De lange geschiedenis van boerenlocatie Alkemade aan het Westeinde
De geschiedenis van boerderij Alkemade aan het Westeinde of Buurweg gaat ver terug. Van de 80-100 boerenlocaties die Noordwijkerhout altijd gekend heeft zijn vele gedurende korte of lange periode bezit geweest van buitendorpse eigenaren. Die lieten ook vaak boerderijen omvormen tot hofsteden waar zij zelf een verblijf of ‘heerenhuijs” hadden. En in enkele gevallen moest de boerderij geheel wijken voor een nieuwe buitenplaats. Maar Alkemade behoort tot een select groepje boerderijen die altijd bewoond zijn door Noordwijkerhoutse boerenfamilies, meestal als eigenaar, in enkele gevallen als pachter.
Complete gegevens over eigenaren, gebouwen en landerijen dateren van begin 17e eeuw, maar Alkemade kent met de andere bouwmanslocaties aan de “Buurweg of Groeneweg” een veel oudere geschiedenis, heeft middeleeuwse wortels. Bijzonder in het geval van Alkemade is dat we ook de 15e en 16e eeuwse eigenaren kunnen aantonen. Want hoewel de boerderij zelf geen bezit van de abdij Leeuwenhorst is geweest geven de overzichten van de abdij hun namen prijs als pachters van landerijen rond de woning Alkemade. Die namen komen we ook tegen in een bonus voor het onderzoek, de beschrijving van een proces uit 1615-1620 rond een pad naast Alkemade dat toegang gaf tot de landerijen erachter. Zo’n tweede bron als controlemiddel is zeldzaam.
Alvorens in te gaan op de bewonersgeschiedenis eerst wat informatie over de naam zelf. Niet alleen de boerderij droeg Alkemade als naam, ook twee van oorsprong Noordwijkerhoutse families dragen die naam, hoewel zij verschillende stamvaders kennen. De naam verwijst naar het Zuid-Hollandse dorp of gebied als de bakermat van het aloude adellijke geslacht van de Van Alckemades. Volgens onderzoeker de heer Kort kreeg deze familie al voor de 13e eeuw het zogenaamde Tiendrecht toegewezen voor een rechthoekig gebied ten westen van het Westeinde, begrensd door de Duinsloot en Schulpweg. Ten oosten van ditzelfde Westeinde lagen de Molentienden. Het eeuwenoude Tiendrecht is pas begin 20e eeuw opgeheven.
De adellijke heren Van Alckemade konden jaarlijks aanspraak maken op een Tiende deel van de opbrengst van de landerijen in dit gebied. De Van Alckemades verkochten hun recht volgens onderzoeker Kort rond het jaar 1200 aan het klooster van Egmond, die het vier eeuwen later moest afstaan aan de overheid als uitvloeisel van de Reformatie. Eigenaren van een perceel waarop een Tiendrecht gevestigd was konden dit afkopen, maar betaalden dan een veelvoud van het jaarlijkse bedrag. Afkoop is gedurende de eeuwen regelmatig gebeurd maar toch vonden er in Noordwijkerhout nog tot in de 20e eeuw openbare veilingen plaats van percelen waar het Tiendrecht op gevestigd was.
Note juli 2022: overigens bestaat ook de mogelijkheid dat de adellijke familie die door Kort genoemd wordt als oorspronkelijke eigenaren van het Tiendrecht hun achternaam juist ontleend hebben aan dit stukje Noordwijkerhout. Gezien echter de naam van het gebied Alkemade elders in Zuid-Holland ligt dit minder voor de hand. Het blijft een kip-ei kwestie. De Noordwijk(erhout)se familie Alkemade dankt in ieder geval haar naam aan het gebied.
Gezien de ouderdom van het recht waar de naam Alckemade aan verbonden is gebleven mogen we ervan uitgaan dat zowel de boerderij als de twee familietakken hun naam aan het Tiendeblok ontlenen. De twee families hebben verschillende stamvaders, die zover we kunnen nagaan niet verwant zijn. In de tijd dat deze twee families aan het Westeinde kwamen te wonen en dus aan de rand van de Alckemade Tienden is de achternaam aan hen verbonden.
Bewonersgeschiedenis tot 1618
We zouden dit overzicht kunnen beginnen met een zekere Sijmon Jan Roelofszoon, die al vanaf 1427 genoemd wordt maar het pachtersoverzicht van Leeuwenhorst is niet 100% duidelijk op het punt of dit dezelfde Sijmon Roelofszoon is waarmee het onderstaande overzicht begint..
De oudste bekende bewoners/eigenaren van Alkemade.
Jaar | Eigenaar/bewoner |
Tot 1484 | Sijmon Roelofszoon (mogelijk al vanaf 1427) |
Tot 1512 | Gerrit Dirkszoon “Langeveld”. Zijn zoon Sijmon wordt als eerste onder de naam Alckemade vermeld. |
Tot 1527 | Lange Trijn, weduwe van Gerrit Dirkszoon |
Tot 1572 | Sijmon Gerritszoon. Hij wordt al met de naam Alckemade aangeduid; zijn broer Anthonis pacht samen met hem landerijen. |
Tot 1590 | Claas en Cornelis Sijmonszonen van Alckemade. |
Vanaf ca 1590 tot 1615; | Dirck Martijnszoon tot 1606 en van 1606-1615 zijn weduwe Teuntje Hendriksdochter |
De vetgedrukte bewoners behoren tot de eerste familie met de achternaam (Van) Alkemade. De nazaten van Gerrit Dirckszoon van Langevelt die deze achternaam meekregen stonden lange tijd ook bekend onder de bijnaam “But(h)”. Zij verlieten eind 16e eeuw boerderij Alkemade, maar de familie is in de regio blijven wonen en vormt een tak in menige lokale stamboom.
Na het vertrek van de Alckemade/But-familie rond circa 1590 wordt de boerderij door de nieuwe eigenaar Dirck Martijnszoon uit Warmond verpacht aan Pieter Janszoon Sloube en daarna aan Dircks zwager Andries Janszoon.
Rond 1612 komt een lid van de andere, tweede familie met de achternaam Van Alckemade op de boerderij wonen. Cornelis Corneliszoon van Alckemade (Outge) is eerst een paar jaar pachter maar vanaf 1615 eigenaar. Hij werd geboren op steenworp afstand, op de locatie de Mariahoeve. Vanaf de tweede helft 16e eeuw komen we zijn voorouders al prominent tegen in Noordwijkse en Noordwijkerhoutse archieven als bewoners van de Buurweg of Westeinde. Ook zij droegen al vroeg de achternaam Alckemade als verwijzing naar hun woonplek bij het Alkemade Tiendblok. Complicerende factor is het veelvuldig voorkomen van de voornaam Cornelis in deze familie, het valt niet altijd mee om de vele “Kees-sen” uit elkaar te houden. Dat vonden de dorpelingen waarschijnlijk ook vandaar bijvoegingen als “de Graaf”, “de Oude” (“Outge”) en “de Jonge”.
IJsbrant Claeszoon “Volk” en zijn zoon Cornelis zijn stamvaders van zowel een Alckemade- als Duijndamfamilie in onze regio. De Duijndamfamilie dankt aan haar naam aan de woonlocatie “aen Duijndam”, de Alckemadefamilie aan het feit dat nazaten van deze stamvaders verhuisden naar het Westeinde, locatie “Mariahoeve”, pal aan het Alckemade Tiendblok.
Stamvader Cornelis IJsbrant Claeszoon Volk en zijn vader wonen vanaf de tweede helft van de 15e eeuw aan de Duindamse Slag. Van Cornelis IJsbrants zijn twee zonen bekend uit archiefmateriaal, IJsbrant en Bartholomeus. Zij worden boer aan het Westeinde in Noordwijkerhout. De laatste leren we vooral kennen als “Mees Corneliszoon in de Sack”, een verwijzing naar zijn woning boerderij De Groote Sack nabij de Mollemanslaan, het Z-vormige gedeelte in het Westeinde. Zijn broer IJsbrant betaalt vanaf 1543 de Tiende Penning over de huurwaarde van een woning die we als de Mariahoeve localiseren. Tien jaar later volgt bevestiging van deze locatie via een nieuwe 10e penning document. Cornelis is buurman van zijn broer Mees op een “ eigen woning met 14 morgen en 1½ hond” aan landerijen. Hij pacht flink wat bij. Zijn andere buur is Hendrick Janszoon, waarvan we aan kunnen tonen dat hij op boerderij Westerhout woonde.
IJsbrant op de Mariahoeve krijgt een zoon Cornelis, die met Maritje Cornelisdochter van der Fits trouwt. Dit echtpaar krijgt zover bekend tien kinderen, die stevige takken aan de stamboom (Van) Alckemade zullen vormen. Cornelis IJsbrantszoon van Alckemade overlijdt in 1619. Weduwe Maritje Cornelisdochter blijft op de boerderijlocatie “Mariahoeve” wonen. Hun zoon Cornelis Corneliszoon “Outge” woont dan al enkele jaren op boerderij Alckemade.
De uitpadkwestie.
Cornelis Corneliszoon Alckemade “Outge” koopt in 1615 boerderij Alkemade van de erven van Dirck Martijnszoon. Dankzij een proces dat Cornelis Outge voert tegen de regenten van het Heilige Geesthuis uit Noordwijk hebben we een waardevolle informatiebron voor de situatie begin 17e eeuw. Het proces betreft het uitpad dat de regenten claimen als verpachters van een stuk grond dat deze charitatieve instelling in bezit heeft en gelegen is ten noordwesten van boerderij Alkemade. In het archief van Noordwijk is een uitgebreide beschrijving van het proces te vinden en als we het jaartal wegdenken zou het besproken verschil van mening naadloos in onze tijd passen. Het geclaimde uitpad op de Buurweg of Westeinde ligt vlak naast de boerderij, aan noordoostelijke zijde.
Cornelis Outge start dit proces kort na de aankoop van Alkemade. Hij stelt dat het uitpad aan de westzijde van de verpachte weilanden ligt en daarmee uitkomt aan de duinkant, bij de boerderij van Van Meetkerken die wij kennen als de Witte Raaf. In de processtukken zijn enkele verklaringen te vinden van eerdere pachters van het stuk grond van de Heilige Geest Armen. Door hun beschrijvingen vinden we bevestiging voor de namen van bewoners van boerderij Alkemade.
Vervolg overzicht eigenaren: Alkemade vanaf 1615 tot 20e eeuw.
Jaar | Eigenaar |
1615 | Cornelis Corneliszoon van Alckemade of Cornelis “Outge” |
1658 ca | Neeltje Adriaensdochter, weduwe Cornelis Corneliszoon van Alckemade |
1679 | Dirck Corneliszoon van Alckemade |
1688 | Cornelis Dirkszoon van Alkemade (erft deel van zijn moeder) |
1696 | Cornelis Dirkszoon van Alkemade (erft overig deel na dood van zijn vader) |
1737 | Alida Cornelisdochter van Alkemade |
1742 | Pieter van der Schelling, weduwnaar van Alida van Alkemade |
1751 | Erven Pieter van der Schelling en Alida van Alkemade |
1757 | Annetje Woutersdochter Alphijn |
1763 | Cornelis Duijndam |
1772 | Cornelis Janszoon de Lie |
1794 | Erven Cornelis de Lie |
1828 | Pieter de Lie (als laatste van de gezamenlijke erfgenamen De Lie) |
1830 | Klaas Verdegaal |
1848 | Antje Japiksdochter Zeestraten, weduwe van Klaas Verdegaal |
1860 | Nicolaas Hogervorst |
1909 | Engelbertus Hogervorst |
Uitwerking eigenaren
1. Vanaf 1615: Cornelis Corneliszoon van Alckemade “Outge” ca 1588-1659
Cornelis Outge is getrouwd met zijn achternicht Neeltje Adriaensdochter. Zij is dochter van Dieuwertje van Alckemade en Pieter Adriaenszoon. Haar opa is Mees Corneliszoon van Alckemade, alias Mees Corneliszoon in de Sack. In 1621 wordt Cornelis Outge genoemd als kerkmeester van de parochiekerk van Noordwijkerhout. Volgens het belastingregister van het Hooftgelt 1623 heeft het echtpaar Cornelis Outge en Neeltje Adriaensdochter dat jaar zes thuiswonende kinderen: Bartholomeus, Adriaen, IJsbrant, Dirck, Cornelis en Joosje. Inwonend “jongwijf” is Marijtje Cornelisdr.
Het overlijdensjaar van Cornelis Corneliszoon Outge valt niet af te leiden uit de vermelding van zijn nalatenschapsverdeling in de zogenaamde Rinse Penningen, het vermelde jaar is 1675. Maar in een document uit 1659 is al sprake van de erfgenamen van Cornelis Corneliszoon Outge. Het jaar van overlijden ligt dus voor 1660. Weduwe Neeltje overlijdt zo’n twintig jaar na hem in 1679 waarna de “finale” boedelscheiding plaatsvindt. Deze is niet alleen terug te vinden in notarisakten maar ook uitgebreid beschreven in boekvorm door haar kleinzoon Cornelis Dirkszoon van Alckemade. Hierin vinden we het door Cornelis Outge aangekochte bezit in detail terug met zeldzame tekeningen en namen van de weilanden en het geestland. Daaronder namen als de Oostkroft en Westkroft, de Voorhouter Morgen en De Loet. Namen die nog altijd voortleven. En een groot deel van de landerijen behoort anno 2021 nog altijd tot Alkemade!
In 1615 koopt Cornelis een woning als huis met barg en schuur alsmede 20 morgen 471 roe weiland in verscheidene partijen. Prijs is 10.250 gulden, voldaan met een schuldbrief. Het grootste deel van de genoemde percelen komt in omvang overeen met de opsomming uit de latere taxatie van dit bezit in 1742. Het huis met erf zijn groot 774 roe (Een Rijnlandse Roe is 14,2 m2). De weilanden zijn respectievelijk 869, 1442, 1291, 915, 827, 1180, 1636, 1252, 425, 288 en 772 Roe groot. De meeste weilanden dragen een naam. Tijdens zijn leven heeft Cornelis Outge nog enkele stukken land aangekocht en soms ook weer verkocht.
Kort na de aankoop tekent Cornelis bij de dorpsbestuurders en het Hoogheemraadschap protest aan tegen het gebruik van een uitweg naast zijn boerderij door pachters van een stuk grond achter zijn boerderij. In hetzelfde proces vinden we ook Garbrant Claeszoon terug, eigenaar van boerderij de Klijne Sack. Ook Garbrant heeft problemen met het gebruik van zijn erf als uitpad op de Buurweg of Westeinde. In beide gevallen hebben de zogenaamde Croosheemraden van het dorp het uitpad toegekend aan de pachters van weilanden in de Noordzijderpolder. Cornelis en Garbrant stellen dat dit uitpad aan de westzijde zou liggen, dus aan de duinkant. Het Hoogheemraadschap buigt zich als hogere instelling over de uitspraak van de Croosheemraden en voor zover op te maken valt uit het archief worden Cornelis en Garbrant in het gelijk gesteld.
De omschrijving van de woning in de boedelbeschrijving van 1680 luidt: een woning als huis, schuren, barge, bepotinge en beplantinge en diverse percelen land. Naast deze woning behoort tot het bezit ook een woning aan de Duindamse Slag, met 1314 roe land. Dit is een zeer oude en belangrijke boerenlocatie tegenover de parkeerplaats bij de Duindamse slag. Mogelijk droeg deze middeleeuwse boerderij de naam “Huize Langeveld”. Deze boerderij aan de duinkant was in 1651 door Cornelis Outge samen met zijn zwager Cornelis van der Spek aangekocht. Het aandeel van Cornelis van der Speck moet op zeker moment overgedragen zijn aan Cornelis Outge, vermoedelijk voor diens overlijdensjaar, dus voor 1659. Deze boerderij wordt later verkocht wordt door Dirck Corneliszoon van Alckemade aan de familie Van den Bosch (1689). Andere Noordwijkerhoutse families die er gewoond hebben zijn Van den Burg en Heemskerk.
De nalatenschap van Cornelis Outge en zijn weduwe Neeltje Adriaensdochter is prachtig beschreven door kleinzoon Cornelis Dirckszoon van Alckemade en vandaar hier uitgebreid besproken . De boedel wordt in mei 1680 verdeeld onder de drie kinderen van het echtpaar. Aangezien twee van de drie reeds overleden zijn gaat hun aandeel naar de kleinkinderen. Het betreft: Dirk Corneliszoon, Bartholomeus Corneliszoon (en zijn kinderen Cornelis, Jeroen, Hendrick en Dieuwertje) en IJsbrant Corneliszoon (en zijn kinderen Cornelis, Jannetje, Neeltje en Maritje)
Omdat de beschrijving van de verdeling uniek is vanwege de bijbehorende kaarten en namen van de weiland- en geestlandpercelen volgt hier een uitwerking.
Aanbedeling: 1. Dirk Corneliszoon van Alkemade A=Huis + erf aan Buurweg (boerderij Alkemade): 774 roe groot B=Weiland de Stevenskrogt, 869 roe, D= Geestland de Westkroft, in twee delen, samen 2436 roe (Dirk krijgt 1 deel) E= Geestland de Oostkroft, 1430 roe G =Weilland de Acht hond, 827 roe H=Weiland de Voorhouter Morgen, 579 roe N=Nog 6 morgen abdijland aan de Crayelaan M=Woning aan Duindam (Duindamse Slag), 1314 roe |
2. De kinderen van wijlen Bartholomeus Corneliszoon van Alkemade; tussen ( ) de verdeling onder de kinderen: C=Weiland de Langewey, 1291 roe (Hendrick) F= weiland de Negen hond, 915 roe, (Jeroen) O=Weiland de Domwey, groot 2110 roe, (Cornelis) P=Geestland de Loet, 1252 roe, (Jeroen) Q=Weiland 11 hond in Voorhout (Dieuwertje) R= De zeven hond in Voorhout (Cornelis) |
3. De kinderen van wijlen IJsbrant Corneliszoon van Alkemade (gezamenlijk) I+J=Weiland de Veertien hond, 1442 roe K=weiland de Boekhorst Croft, 700 roe L=Weiland 1 morgen achter de Boekhorst Croft D=Geestland de Westkroft, in twee delen, samen 2436 roe S= De gerechte helft in 12 morgen 276 roe in de Cleypoelpolder te Lisse. |
2. Vanaf 1680: Dirck Corneliszoon van Alckemade. Ca 1617-1696
Dirck Corneliszoon van Alckemade komen we in de archieven ook tegen als Dirck Corneliszoon Outge. Dit alias verwijst naar zijn vader, die meestal onder deze bijnaam vermeld werd. In 1653 koopt Dirck een huis en erf aan de Kerkstraat in Noordwijk-Binnen. Dirck is een jaar later in Warmond getrouwd met Aaltje Cornelisdochter Swanenburg; hij is bakker in Noordwijk. Van het echtpaar is maar 1 kind bekend, de latere notaris Cornelis Dirkszoon.
Dirck Outge erft de boerderij Alckemade, enkele landerijen maar ook de boerderij “aan Duijndam”. Deze laatste boerderij met 1314 RR land zal hij verkopen in 1689. Waarschijnlijk heeft bakker Dirck na zijn jeugd nooit meer zelf op boerderij Alckemade gewoond, en zijn geerfde bouwmanswoning verpacht. Uit de Schotponden Noordwijkerhout van 1683 maken we op dat Sijmon Janszoon Achthoven pachter is van de boerderij. En in 1715 wordt Sijmons weduwe nog genoemd in de Schotponden van dat jaar. Zij komt echter weer niet voor in het pachtersoverzicht dat Cornelis Dirkszoon Alkemade begin 18e eeuw heeft opgesteld. De boerderij Alkemade is in 1688 voor de helft overgedragen aan Cornelis, de zoon van bakker Dirck. Hij heeft dat jaar het erfdeel van zijn moeder op naam gekregen en in 1696 ontvangt hij na de dood van zijn vader Dirck ook de andere helft van dit bezit. Dirck van Alkemade ligt begraven in de oude Jeroenskerk, waar zijn grafsteen nog altijd te vinden is.
Cornelis Dirkszoon van Alkemade beschrijft (ca 1725) de dood en begrafenis van zijn vader Dirck in 1696, die begraven is in de Jeroenskerk “onder het orgel in graf 9, gedekt met een vierkante blauwe steen.
3. Vanaf 1688/1696: Cornelis Dirckszoon van Al(c)kemade 1654-1737.
De bekendste telg uit het besproken Alckemadegeslacht is Cornelis Dirkszoon. Enerzijds door zijn rol als notaris te Leiden en Rotterdam en anderzijds door zijn passie voor het verzamelen van historisch materiaal waarmee hij in zijn tijd landelijke bekendheid opbouwde. De bakkerszoon Cornelis studeerde rechten aan de universiteit van Leiden en werkte enige tijd bij de Leidse notaris Paeds. Hij trouwde diens dochter Elisabeth en nam het notariaat van zijn schoonvader over. Het huwelijk met Elisabeth was van korte duur door haar vroege overlijden. Cornelis hertrouwde met Johanna Riemer in 1682. Hij verhuisde naar Rotterdam. Daar vond hij tijd voor zijn passie voor oudheden. Van Cornelis zijn diverse werken bekend, waaronder boeken over de abdij Leeuwenhorst en zijn voorouderlijk bezit. Zijn werk wordt door historici vaak aangehaald.
Cornelis en Johanna krijgen vijf kinderen, hij beschrijft hun geboorte in zijn familiegenealogie. Maar vier kinderen sterven kort na geboorte of op jonge leeftijd. Alleen oudste dochter Alida bereikt de volwassen leeftijd. Zij trouwt met Pieter van der Schelling, die de belangstelling voor het verleden met schoonvader Cornelis deelt en met hem zal samenwerken. Als Cornelis overlijdt in 1737 erft Alida zijn bezittingen in Noordwijkerhout en Noordwijk, die door Cornelis uitgebreid zijn met enkele landerijen in de omgeving, waaronder het weiland de Langeweij van zijn neef Hendrik Bartholomeuszoon Alckemade maar ook een perceel van 700 RR land aan de Crayelaan dat hij kocht van Jan Arijszoon van Duijvenvoorden. Dit laatste perceel wordt uitgebreid beschreven door Cornelis in zijn boekje over het familiebezit.
Op zoek naar een mogelijke verwantschap van zijn voorouders met het adellijke geslacht Van Alckemade heeft Cornelis ook een familiestamboom opgezet, waarin overigens met de kennis van nu enkele fouten aantoonbaar zijn. Zo meldt hij over de jong overleden Joosje van Alckemade dat zij getrouwd was met Jan Puijck (van Velsen), terwijl zij in feite getrouwd was met Thielman van den Bergh en van haar twee kinderen Pieter de volwassenheid bereikte. (Als nazaat van deze Thielman en Pieter Thielmanszoon van den Berg kon ik het niet laten dit even recht te zetten… JD)
Cornelis Dirkszoon koesterde zijn Noordwijkerhoutse bezit; dat blijkt wel uit het feit dat hij het in detail beschreven heeft in een boekje met unieke tekeningen van een deel van de Noordzijder polder. Maar Cornelis heeft nooit op de boerderij gewoond. Hij beschrijft de pachters van de landerijen, al wordt uit zijn beschrijving niet duidelijk welk van de pachters de boerderij bewoonden, want er is enige overlap in de verhuur van de landerijen en woning. Ook sluit het niet geheel aan op informatie uit Noordwijkerhoutse archieven.
Sijmon Janszoon Achthoven pachtte volgens Cornelis tussen 1680 en 1701 van vader Dirc Alckemade de boerderij met circa 20 morgen land voor ruim 300 gulden. Na hem is Jan Dirkszoon Warmenhoven pachter gedurende 6 jaar. Cornelis van Alckemade is inmiddels zijn vader opgevolgd en rekent Jan Warmenhoven 445 gulden voor de pacht.
Van 1699 tot 1704 is Pieter Leenderszoon van der Plas pachter van 19 morgen land voor 350 gulden per jaar. Hij huurt ook nog voor 54 gulden de “9 hond” en de ruim 1200 Rijnlandse Roe van het geestland “De Loet”, een driehoekig perceel, recht tegenover de boerderij aan de Slimme Weg.
Van 1707 tot 1716 pacht Sijmon Pieterszoon Heemskerk 24 morgen land voor 380 gulden per jaar. Vanaf 1716 is Pieter Jeroenszoon Steenvoorden pachter, hij betaalt circa 350 gulden per jaar voor 24 morgen aan landerijen. Cornelis van Alkemade noemt geen einddatum, maar uit de Noordwijkerhoutse verpondingen van 1733 blijkt dat Pieter Jeroenszoon dat jaar nog altijd pachter is en weten we zeker dat dit ook de woning betreft. Cornelis vermeldt ook een detail: in 1723 mag Pieter een karnmolen bouwen op kosten van zijn pachtheer, maar is zelf verantwoordelijk voor reparaties en betaalt voor de karnmolen 10 gulden huur per jaar extra.
4. Vanaf 1737: Alida Cornelisdochter (van) Alkemade 1683 – 1742
Alida van Alkemade heeft het grootste deel van haar leven in Rotterdam gewoond. Bij haar geboorte op 4 november 1683 en doop op de 13e daarna zal opa Dirck nog als getuige optreden. Alida trouwt met Pieter van der Schelling, met wie haar vader zal samenwerken aan historisch onderzoek. Als Alida in 1742 overlijdt wordt op verzoek van de secretaris van Rotterdam het Noordwijkerhouts bezit getaxeerd, dat zij vijf jaar eerder van haar vader Cornelis heeft geërfd.
De schepenen van Noordwijkerhout mogen alleen het in dat ambacht liggende onroerend goed taxeren, een vergelijkbaar verzoek is ook aan het ambacht Noordwijk gedaan, omdat er in het gebied de Nes, tussen zeeduin en de Duinsloot nog verschillende landerijen tot het familiebezit behoorden.
Het in Noordwijkerhout liggende land is totaal 15 morgen en 155 roe groot. Wat de waarde betreft is de indruk dat door de dorpsbestuurders conservatief is getaxeerd, niet ongewoon in die tijd. Als hetzelfde onroerend goed verkocht wordt ligt de waarde vaak hoger.
Het verzoek tot taxatie is afkomstig van de secretaris van de stad Rotterdam, waar het echtpaar Alida en Pieter woonde. Taxaties waren nodig voor de verrekening van de “20e penning ten behoeve van het gemeene land”, een vorm van successierecht, slechts 5 %. Er wordt als volgt getaxeerd: |
Huis + erf: 774 roe groot, 200 gld Weiland de Stevenskrogt, 869 roe, 75 gld Weiland de Negen hond, 915 roe, 200 gld Weilland de Acht hond, 827 roe, 200 gld Geestland de Halve Westkroft, 1218 roe, 0 gld Geestland de Oostkroft, 1430 roe, 0 gld Weiland de Voorhouter Morgen, 590 roe, 125 gld Geestland de Loet, 1252 roe, 0 gld Weiland de Langewey, 1291 roe, 250 gld |
De belastbare waarde betreft de helft van de totale prijs (Alida’s helft). Opvallend is dat enkele grotere percelen land op “nihil” worden getaxeerd. Dit betrof geestland dat aan de oostzijde van de boerderij lag, tussen Buurweg/Westeinde en Gooweg (samen 3.900 roe = 6 ½ morgen of 5 bunder, 400 roe). Ook bij verkoop van de naastgelegen boerderij Westerhout midden 18e eeuw zien we dit verschijnsel: percelen geestland in hetzelfde gebied die blijkbaar weinig waarde hadden en derhalve niet verkocht worden.
5. Vanaf 1742: Pieter van der Schelling 1691 – 1748
Pieter van der Schelling heeft het historisch onderzoekswerk van zijn schoonvader Cornelis van Alckemade voortgezet. Na de dood van zijn schoonvader in 1737 erft hij diens collectie boeken en manuscripten. Van der Schelling publiceerde vooral bronnen en geschriften van anderen, die hij dan voorzag van opmerkingen of kanttekeningen.
Pieter van der Schelling overlijdt in 1748, zo’n zes jaar na zijn vrouw Alida. Zijn erfgenamen behouden nog zes jaar het boerenbezit in Noordwijkerhout en omgeving. De collectie historisch materiaal van Alkemade/Van der Schelling wordt gedeeltelijk verkocht. Het resterend deel van een in oorsprong imposante verzameling blijft behouden en was rond 1830 nog in het bezit van de familie Van Vollenhoven, die in 1848 dit archief laat veilen. De catalogus van deze veiling is bewaard gebleven.
6. Vanaf 1748: Erven Alida van Alkemade en Pieter van der Schelling
Verkoop in 1757, zo’n 9 jaar na het overlijden van Pieter. Erfgenamen zijn Hendrik, Johanna en Geertruyd van der Schelling, broer en zusters van Pieter. Er zijn blijkbaar geen kinderen van Pieter en Alida die erven! Via de zus van Pieter, Johanna van der Schelling komt het bovenbeschreven archief van Cornelis van Alkemade en Pieter van der Schelling dan ook bij haar nazaten, de familie Van Vollenhoven terecht. De internetvermelding (o.a. Wikipedia) dat onze bekende tijdgenoot Pieter van Vollenhoven een rechtstreekse afstammeling van Cornelis van Alckemade zou zijn is gebaseerd op een misverstand.
7. Vanaf 1757: Annetje Woutersdochter Alphijn 1683-1763
Annetje Alphijn is “bejaard geestelijk dochter” of “clopje” uit Noordwijk. Zij woonde daar in de Voorstraat en had vermoedelijk een winkeltje. Haar vader is Wouter Corneliszoon Alphijn, haar moeder Neeltje IJsbrantsdochter van Alckemade. Enkele percelen land aan het Westeinde werden voor een deel gebruikt door Wouter Corneliszoon Alphijn. Hij gebruikte onder andere de helft van de Westkroft, de Boekhorstkroft en de Veertienhond. De overgrootvader van Annetje is Cornelis Corneliszoon van Alckemade (Outge). Anna had dus zeker een binding met deze landerijen. Dat een ongetrouwd winkelierster uit Noordwijk een flinke boerderij aankoopt valt te plaatsen als men realiseert dat zij een achternicht was van Alida van Alkemade en aangezien deze Alida geen ervende kinderen had is mogelijk door de erfgenamen van haar man Pieter van der Schelling besloten de boerderij “in de familie Alkemade” te houden. Maar of eerdere testamentaire instructies of bepalingen daadwerkelijk een rol gespeeld hebben valt te betwijfelen want de erfgenamen van Pieter en Alida hebben na Pieters dood in 1748 negen jaar de tijd genomen om de boerderij over te dragen.
Door de erfgenamen van Pieter van der Schelling wordt in 1757 Alkemade verkocht aan Annetje met de volgende beschrijving van het geheel, bestaande uit een partij land van 6 morgen 482 roe in Noordwijk en een huismanswoning met schuur, stalling, twee hooibergen en erf met 15 morgen 129 roe aan bijbehorend land in Noordwijkerhout. De boerderij is dus nog altijd zo’n 22 morgen groot en wordt ten tijde van de verkoop gehuurd door Cornelis Jansz. de Lie. Annetje koopt de boerderij voor 1000 gulden; 840 gulden voor het Noordwijkerhoutse deel, 160 gulden voor de Noordwijkse percelen land.
8. Vanaf 1763: Cornelis Duijndam
Na de dood van Annetje Woutersdochter Alphijn behartigen enkele aangewezen personen haar nalatenschap en zij besluiten boerderij Alkemade te veilen, opgedeeld in 3 kopen. Het huis van Annetje in Noordwijk wordt apart verkocht.
Het verslag van de veiling laat leuke details zien over het verloop van de biedingen. Aanvankelijk wordt de boerderij in drie kopen verdeeld, maar de biedingen van o.a. Pieter van den Berg worden gerestitueerd, vermoedelijk omdat een zogenaamde ophoudprijs was afgesproken met de verkopers. Na combinatie van drie kopen tot één koop wordt Cornelis Duijndam uit Noordwijk eigenaar voor een bedrag van 1650 gulden. De koopprijs is 1650 gulden. Uit de akte blijkt dat Cornelis Janszoon de Lie huurder is tot 1768 en waarschijnlijk ook nog vier jaar langer. Saillant detail is dat dezelfde Cornelis de Lie borg is voor koper Cornelis Duijndam. Helaas valt uit de documenten niet af te leiden met welke Cornelis Duijndam we hier precies te maken hebben. Hij betaalt de koopprijs contant. Overigens hadden de Noordwijkerhoutse schepenen datzelfde jaar de boerderij met ca. 22 morgen aan landerijen getaxeerd op slechts 1000 gulden.
9. Vanaf 1772: Cornelis Janszoon de Lie (ovl-1794)
In 1772 wordt pachter Cornelis Janszoon de Lie eigenaar van de huismanswoning Alkemade zijnde een huis, schuur, stalling, twee hooibergen en erve met 15 morgen 129 roe aan bijbehorend landerijen en nog ruim 10 morgen land dat in Noordwijk ligt. Koopprijs voor het geheel is 2200 gld; betaald wordt 500 gulden contant en 1700 gulden in een schuldbrief. Saillant detail is dat Cornelis de Lie 650 gulden (ca 30%) meer betaalt dan 9 jaar eerder door Cornelis Duijndam werd afgedragen, terwijl hij voor diezelfde Cornelis Duijndam borg stond!
Cornelis de Lie was in 1768 al pachter van boerderij en landerijen en is dat waarschijnlijk in de jaren erna gebleven, ook al werd Cornelis Duijndam eigenaar.
In 1793, een jaar voor zijn dood, sluit Cornelis de Lie nog een hypotheek af voor 1000 gulden met Alkemade als onderpand. Dat was niet zijn eerste lening want 9 jaar eerder leende hij 2000 gulden bij Jan Meeszoon van Bourgondien van boerderij Groenewege. Vermoedelijk heeft hij deze lening in 1793 moeten terugbetalen aan de erven van Jan Meeszoon, die in 1784 was overleden, maar om wiens nalatenschap bijna 10 jaar lang gestreden is. De nieuwe lening van 1793 is dus afgesloten om de erfgenamen uit te betalen, maar bedroeg nog maar de helft van het oorspronkelijke leenbedrag. Cornelis had dus inmiddels zelf wat kapitaal opgebouwd, hetgeen ook blijkt bij zijn overlijden in januari 1794, hij wordt begraven in de klasse van 3 gulden; de meeste Noordwijkerhouters vonden pro deo hun laatste rustplaats.
10. Vanaf 1794: Neeltje Steenvoorden, weduwe Cornelis de Lie
Met haar drie kinderen zal weduwe Neeltje Steenvoorden het werk van haar man Cornelis de Lie overnemen en voortzetten tot circa 1815.
11. Vanaf ca. 1815: Pieter de Lie (tot 1826/1828 met broer en zuster) 1765-1839
Na het overlijden van zijn moeder Neeltje Steenvoorden neemt Pieter met broer Jan en zuster Jannetje de boerderij over en laten zij in 1815 hun testament opstellen bij notaris Roskes in Leiden. Broer Jan en zus Jannetje overlijden in 1826 en 1828 waarna Pieter enig eigenaar is, samen met zijn vrouw Geertruida Leijten. In 1830 besluit Pieter de boerderij te verkopen, eigenaar wordt Klaas Verdegaal. De omvang van de boerderij is groter dan bij de aankoop door vader Cornelis Janszoon en bedraagt na de invoering van het metrieke stelsel ruim 27 hectare (31 morgen). Pieter is mogelijk na de verkoop nog enige tijd op de boerderij blijven wonen. Aanwijzing hiervoor is dat Geertruida Leijten bij haar overlijden in 1835 nog altijd wordt aangegeven als woonachtig in huis 44, het huisnummer van Alkemade in dat jaar. Pieter doet zelf aangifte van het overlijden van zijn vrouw en wordt nog steeds omschreven als bouwman. Pieter de Lie overlijdt zelf in 1839 in het huis nummer 74 en dat is het nummer van een huis aan de ’s-Gravendam(se Weg), vlak naast de Maandagse Wetering. Pieter kocht dat huis in 1829, dus vlak voor de verkoop van Alkemade aan Klaas Verdegaal.
12. Vanaf 1830: Klaas Verdegaal 1775-1848
Klaas Verdegaal, getrouwd met Antje Japiksdochter Zeestraten koopt in 1830 boerderij Alkemade van Pieter de Lie, koopprijs is 8200 gulden. De boerderij die in totaal ruim 27 hectare groot is, wordt als volgt omschreven: ”Een bouwmanswoning, gemerkt met nummer 44, genaamd Alkemade met twee vijfroeden hooibergen, schuur waarin wagenhuis, paardenstal en varkenshok, benevens verder getimmerte, erf en werf, boomgaard en verschillende partijen wei- of hooiland, benevens enige teeltkrochten en boshakhout, alles staande en gelegen aan de Buurweg in de Noordzijder in de gemeente Noordwijkerhout op de kadastrale legger van dezelfde gemeente bekend in sectie D, nummers 33,34,53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 72, 73, 74, 75, 76,77, 78 (huis), 79, 80, 81, 82, 103, 104, 105, 204, 205, 206 en 207 en in sectie E nummers 54, 55, 56 en 56bis”. Samen groot ruim 27 hectare. Alle landerijen die in de verkoopakte onder nummer vier van de onroerende goederen zijn opgenomen liggen volgens de akte in de gemeente Noordwijkerhout. Voor één van de percelen geldt nog altijd een oude erfpacht van vier gulden ten behoeve van de Kerk van Noordwijkerhout.
13. Vanaf 1848: Antje Japiksdochter Zeestraten, weduwe Klaas Verdegaal 1775-1859
Na het overlijden van Klaas Verdegaal wordt op 26 april 1848 de boedel van het echtpaar beschreven. Weduwe Antje blijft achter met één nog levende dochter, Huberta die getrouwd is met Gerrit Hartveld. Daarnaast zijn erfgenamen de kleinkinderen van Klaas uit het huwelijk van Engel Hogervorst met dochter Cornelia Verdegaal. De kleinkinderen zijn Marijtje (13 jr), Klaas (9jr) en Gerrit (7jr) Hogervorst. De taxatie van de boedel wordt uitgevoerd door Cornelis van Saazen en Willem Heemskerk, bouwmannen uit De Zilk.
Naast de roerende goederen en boerderij Alkemade blijkt het echtpaar ook eigenaar van boerderij Druijvenstein in De Zilk, enkele partijen weiland in de omgeving en een door Klaas Verdegaal zelf opgerichte woning dicht bij boerderij Druijvenstein. De weduwe Zeestraten zal tot haar dood eigenaresse van de beschreven goederen blijven.
Pachter van Alkemade in die periode is Pieter Hendrikszoon Warmerdam, die mogelijk direct Pieter de Lie is opgevolgd. In 1856 houdt Pieter Warmerdam op Alkemade een veiling waarbij zijn gehele inboedel, vee en landbouwgereedschap verkocht worden.
1856 Detail uit de boedelveiling van pachter Pieter Warmerdam; terwijl zijn 15 koeien voor gemiddeld 125 gulden van de hand gaan betaalt koper Willem Hoog (boer/burgemeester van Noordwijkerhout) voor de stier niet meer dan 45 gulden. De prijs van koeien werd vooral bepaald door de leeftijd van de dieren. De oudste koeien brengen niet meer dan 37 gulden op. En vijf “herfstvarkens” krijgen voor 117 gulden Pieter van der Klauw als nieuwe eigenaar. De totale opbrengst van de veiling is 2.451 gulden.
14. Vanaf 1860: Nicolaas Hogervorst (1838-1920)
Als Antje Zeestraten overlijdt wordt het grote bezit van het echtpaar Verdegaal-Zeestraten onder de erfgenamen verdeeld. Boerderij Alkemade, nog altijd 27 hectare en 74 are groot wordt onder een taxatieprijs van 21.600 gulden meegenomen in de verdeling en wordt toebedeeld aan Nicolaas Hogervorst, kleinkind van het echtpaar. Dochter Huberta Verdegaal en haar man Gerrit Hartveld, die zelf over een boerderij in De Zik beschikken ontvangen een perceel weiland en verder vooral “baar geld”. Boerderij Druijvenstein wordt eigendom van Sijmon Heemskerk en kleindochter Marijtje Hogervorst, terwijl het derde kleinkind, Gerardus Hogervorst zeven percelen weiland en baar geld uit de nalatenschap ontvangt. Nicolaas Hogervorst trouwt Cornelia Warmerdam in februari 1866.
In 1874 tekent het kadaster een volledige verandering van de percelen waarop de woning stond aan in haar registers. Kort daarvoor daarvoor moet herbouw van de boerderij plaatsgevonden te hebben al lijkt een schuur bewaard gebleven te zijn.
15. Vanaf 1909: Engelbert Hogervorst (1880-1944)
In 1909 besluiten Klaas Hogervorst en zijn zoon Engelbert tot definitieve verdeling van de nalatenschap van Cornelia Warmerdam, die vier jaar eerder is overleden. Klaas en Cornelia kregen twee kinderen, waarvan Marijtje slechts drie maanden oud werd. Boerderij Alkemade is op dat moment 23 hectare en 88 are groot. Hieronder vallen een tweetal percelen die Klaas Hogervorst in 1896 heeft aangekocht op de veiling van de boerenhoeve De Keukendel. Het betreft een schuurtje en een stuk weiland, samen ruim 2 hectare groot. Vader en zoon taxeren zelf de boerderij en komen tot een waarde van 60.000 gulden. Engelbert, die al meerdere jaren actief was op de boerderij krijgt het geheel toegewezen, waaronder een hypotheek van 6.000 gulden afgesloten is bij de Katholieke Armen van Noordwijkerhout. Hij mag dit bedrag verrekenen met de waarde. Vader Klaas wordt de woning toebedeeld die hij in 1902 aankocht of liet bouwen op een stuk grond van bijna 700 m² aan de Kerkstraat in Noordwijkerhout. De woning is gelegen in de driehoek tussen Molenweg en Kerkweg.
Latere eigenaren of bewoners van Alkemade zijn hier niet meer meegenomen, ondermeer omdat de familie Hogervorst zelf een boekje uitgebracht heeft over 150 jaar Hogervorst op Alkemade. Beslist het lezen waard!