bestuurders van Noordwijk en Noordwijkerhout een zaak tegen hem aan, maar ook tegen zijn tuinknecht Mathijs Crijnenszoon, duinbeheerder Crijn Gijsbertszoon en de pachter van de landerijen Pieter Claeszoon. De inwoners van de beide dorpen klagen over het feit dat genoemde mannen het onmogelijk maken om via het voetpad dat over het terrein van de Boekhorst loopt het Langeveld met haar kapel te bereiken. Willem heeft ongetwijfeld opdracht gegeven aan zijn medewerkers of pachters om dat gebruik tegen te gaan. Op weg naar de kapel liep men immers over of langs de Warande, zijn jachtterrein. En Noordwijkerhouters redeneerden eeuwenlang: “een konijntje dat per toeval je pad kruist is voor de eerlijke vinder”. Het was Willems goed recht om de stroperij op zijn jachtterrein tegen te gaan. Die viel in zijn tijd alleen effectief te bestrijden als je iemand mocht aanhouden wegens het lopen op verboden terrein, ook als men lege zakken kon laten zien. De boodschap was simpel: je hebt hier niets te zoeken. Overigens heeft Willem deze zaak niet gewonnen.
Willem van Bronckhorst, heer van de Hooge en Laage Boekhorst en Heer van Voorhoute (Vlaanderen) is 66 jaar als hij op 18 januari 1635 in Gent overlijdt. Zijn weduwe Maria van Warlusel volgt een jaar later, in dezelfde maand.
Het tweetal is begraven in de Jacobskerk in Gent. Hun fraaie praalgraf dateert echter van een veel latere datum. Het zou pas in 1695 geplaatst zijn. Helaas weten we niet wie de opdracht voor het fraaie beeldhouwwerk gegeven heeft; meest waarschijnlijk is het de familie Van Bourgoigne, graven van Wacke en erfgenamen van de dochters van Willem en Maria.
Door de werkgroep België van het historisch genootschap Noortigerhout i.o. is in de Jacobskerk het graf op camera vastgelegd. Het bevindt zich in een aparte kapel binnen de kerk maar is niet vrij toegankelijk. Bij het graf vinden we op twee kolommen de familiewapens van Willem als Maria. Onder haar voorouders komen we naast de naam Warlusel (Warluzel) ook Monnieres, Cortenbach en Hallewin van Maldeghem tegen. Bij Willem zijn naast zijn achternaam Van Bronckhorst de familiewapens van Boschuijzen en Suys eenvoudig te verklaren zijn want zij zijn afkomstig van Willems grootmoeders. Maar waarom het wapen van (Ter) Vliet, de drie eerder besproken ruiten, deel uitmaakt van de kolom is niet duidelijk. Willem was weliswaar heer van Vliet geworden via de nalatenschap van zijn schoonzus Anna, maar was geen telg uit haar familielijn. Een vergissing van de beeldhouwer of opdrachtgever 60 jaar na de dood van het echtpaar? Dat is niet uitgesloten.
Een document over de nalatenschap van Willem en Maria is niet gevonden maar die moet bij hun dood toch een aardige omvang hebben gehad. De belangrijkste onderdelen die we uit bronnen kunnen achterhalen staan in onderstaande tabel en betreffen alleen onroerend goed.
1 | Het leen van het huis Wassenaar: aan de Trekvaart Noordwijkerhout, 3 morgen Aangevuld met weilandaankopen in dezelfde Hoogeveense polder, zo’n 9 morgen in totaal in drie percelen waaronder de Kuijckenkamp van bijna 4 morgen |
2 | Het leen van IJsselstein ten noorden van het kasteel de Boekhorst, 8 morgen |
3 | Het grafelijk leen van de Hooge en Laage Boekhorst met de burcht, ruim 10 morgen Waaronder onder meer de pachtboerderij de Hooge Boekhorst |
4 | Het leen van de abdij Egmond, de Warande groot 6 morgen en landerijen 5 morgen |
5 | Boerderij Sprockelenburg met circa 15 morgen landerijen |
6 | De weilandaankopen van Anna en Andries aan de Sprockelenburgzijde en aan de noordzijde van het kasteel of ten zuiden van boerderij “Hoogeveen”; naar schatting 5-10 morgen |
7 | Boerderij Kijkduin aan de Duinweg met een aankoop uit 1628; zo’n 15-19 morgen |
8 | De heerlijkheid en hofstede Rolland met circa 13 morgen (schatting) Met 38 pond als 1/3e deel van de opbrengst van de korentienden van Schoten |
9 | Het leen van het hof van Waes bestaande uit een heerlijkheid en hofstede in Vinchant, het tol van St. Baef, leengoederen in Assenede en Gent, Vlaanderen. |
10 | Het leen van de hofstad Wateringen, 15 ½ morgen in Wateringen |
11 | Het leen van Lek en Polanen, 3 morgen met een woning in De Lier |
12 | Vier percelen in Oude en Nieuwe Tonge, groot 5, 5, 15 en 17 gemet groot (1 gemet= Zeelandse maat = circa 4500 m2), bij elkaar circa 19 hectare of 22 morgen |
13 | Landerijen in Oost-Barendrecht, zo’n 7 morgen (genoemd 1649) |
14 | De heerlijkheid met de hofstede (kasteel) Te Vliet nabij Oudewater; plus 39 morgen in Ouderkerk uit de lenen van de Krimpenerwaard |
Deze lijst zal zeker niet volledig zijn, onroerend goed dat voor eigen rekening gekocht werd in Holland, Zeeland of Vlaanderen is lastig te traceren. En uit de familie van Maria Warlusel zal ongetwijfeld ook bezit voortgekomen zijn. Omdat de tabel vooral rechten uit leenregisters betreft is onduidelijk welk financieel voordeel Willem en Maria van Bronckhorst-Warlusel hier nu precies uit trokken. De bronnen zijn op dit vlak schaars. Testamenten en lijsten van de eigendommen werden slechts beperkt bij een notaris vastgelegd en vaak zelf opgesteld. Dit zien we bijvoorbeeld terug bij Adriana Francoise van Bronckhorst, een dochter van Willem. Zij volgt met zus Maria Anna haar ouders op in de lenen en eigendommen. De zussen splitsen de boedel van hun ouders in de zomer van 1636. Met betrekking tot de heerlijkheid en kasteel de Boekhorst wordt besloten deze op naam van Maria Anna te stellen. Haar moeder Maria Warlusel had gedurende het ene jaar dat zij weduwe was van Willem vam Bronckhorst recht op het vruchtgebruik van de Hooge en Laage Boekhorst. Dat was zelfs zo al vastgelegd door Anna van Woerden van Vliet, die daarmee aangaf dat haar bezit moest vererven op een volgende generatie maar dat Maria niettemin een goed inkomen moest blijven houden mocht zij na haar man overlijden. Toch zijn de leengoederen van Willem voor een deel alsnog overgeschreven op Maria Warlusels naam, waaronder de Boekhorst. In de leenregisters wordt Maria op 10 december 1635 ingeschreven. Zij overlijdt op 25 januari 1636 en is bij leven dus slechts 45 dagen Vrouwe van de Hooge en Laage Boekhorst geweest.
Dat Maria Warlusel sommige goederen toch op naam kreeg kan betekenen dat haar man Willem in zijn testament afgeweken is van de intentie van zijn schoonzus Anna van Woerden van Vliet om de goederen via de mannelijke lijn door te geven. Niet geheel onbegrijpelijk omdat Willem na de vroege dood van zijn zoon Andries alleen twee dochters had en Anna van Woerden van Vliet nooit geweten heeft dat haar neefje Andries op jonge leeftijd zou sterven. Afstappen van het idee van vererving via de mannelijke lijn was voor Willem dus onvermijdelijk.
Vrouwen van de Boekhorst: Maria Anna en Adriana Françoise van Bronckhorst.
Maria Anna van Bronckhorst, geboren tussen circa 1595 en 1600, trouwt in 1626 met Charles van Bourgoigne, zoon van Anthonius de Vierde van Bourgoigne. Zijn familie is te herleiden naar Anthonius de Eerste, één van de 18 bastaardkinderen van Filips de Goede, de beroemde hertog van Bourgondien, waarmee ook de achternaam van Charles verklaard is. Zijn moeder was Anne de Bonnière de Gvines, opvallend genoeg komen we deze achternamen ook tegen in de kolommen bij het graf van Willem van Bronckhorst (Gvines) en Maria Warlusel (Bonnière). Het tekent hoezeer de adellijke families met elkaar verweven waren. Charles Bourgoigne was zo’n 20 jaar ouder dan Maria Anna en was volgens genealogische bronnen eerder getrouwd geweest met Maria de Pardo, dochter van François de Pardo, heer van Farnicourt, maar hij had met haar geen kinderen.
Wacke (Wacque/Wacken/Wakken) is een kleine plaats in West-Vlaanderen tussen Kortrijk en Gent. In het jaar van het huwelijk van Maria Anna werd het van baronie tot graafschap verheven. Charles werd daarmee de eerste graaf van Wacke en was onder andere ook heer van Bouchout en Kathem. Hij was militair en werd benoemd tot gouverneur van Zeeland. Met Maria Anna kreeg hij één kind, Quillaume (Willem) Charles van Bourgoigne, geboren circa 1627. Misschien dat er meer kinderen binnen dit gezin geboren zijn maar de doopregisters van Wacke uit dat decennium ontbreken. Het waren er in ieder geval niet veel want Charles overlijdt al in september 1632 en wordt begraven in Wacke. Hij was militair en het is niet uitgesloten dat hij op een slagveld nabij Duinkerken gesneuveld is.
Maria Anna is maar zo’n 6 jaar met hem getrouwd geweest. Haar ouders kunnen de jonge weduwe en haar zoon dan nog zo’n drie jaar tot steun zijn voor zij kort na elkaar overlijden in 1635/36.
Uit documenten wordt duidelijk dat Maria Anna titels van haar man heeft overgenomen. In 1638 koopt zij een ruime hectare land in de Laage Boekhorst en wordt daarbij in het Rechterlijk Archief omschreven als gravin van Wacques, Vrouwe van Vliet, Vrouwe van Assenede en Vrouwe van de Vrije Boekhorst.
Maria Anna van Bronckhorst overleeft haar man zo’n negen jaar maar haar overlijdensdatum of –plaats staat niet precies vast. Vanaf het voorjaar van 1642 worden haar leengoederen overgeschreven naar erfopvolgers. Twee jaar eerder was zij in mei nog in leven, want zij wordt genoemd in een proces over het illegaal roten van vlas in een lokaal riviertje rond Wacke. Dus tussen mei 1640 en voorjaar 1642 verliet Maria Anna het leven, een zoon van circa 15 jaar achterlatend. Je zou verwachten dat zij bij haar echtgenoot Charles in Wacke begraven is, maar daar is geen bewijs voor gevonden. Ook over haar nalatenschap of testament is (nog) niets gevonden.
In de Graaffelijke Leenregisters was Maria Anna in 1636 benoemd tot opvolgster van haar moeder Maria Warlusel; de laatste wordt overigens regelmatig abusievelijk met de achternaam Warfusé vermeld, mogelijk omdat die sterk verwante naam veel later in de erflijn voorkomt. Maria’s zuster Adriana Françoise is volgens de leenregisters geen Vrouwe van de Boekhorst geweest tussen 1636 en 1641, maar is dat na de dood van haar zus medio 1641 wel geworden. Niet voor het geheel maar voor de helft. De andere helft was voor de nog minderjarige zoon van Maria Anna, Quillaume of Willem Charles van Bourgoigne.
De volgende overdracht in het leenregister vindt pas plaats in 1670, een jaar na het overlijden van Adriana Françoise van Bronckhorst. De splitsing van het Boekhorstleen in twee helften was aanleiding voor een aparte registratie van Adriana in de leenregisters; als de helften in 1712 weer worden samengevoegd wordt haar vermelding doorgehaald. Dat had eigenlijk al eerder moeten gebeuren omdat de namen Bronckhorst en Boekhorst hier weer eens door elkaar gehaald zijn en Adriana ook nog eens een extra voornaam van de schrijver heeft gekregen, Anna.
Het testament van Adriana Françoise van Bronckhorst
Het testament van Adriana uit 1668 is bewaard gebleven en daardoor weten we dat zij maar één erfgenaam benoemd heeft en wel haar neef Charles François Louis van Bourgoigne, graaf van Wacke en heer van de Vrije Boekhorst, de kleinzoon van haar zus. Dat is niet zonder reden want de vader van het kind, Quillaume (Willem) Charles van Bourgoigne was twee jaar eerder overleden.
Om een indruk te geven hoe dat door Adriana zelf opgestelde testament eruit zag volgt hieronder het eerste gedeelte waarin haar erfgenaam ook genoemd wordt aan het einde van de passage.
“…In de name des vaders ende des soons ende des H. Geest Amen. Ik, Adriana Françoise van Bronchorst van Vliet, dogter van wijlen messire Guiliam van Bronchorst in zijn leven Heere van Vliet, sijnde Godt sij gelooft in volle verstand ende kennis, hebbe willen maken mijn testament gelijk ik het zelve make mits deese, mij niet begeerende te bekommeren met he tijden als het Godt gelieven sal mij te roepen tot het Eeuwig. Ik herroepe alle voorgaande dispositien testamentaire causa mortis. Ik begeere dat deese sal volbragt worden op de beste maniere van testament, codicille ofte andersints, niet tegenstaande datter soude gebreeke sijn van solemniteijten, clausulen ofte anders dewelke souden vereijscht worden, gebruijkende voor so veele als het dien kan het octroij verkreegen van de Staaten van Hollant voor mijne goederen aldaar geleegen maar behoudende de magt van te veranderen ofte te niette te doen deese mijne dispositie, als ook bij te voegen codicille aan dewelke die ik begeere dat het selve gelove gegeeven worden als oft sij hier van woort te woort waren ingeschreeven, alwaart ook saeke dat sij van mijn eijgen hant niet en waare geschreeven dan alleen met hant onderteekent ende met mijn cachet gecachetteert.
Ik begeere te sterven in het H. Cathol. Apostol. Rooms geloove, ik recommandeere ende beveele mijne siele aan sijnen Schepper ende Verlosser door de voorspraak van de onbevlekte maget Maria ende van alle heijligen des hemels. Ik begeerde dat mijn lichaam na mijn overlijden in het graf dat ik hebbe doen bereijden in de Kerke van de Arme Clarissen van Sinte Collette tot Ghent, als ik begraven worden met deselve maniere ende omstandigheeden als dat ik in het lanck sal bevonden worden gespecificeert in mijn codicille alsnog te maken ende begeere dat dies aangaande alles so punctuelijk zal volcommen worden al oft het hier van woort te woort waare geseijt.
Verder hebbe ik bij deese voor mijne eenige ende universeele erfgename geinstitueert ende geroepen van alle mijne goederen dewelke ik na mijn overlijden sal nalaten Carel François Louijs van Bourgoigne Grave van Wacque en sone van wijlent messire Guillaume Carel Frans van Bourgoigne, in sijn leeven Grave van Wacque etc….”
Bij het opmaken van haar testament in 1668 is Adriana Françoise 65-70 jaar oud. Zij is ongetrouwd en heeft geen kinderen. Haar enige zus is ruim 25 jaar eerder overleden en die had maar één zoon, Willem Carel Frans van Bourgoigne, die inmiddels ook al is overleden. Haar enige directe familielid is de zoon van Willem, Charles François Louis van Bourgoigne, graaf van Wacke, maar die is pas zo’n negen jaar oud. Hoe regel je dan dat je aardse bezittingen binnen de familie moeten blijven? Die vraag moet Adriana flink hebben bezig gehouden want dat lees je tussen de regels van haar testament. Zij is opmerkelijk gedetailleerd over hoe zij haar erfopvolging ziet. Allereerst stelt zij dat haar enige erfgenaam Charles het bezit niet mag bezwaren met schulden of hypotheken. Hij mag gedurende zijn leven de inkomsten uit het bezit genieten, maar dient dit bezit in ongewijzigde vorm door te geven aan zijn kinderen en zij op hun beurt ook weer aan volgende generaties. Mocht Charles kinderloos overlijden dan dient het bezit overgedragen te worden aan jonkheer Lambrecht Frederick van Bronckhorst, zoon van Willem Lambrechtszoon van Bronckhorst. Mocht ook deze Lambrecht Frederick overlijden zonder kinderen gekregen te hebben dan dient het bezit doorgeschoven te worden naar zijn oudste broer. Dat is Schelto Willem van Bronckhorst al wordt hij niet met naam genoemd.
Vrij vertaald: “… en mocht het gebeuren dat de voornoemde Carel Frans Louis van Bourgoigne kwam te overlijden zonder wettelijk kind of kinderen na te hebben gelaten, dan wil ik dat mijn goederen in Holland en Zeeland gelegen tesamen met alle uitbreidingen en inkomsten op die goederen in Holland of Brabant zullen toegekend worden aan Lambrecht Fredricq van Bronchorst, oudste zoon van Willem van Bronchorst, baron van Bronchorst, heer van Oudorp, Gestel etc, zonder dat de voornoemde goederen en uitbreidingen met enige renten, schulden of anderszins waar die ook vandaan zouden mogen komen zullen mogen zijn belast….”
NB: waarom Adriana hier de met betrekking tot de ligging van haar goederen de ene keer Holland en Zeeland noemt en kort daarna Holland en Brabant is onduidelijk. Ook heeft zij het later over de administratie van haar goederen in Vlaanderen . We moeten aannemen dat zij het telkens over dezelfde goederen heeft maar verwarrend is het wel.
Het is duidelijk de bedoeling van Adriana dat haar bezit waaronder haar helft van de heerlijkheid en het kasteel de Boekhorst behouden zal blijven voor haar naaste bloedverwanten, ook al zijn die zeer dun gezaaid. Vandaar dat Lambrecht van Bronckhorst opduikt en als zijn plaatsvervanger Schelto Willem. De broers vormen verre familie van Adriana. We komen deze heren in een volgend verhaal over de erfopvolging van de Boekhorstgoederen nog tegen, voor nu zullen we hen omschrijven als achter-achter-neven van Adriana. Het zijn kleinzonen van Lambrecht Gijsbertszoon van Bronckhorst, een neef van Willem van Bronckhorst, de vader van Adriana. Met name de benoeming van deze verre neven komt over als een wanhopige poging van de kinderloze Adriana om het erfgoed van haar voorouders een door haar gekozen en onbetwistbare verervingsroute te geven. Zij wilde mogelijk discussies en processen binnen de familie voor zijn. Helaas, naar later zal blijken.
Wat we niet weten is hoe haar neef Quillaume van Bourgoigne in 1664 zijn nalatenschap had geregeld want zijn testament uit dat jaar is niet gevonden. De zoon van Maria Anna van Bronckhorst was getrouwd met Maria Anna Scholastica van de Tymple en zal zijn helft van het Boekhorstbezit na hebben willen laten aan zijn jonge zoon Charles Francois Louis. Maar hij moet ook verwacht of geweten hebben dat de andere helft van zijn tante Adriana Francoise van Bronckhorst aan hem of aan zijn zoon overgedragen zou worden na haar dood. Vraag is hoe hij de erfopvolging van het Boekhorstbezit vorm heeft gegeven in zijn nalatenschap tegen de achtergrond van het feit dat zijn vrouw Anna Maria Scholastica ook verwant was aan de Bronckhorsten. Zij was zelfs nadere familie van Adriana Francoise van Bronckhorst dan de Lambert Fredrickszoon van Bronckhorst die Adriana in haar testament nadrukkelijk vermeldt als haar erfgenaam mocht haar jonge neefje Charles Francois Bourgoigne kinderloos overlijden. Het lijkt dan ook alsof Adriana met het benoemen van die verre neef Lambert als vervangend erfgenaam heeft willen voorkomen dat Maria Anna Scholastica aanspraken kon maken op haar erfenis op basis van nauwere bloedverwantschap. Die verwantschap is hieronder in een schema van erfopvolging weergegeven.
Uiteraard kon Adriana Francoise van Bronckhorst tijdens het opstellen van haar testament niet weten dat haar eerst aangewezen erfgenaam, haar jonge neefje Charles van Bourgoigne weliswaar een redelijke leeftijd zal bereiken (1660-1707) maar kinderloos zal sterven. Niettemin blijft het bijzonder dat het verre familielid Lambert Frederick van Bronckhorst en zijn broer Schelto Willemszoon in haar testament voorkomen en hun vader Willem Lambertszoon door Adriana als voogd over haar nagelaten goederen is benoemd omdat haar erfgenaam Charles Francois te jong was om er zelf over te kunnen beschikken.
Het ligt voor de hand dat Adriana, de twee broers Lambert en Schelto en hun vader Willem beter gekend heeft dan de verre familierelatie doet vermoeden. Willem Lambertszoon van Bronckhorst was heer van Oudorp, Gestel en Berlaer. Hij woonde niet ver van Antwerpen en is daar ook gestorven. Een andere aanwijzing is de inschrijving van beide broers in 1665 op de universiteit van Leuven. Zij woonden in de laatste levensjaren van Adriana dus op een redelijke reisafstand. En van Lambrecht weten we dat hij een kleindochter van de beroemde schilder Pieter Paul Rubens trouwde en geruime tijd in Vlaanderen heeft gewoond.
De vrome vrijgezelle Adriana die het terugkerende drama van kinderloosheid onder haar voorouders Bronckhorst maar al te goed kende zal gehoopt hebben met specifieke benoemingen het Bronckhorstbezit veilig gesteld te hebben om met een gerust hart naar haar vurig aanbeden Schepper te kunnen afreizen. In die zin is het triest en tragisch te noemen dat er bijna 100 jaar na haar dood nog processen liepen over delen van haar nalatenschap!
De nalatenschap van Adriana Françoise van Bronckhorst
Na de dood van haar zus Maria Anna medio 1641 heeft Adriana een deel van haar nalatenschap ontvangen. Ondanks de beschikbaarheid van de vaste en zeer ervaren rentmeester van de Bronckhorstfamilie Johan Stoop heeft Adriana blijkbaar niet de intentie gehad om alles te behouden. Een jaar na het overlijden van zus Maria Anna verkoopt zij in Noordwijkerhout de Kuijckencamp, een weiland aan de Herenweg. Voor de bijna vier morgen ontvangt zij 2.500 gulden. Ook uit andere plaatsen zijn verkoopdocumenten bekend. Bijvoorbeeld uit Barendrecht, daar verkoopt rentmeester Stoop in 1649 namens Adriana drie partijen weiland, bij elkaar 8 morgen groot. De verkoop blijkt een onderhandse overeenkomst, in de formele overdracht wordt geen prijs genoemd. Wat Adriana met de opbrengsten van de verkopen heeft gedaan is onbekend. Wel staat vast dat in haar huis de nodige potjes met contante penningen zijn gevonden in allerlei muntsoorten. Zij had ruim duizend pond in huis op haar overlijdensdag.
Adriana overlijdt een klein jaar na het opmaken van haar testament. Een lijst met haar goederen die zij volgens het testament nog zou opstellen is helaas niet gevonden maar is er wel degelijk geweest. Er is sprake in haar nalatenschap van vier zelf geschreven codicillen. Zij woonde volgens de overlijdensregistratie in de Donderstraat in Gent en is begraven in een door haar zelf voorbereid graf in de kapel van het Heilige Graf, onderdeel van het klooster van de “Arme Clarissen van Sint Colette”. Dit gebouw is pas in juni 2022 door de kloosterzussen verlaten, of het graf nog bestaat is onbekend.
Adriana’s testament en toegevoegde codicillen bevatten instructies voor het onderhoud van het graf. Zij reserveerde onder meer een bedrag waarvan de rente gebruikt moet worden om altijd een lichtje bij haar graf te laten branden, in de door haar eerder geschonken zilveren lamp. Voor een ander bedrag moet op een vaste tijd een dienst ter nagedachtenis aan haar gehouden worden. Opvallend is dat Adriana bepaald heeft dat de nagelaten roerende goederen in haar huis zoals geld en juwelen door pastoor Peter Vermaet geïnventariseerd dienden te worden. Hij moest daarbij contacten onderhouden met de ontvanger van de belasting Joost van Nieuwenhuijzen, die de goederen zal taxeren. De inschakeling van de pastoor gaat haar zelfs zo na aan het hart dat zij voor Vermaat ook opvolgers benoemt en een procedure wie vervolgens nog aangesteld mag worden. Maar ook wat met het gereserveerde bedrag moet gebeuren mocht het branden van het lichtje en het houden van diensten door “veranderingen in troubele religieuze tijden” niet meer mogelijk zijn. Het geld moet dan naar “arme, deuglijke rooms katholieke huishoudens”.
Pastoor Vermaet is daadwerkelijk ingeschakeld hoewel zijn inzet van korte duur lijkt en de familie van de jonge erfgenaam Charles van Bourgoigne de touwtjes zelf in handen heeft genomen. Adriana had een voogd voor haar jonge neef benoemd met betrekking tot haar erfenis. Tot de leeftijd van 25 jaar is baron Willem Lambrechtszoon van Bronckhorst, neef van haar vader Willem, voogd en executeur testamentair. De moeder van de jongen, Maria Anna Scholastica van den Tymple, wordt door Adriana niet genoemd in haar testament maar speelt wel degelijk een rol bij de behandeling van de nalatenschap. En dat wordt zelfs een bepalende rol als voogd Willem Lambrechtszoon van Bronckhorst in 1671 overlijdt, slechts twee jaar na Adriana. Willem is waarschijnlijk direct opgevolgd door zijn zoon Lambert al is bewijs daarvoor niet gevonden.
De inventarisatie van de pastoor die uit een lange genummerde lijst bestond is voor een deel teruggevonden in notarisakten rond haar nalatenschap met taxatie van de belastingontvanger Van Nieuwenhuijzen. Helaas vinden we daarin geen verdere aanwijzingen voor de erfopvolging van haar lenen, zoals de heerlijkheid en het kasteel de Boekhorst. De lijst blijkt 100 jaar later tijdens processen voor de Hoge Raad overigens ook nog eens verdwenen. Of de bezitter kon of wilde in die periode de lijst niet meer overleggen gezien de spanning die de processen opleverden.
Om een indruk te geven van de nalatenschap van Adriana Françoise van Bronckhorst volgen wat voorbeelden uit de lijst, die alleen roerende goederen bevatte.
Lijstnr | Omschrijving |
Zilver- en goudwerk | |
17 | Een grote zilveren arm (kandelaar) |
19 | Een zilveren comfoor (theelichtje wrs) |
23 | Twee zilveren gelobde kandelaars |
24 | Twee grote zilveren gedreven kandelaars |
25 | Twee grote zilveren kandelaars |
33 | Een groot zilveren wijwatervat |
34 | Een “minder zilveren” wijwatervat |
36 | Een zilveren kommetje |
46 | Een zilveren forquet “langer als ordinair” (vork) en een zilveren lepel |
48 | Twee zilveren mosterdlepeltjes |
66 | Een gulden knop |
67 | Een gouden wapenring |
68 | Twee kristallen pendanten |
69 | Een goud geemailleerd doodshoofdje |
70 | Een gouden diamanten pinkring |
85 | Een gouden schakelketen |
86 | Een gouden geëmailleerde knop |
87 | Vier gouden geëmailleerde knoppen |
109 | Zeventig bloedstenen “reijers” |
110 | Enige agaatstenen |
Geen nr | In een tweede akte is sprake van een ijzeren koffertje met onder andere: |
Vier zilveren kandelaars met daarop het wapen van Bronckhorst | |
Twee zilveren mandjes met meibloemen versierd | |
Een zilveren bekertje met twee zilveren “ampillen” | |
Een wit satijnen “antependium” met een boord van rood fluweel; mogelijk had Adriana een huisaltaartje waar missen opgedragen werden; er is ook sprake van een “kasufsel” dus priesterkleding. | |
Een zilveren beker en een groot horloge | |
Geen nr | Ook worden nummerloos zes schilderijen of “conterfeitsels” genoemd: |
Van Willem van Bronckhorst, Adriana’s vader, op zijn doodsbed | |
Van Adriana’s moeder Maria van Warlusel op haar doodsbed | |
Een portret van Pieter van Bronckhorst “als hij nog jonckman was”; hij wordt beschreven als “broer”, maar Adriana had geen broer Pieter; mogelijk was dit Andries, de jong overleden broer, vandaar afgebeeld als jongman. Of het was haar grootvader Pieter | |
Twee schilderijen van Willem Charles Frans van Bourgoigne, graaf van Wacke | |
Een schilderij van de gravin vanWacke als weduwe; waarschijnlijk is dit Maria Anna van Bronckhorst, de zus van Adriana | |
Tenslotte in een derde akte: | |
75 | Een zak met honderd ponden in de vorm van pattacons (Albertusdaalders) |
77 | Een zak met tweehonderd ponden in de vorm van pattacons |
80 | Een zak met honderd ponden |
82 | Een zak met negentig ponden min acht schellingen |
85 | Een doosje met daarin “de boom van de genealogie van het huis Bronchorst” |
86 | Een zak met tweehonderd ponden in de vorm van pattacons |
91 | Nog een zak met tweehonderd ponden in de vorm van pattacons |
— | Zakken of bedragen in allerlei muntsoorten zoals “pistolen, halve pistolen, Franse cronen, dubbele ducatons, rozenobels, Albertinen, een Jacobus en een Hendricksjenobel” |
Potjes met geld, veel zilverwerk, wat goud en familiewapens, een genealogie en zes familieportretten, maar helaas geen enkele vermelding van de onroerende goederen die Adriana bezat, zoals haar leengoederen in Holland, Zeeland en Vlaanderen. Toch krijgen we daar een indruk van door de inhoud van een notarisakte uit 1731, dus ruim 60 jaar nadat Adriana gestorven is. Een deel van haar nalatenschap is in drie parten over de familie verspreid. Beter gezegd: is nooit definitief verdeeld. Het leidt vanaf begin 18e eeuw tot processen binnen de families Van Bronckhorst en Bourgoigne en aanverwanten en het leidt ertoe dat pas 100 jaar na Adriana’s dood definitief een einde komt aan iets wat je een adellijke rechtbanksoap zou kunnen noemen. Uit de notarisakte zijn hieronder wat relevante onderdelen gehaald met de marktwaarde waartegen zij in 1731 werden getaxeerd in Vlaamse ponden. Het betreft voornamelijk het Vlaamse onroerend goed.
Onderdelen van de nalatenschap van Adriana van Bronckhorst 1669 | Taxatiewaarde |
4 pachthoven in Gent | 2.170 ponden |
4 rentedragende kapitalen | 2.900 ponden |
3 gelegateerde renten in Gent | 583 ponden |
2 obligaties ten laste van de Graaf van Wacke | 2.166 ponden |
1 obligatie ten laste van de Baron van Warlusel | 100 ponden |
2 huizen in Gent | 2.233 ponden |
Achterstallige inkomsten Vlaamse leengoederen | 141 ponden |
Achterstallige Hollandse inkomsten, allodiale goederen en nog te ontvangen renten (waarover nog discussie gevoerd wordt) | 2279 ponden 78 ponden 471 ponden |
Achterstallige rente van de Graaf van Wacke over twee eerdere obligaties | 894 ponden |
Goud en zilver, gemunt en ongemunt waaronder de waarde van de Hollandse roerende goederen (waarover nog discussie gevoerd wordt) | 8.203 ponden |
Totaal | 22.221 ponden |
Af: Schulden van de Vrouwe van Vliet Waaronder 3 a 4 jaar huur van het huis en hof van Wacke voor 511 pond | 6.026 ponden |
Batig saldo | 16.195 ponden |
P.M. Bedrag voor opdragen missen in de kapel waar de Vrouwe begraven ligt. Onduidelijk is of dit nog bij haar leven bepaald en betaald is. | 500 gulden |
P.M. discussie over drie schilderijen die van grote waarde zouden zijn. |
De rentmeesters van de strijdende partijen proberen in 1731met elkaar tot een definitief te verdelen staat van goederen of bedragen te komen. Over sommige onderdelen wordt nog discussie gevoerd en we kijken dus naar een momentopname in de reeks processen. Interessant is dat in dit overzicht onder meer de bedragen voor het houden van missen worden genoemd en er sprake is van drie zeer waardevolle schilderijen. Het overzicht leert ons ook dat Adriana enkele jaren op het kasteel van Wacke heeft gewoond, waarvoor enkele erfgenamen nu alsnog 511 pond willen opvoeren om hun aandeel in de verdeelstaat op te kunnen hogen. Fraai staaltje familieliefde.
In de discussie is sprake van “Hollandse roerende goederen”, elders worden zij meubilaire goederen genoemd. Hiermee wordt met name het meubilair dat nog altijd op kasteel de Boekhorst stond bedoeld. Volgens een helaas onbekende bron zou dit rond 1740 weggehaald zijn en is men daarna begonnen met de afbraak van het kasteel, waarbij nog een wapenverzameling zou zijn gevonden in de kelder. De processen ondersteunen deze onbekende bron wat datering betreft. De meubelen stonden er nog in 1731 en pas bij een eerste uitspraak door de Hoge Raad van Mechelen zo’n acht jaar later kon worden begonnen met het weghalen van deze roerende goederen van Adriana Françoise van Bronckhorst uit het kasteel. Over een gevonden wapenverzameling wordt overigens niets gemeld.
De processen die in de 18e eeuw gevoerd werden betroffen voornamelijk de Vlaamse goederen van Adriana. Dat neemt niet weg dat ook over haar leengoederen, waaronder kasteel en heerlijkheid de Hooge en Laage Boekhorst discussie moet zijn ontstaan. Charles François Louis van Bourgoigne was haar enig erfgenaam en hij had al recht op de helft van de Boekhorst na het overlijden van zijn oma Maria Anna van Bronckhorst in 1642 en zijn vader Quillaume van Bourgoigne in 1667. De andere helft van Adriana kwam hem via testament toe maar de vermelding in het leenregister is op dit punt niet duidelijk. In 1670 wordt Charles genoemd als eigenaar van de Hooge en Laage Boekhorst maar komt ook Lambert Frederick van Bronckhorst in beeld, hij zou een helft toegewezen hebben gekregen. Hij wordt alleen niet met het jaartal van inschrijving in het register genoemd. Meest waarschijnlijk is dat gebeurd kort nadat Lambert Frederick de voogdij over Adriana’s nagelaten goederen heeft overgenomen van zijn vader Willem, die in 1671 was overleden.
Feit blijft dat de twee helften in 1713 weer samengevoegd worden en dan op naam komen van Maria Anna Scholastica van den Tymple, de hertrouwde weduwe van Quillaume Bourgoigne en moeder van Charles. Hoe dit mogelijk was is nog onderwerp van onderzoek, voorlopig houden we het hier op dat Maria Anna door haar familieverwantschap met Adriana Françoise van Bronckhorst een niet te negeren claim op het Boekhorstbezit kon maken. Waarbij veranderingen in de wettelijke voorschriften rond erfopvolging of nalatenschappen ook een rol kunnen hebben gespeeld.
Een nieuwe fase voor kasteel en heerlijkheid de Boekhorst
In een apart verhaal op deze website zal dus nog ingegaan worden op de periode 1670-1772 waarin kasteel en heerlijkheid de Boekhorst volledig eigendom wordt van de Vlaamse adellijke familie Merode Rubempré, terwijl andere delen uit de nalatenschap van Anna van Woerden van Vliet en haar erfopvolgers versnipperd raken. De periode waarin eigenaren van de Boekhorst nog daadwerkelijk op het kasteel gewoond hebben of er een emotionele band mee gehad hebben mogen we met de dood van Adriana Françoise van Bronckhorst in 1669 als afgesloten beschouwen.
En naast het aspect van emotionele binding met het kasteel in Noordwijkerhout is het goed om ook nog eens vanuit een heel andere invalshoek naar de teloorgang van de burcht te kijken. Door bijvoorbeeld de vraag te stellen hoe die toekomst er uit had kunnen zien als Anna van Woerden van Vliet niet haar zwager als erfgenaam had benoemd maar directere bloedverwanten zoals haar Haarlemse achterneven en -nichten Van Woerden van Vliet. Maar ook de vraag in hoeverre de geloofskwestie uit de late 16e eeuw van invloed is geweest op de keuze van deze tak van de Bronckhorstfamilie om zich in Vlaanderen te vestigen.
Het is moeilijk na te gaan welke leden van de families Van Woerden van Vliet en Van Bronckhorst katholiek gebleven zijn na de Reformatie of overgestapt zijn op de leer van Calvijn. Net zo lastig is het na te gaan of dezelfde families trouw waren aan de Spaanse koning of kozen voor de Opstand tegen deze vorst. De scheidslijnen in de religiekwestie en Opstand liepen dwars door families heen. Andries van Bronckhorst was Hoogheemraad van Rijnland en Meesterknaap van Holland. Als gereformeerd man was benoeming toch stukken eenvoudiger maar dat bewijst nog niet dat hij en Anna daadwerkelijk voor de nieuwe “ware christelijke religie” hadden gekozen. Over de vaders van dit echtpaar gaan verhalen wat hun keuze voor Opstand en/of kerk betreft. Floris van Woerden van Vliet zou volgens een bron het land ontvlucht zijn in 1572 en Pieter van Bronckhorst wordt genoemd als Leidse Glipper in datzelfde jaar. Bleven zij de Spaanse vorst en hun katholieke geloof trouw of wilden zij vooral het geweld uit de weg gaan? Bronnen kunnen ook bestaan uit roddels, afkomstig van mensen die er belang bij hadden dat deze mannen verdacht werden gemaakt.
Van Willem van Bronckhorst, zijn vrouw Maria Warlusel en hun twee dochters staat vast dat zij katholiek gebleven zijn. De vrijgezelle Adriana Françoise was een vrome vrouw met stevige banden met de katholieke kerk in haar woonplaats Gent. De woonplaats van deze Boekhorsteigenaren kan ingegeven zijn door een keuze voor vrije beleving van hun geloof in de Spaanse Nederlanden en/of het afwijzen van de Opstand en het daarmee gepaard gaande geweld. Maar de keuze voor Gent als woonplaats kan ook op heel praktische basis zijn genomen zoals het vinden van geschikte huwelijkskandidaten. Of omdat het simpelweg de regio was waar men het meeste bezit had en de adellijke stand minder aan invloed had hoeven inbinden.
Meest opmerkelijk feit is dat Willemina, de zus van Willem en Andries van Bronckhorst trouwde met Lodewijk del Rio, een Spaans edelman die volgens diverse bronnen deel uitmaakte van de gehate Raad van Beroerten of Bloedraad van Alva maar ook van de Geheime Raad, een adviesorgaan van de Spaanse koning Filips de Tweede. Willem van Bronckhorst reserveert in zijn eerste testament van 1595 een bedrag van 900 pond voor Maria del Rio, de dochter van Lodewijk en Willemina. En Maria Anna Scholastica van den Tymple is een kleindochter van deze Maria en dus een achterkleinkind van Lodewijk de Rio en Willemina van Bronckhorst.
Tijdens de eerste helft van 80-jarige oorlog was de verwarring over wie wat steunde groot. In plaats van zwart-wit was er vooral veel grijs gebied. Neutraal blijven stond gelijk aan koorddansen. Bovenstaande gegevens neigen naar de conclusie dat de familie Van Bronckhorst de Reformatie en Opstand heeft willen ontlopen door zich op Vlaanderen te richten. Maar helaas zijn er geen documenten gevonden die duidelijkheid geven over deze blinde vlek in de geschiedenis van kasteel de Boekhorst. Het onbewoond raken van het kasteel na de dood van Anna van Woerden van Vliet vormde de inleiding tot het verval en de uiteindelijke afbraak van deze imposante burcht.
Voor genealogische gegevens in dit verhaal is gebruik gemaakt van diverse internetbronnen, waar mogelijk geverifieerd en aangevuld met data uit de eigen verzameling documenten. JD september 2022