Geschiedenis van een buurtschap
Verhaal eerder verschenen in Novatobode, hier aangepast en aangevuld.
De voltooiing van het herbouwde bejaardencentrum aan de Pilarenlaan was eerder een goed moment om aandacht te besteden aan de geschiedenis van het eeuwenoude buurtschap rond de Puikendam, de oorspronkelijke naam van de Pilarenlaan. We spreken over een buurtschap omdat aan de laan naast enkele boerderijen ook vlasserwoningen, een bierstekerij en een klein haventje te vinden waren, alles dicht bij elkaar. Een minidorpje met een geschiedenis die karakteristiek is voor Noordwijkerhout. Met betrekking tot de boerderijen rekenen we Bethlehem, Hofwijk en Puikendam tot het buurtschap. Weliswaar stond iets zuidelijker de dubbele boerderij Welgelegen, maar de eigenarengeschiedenis daarvan staat vrijwel los van de ontwikkeling van Puikendam. Naast deze algemene beschrijving vindt u verhalen over de afzonderlijke boerderijen binnenkort elders op deze website.
Beschrijving Poockendam
Waar de naam vandaan komt weten we helaas niet, maar wel dat die naam zeer oud is en oorspronkelijk als Poockendam in de archieven voorkomt. Dan hebben we het over laat middeleeuwse documenten, waaronder de pachtregisters van het klooster Leeuwenhorst en de zogenaamde Morgenboeken van het Hoogheemraadschap Rijnland. We treffen daarin namen aan van boeren die al in de 15e en 16e eeuw rond deze dam in het vroeger soms drassige land woonden. En de bewoningsgeschiedenis is waarschijnlijk nog veel ouder. Namen zoals Floris, Ewout, Jacob, Thonis en Pouwel komen we tegenwoordig nog maar zelden tegen maar waren in die tijd doodgewoon. Helaas lukt het nauwelijks om de namen van deze middeleeuwse boeren aan een specifieke woonlocatie te verbinden, omdat we simpelweg niet weten of er nog andere huizen stonden dan de woningen en boerderijen die vanaf eind 16e eeuw in kaart te brengen en van elkaar te onderscheiden zijn.
Hoewel de kloosterorde Leeuwenhorst grootgrondbezitster was in het zuidelijk deel van ons dorp is het aantal landerijen dat zij verpachtte rond de Puikendam beperkt. Wel beschikten de nonnen over financiële rechten in het gebied in de vorm van erfhuren of erfpachten. Enkele kloosters en gasthuizen uit naburige dorpen en steden zijn eigenaar van percelen grond, zo ook de kerkgemeenschap van Noordwijkerhout. Daarnaast zijn er vanouds adellijke families die her en der wat land bezitten, zoals de families Schimmelpenninck en Van der Laen. Toch bezitten begin 17e eeuw de boeren en bewerkers van vlas zelf verrassend veel landerijen in dit gebied en zijn ook eigenaar van hun woning. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor het vervolg van dit verhaal, want na 1700 ontstaat een golfbeweging in de verhouding tussen eigen en gepacht agrarisch onroerend goed. Overigens rekenen we hier onder de landerijen van de Puikendamboeren ook de grote percelen duingrond van de Noordwijkerhoutse Geest, het gebied tussen Kerkstraat en Gooweg.
Met behulp van het Rechterlijk Archief, kaarten, notarisakten en nalatenschappen kunnen we vanaf eind 16e eeuw de ontwikkeling van het eigendom volgen. We vinden vanaf die tijd de volgende woningen rond de Puikendam/Pilarenlaan, allen staande tussen Kerkweg(straat) en Maandagse Wetering. Met tussen haakjes het jaar van sloop, indien bekend.
- Een vlasserwoning, later bekend als de schapenboerderij Bethlehem (afbr 1966)
- Boerderij de Pot, die zal uitgroeien tot de buitenplaats Hofwijk (deel afgebroken 1840/rest 1968)
- Een vlasserwoning aan de zuidzijde van de Pilarenlaan (afbr 1842)
- Een boerderij/vlasbedrijf tussen Pilarenlaan en de Schipperssloot (afbr 1790)
- Een bierstekerij (bieroverslag) en schipperij aan de Kerkweg en Schipperssloot (afbr 1854)
- Boerderij Puikendam, die uitgroeit tot een buitenplaats met koetshuiswoning, alles ten zuiden van de Schipperssloot (afbr 1972)
NB. Het koetshuis werd pas in de 19e eeuw verbouwd tot woning en was lang eigendom van de familie Warmerdam-Meiland.
Al deze woningen zijn begin 17e eeuw particulier bezit van Noordwijkerhoutse families zoals Van der Linde, Van der Fits, Arxhouck en ’s-Gravendijck. Deze families zijn onderling verbonden, want men trouwde vaak met iemand uit de directe omgeving.
In de 17e eeuw loopt de welvaart in ons land sterk op met ook voor ons dorp positieve gevolgen. Er lijkt duidelijk sprake van opleving van de dorpseconomie, er worden huizen en boerderijen bijgebouwd. De bevolking van het land groeit en de consumptie stijgt. Boeren konden meer leveren op de markten van omliggende steden. Maar de welvaart van deze Gouden Eeuw heeft ook een keerzijde, de prijzen voor onroerend goed lopen namelijk sterk op. Voor de kapitaalkrachtige buitenstaanders geen probleem, bij hen lijkt het geld tegen de plinten te klotsen. Maar voor de boerenstand die zich in de eeuw daarvoor net wat onder het juk van adel en geestelijkheid had weten te ontrukken en bezit had verworven zijn de prijzen te hoog. We zien vanaf plusminus 1630 dan ook boeren die hun boerderij verkopen aan buitenstaanders en in een enkel geval zelfs gaan pachten van de nieuwe eigenaar.
De boerderijen Bethlehem, Hofwijk en Puikendam met de tientallen hectaren bijbehorend geestland en weiland komen alle drie in handen van rijke burgers uit de steden. Bethlehem was oorspronkelijk de woning van een vlasbewerker en kreeg waarschijnlijk haar toepasselijke naam toen er schapen werden gehouden. Hofwijk krijgt vermoedelijk haar naam als zeeheld Aert van Nes de oude boerderij De Pot uitbreidt met een buitenverblijf. Boerenhoeve Puikendam wordt in dezelfde periode (rond 1675) door Hagenaar Stalpert van der Wiele voorzien van een “heerenhuijs op de kop van het boerderijgebouw. In Noordwijkerhout zien we deze ontwikkeling bij heel wat boerderijen. Eenvoudige boerenwoningen worden hofsteden. De boer blijft gewoon het brood verdienen op de boerderij maar krijgt regelmatig zijn pachtbaas op bezoek die komt genieten van zijn buitenverblijf en het gezonde klimaat van het platteland.
Bij de term buitenplaats moet u voor Noordwijkerhout niet denken aan gebouwen zoals we die kennen van rivier de Vecht. In ons dorp zijn nog geen tien gebouwen aan te wijzen die geen uitbouw waren van een bestaande boerderij maar speciaal opgericht zijn om als buitenverblijf te dienen voor gegoede burgerij. Voorbeelden zijn Houtlust aan de Trekvaart, ’s-Gravendam aan de Leeweg en Hofwijk en Dijckenburg aan het Westeinde.
De snelheid waarmee buitenstaanders bezit verwerven in het dorp is voor de boerenbevolking lang niet altijd gunstig geweest. Wie zijn boerderij kon verkopen om te gaan rentenieren deed met de hoge prijzen voor onroerend goed prima zaken. Er zijn zelfs voorbeelden waarbij boeren hun geld aan anderen konden gaan uitlenen. Maar de boerenzoon die een eigen bedrijf wilde beginnen werd aangewezen op pachten. Of hij moest proberen telkens een perceeltje wei- of hooiland aan te kopen en dat tot een geheel te smeden. We zien nieuwkomers in Noordwijkerhout die op zo’n manier een boerenbedrijf opbouwen, maar van wie het land sterk verspreid over de polders ligt. En dat is verre van efficiënt in een tijd dat al het werk en vervoer met twee of vier voeten gedaan werd. Je zou kunnen concluderen dat het kapitaal van buitenstaanders als een golf het dorp overspoelde maar jonge vakkundige boeren er niets te zoeken hadden.
Daarnaast was het pachten van grote boerderijen niet goedkoop en het droeg het risico met zich mee dat een contract eenvoudig ontbonden kon worden bij wanprestatie van de pachtende boer. Was men te laat met betalen of onderhield men landerijen niet goed genoeg dan kon men afhankelijk van de strengheid van de eigenaar de pacht kwijtraken. En zie dan maar eens met je gezin, je boerengereedschap en veestapel tijdig een andere boerderij te vinden. Dit lot treft bijvoorbeeld Pieter Jacobszoon Arxhouck, wiens moeder in 1667 boerderij Puikendam voor 9000 gulden had verkocht aan Hagenaar Pieter Stalpert van der Wiele. Pieter Arxhouck wordt pachter van de boerderij waar hij geboren was, maar na zes jaar is zijn huurschuld zo hoog opgelopen dat zijn Haagse pachtheer het welletjes vindt. Hij eist al het vee van Pieter op, zo ook al het huisraad en meubelen. Alles tot in detail beschreven en vastgelegd bij de notaris. Daardoor weten we bijvoorbeeld dat Pieter twee paarden, 18 koeien, 6 kalveren, 3 varkens en 2 schapen had. En daarmee was hij zeker geen kleine boer in die tijd.
Pieter Stalpert
De verschuiving van het eigendom van agrarisch onroerend goed naar buitenstaanders vertraagt eind 17e eeuw. In het begin van de eeuw daarop zien we een status quo. Veel adellijke of rijke families die eerder bezit hebben opgebouwd houden dit lang vast, geven het door van generatie op generatie. Dat lijkt tegen beter weten in, want de waardedaling van onroerend goed was ingezet. De economische situatie van ons land is beduidend minder rooskleurig dan in de Gouden Eeuw maar ook zal de boerenstand flink te lijden krijgen onder de 18e eeuwse veepest, die in epidemiegolven enkele keren terugkeert en veestapels decimeert. Wie na 1750 nog een grote boerderij wil verkopen moet hopen dat er überhaupt kopers voor te vinden zijn. Prijzen zijn gekelderd en zullen zich pas na 1825 herstellen. Een boer die nog wat geld achter de hand had kan in deze periode goedkoop een bedrijf kopen of landerijen bijkopen. Opvallend in deze 18e eeuw is dat buitenstaanders met bezit in Noordwijkerhout langer gebruik maken van hun woningen dan voorheen. Sommigen vestigen zich daadwerkelijk in het dorp, zij overlijden er of hun kinderen worden er geboren. Deze ontwikkeling gaat door in het begin van de 19e eeuw, ook in het gebied rond Puikendam. Buitenstaanders doen meer en meer afstand van hun bezit en boeren worden weer eigenaar, zijn pachter af. De families Van Schagen, Van Schie, Van Elk en Zandbergen bezitten rond 1850 het grootste deel van gebouwen en landerijen rond de Pilarenlaan.
Heukelom en Hoppestijn
Hier ging echter een voor dit gebied bijzondere ontwikkeling aan vooraf, namelijk de poging van de heren Heukelom en Hoppestijn uit Leiden en Oegstgeest om hier een grote schapenhouderij te beginnen. Heukelom is lakenfabrikant (wol!) en zag vermoedelijk zijn kans schoon om met zijn medefinancier Hoppestijn voor een prikkie een groot landbouwgebied op te kopen. Zij kopen vanaf 1808 voor bijzonder lage, bijna belachelijke prijzen de boerderijen Bethlehem en Puikendam en in totaal zo’n 150 hectare aan landerijen aan. Hiertoe behoort een belangrijk deel van de gronden van de Noordwijkerhoutse Geest tussen Kerkstraat, Gooweg en de huidige Van de Weydenlaan. Voor de schapenteelt een logische keus want op boerderij Bethlehem werden al tientallen jaren schapen gehouden. Investeerder Hoppestijn, burgemeester van Oegstgeest, haakt in 1817 af en Heukelom neemt zijn aandeel over.
In hoeverre de Leidse wolfabrikant nu daadwerkelijk zijn schapenhouderij succesvol heeft in kunnen zetten voor zijn fabriek is onbekend. Maar aan zijn avontuur komt in 1838 een einde, waarna de eerder genoemde boerenfamilies het bezit van Van Heukelom aankopen op een veiling. De koopprijzen zijn dan al stijgende, een ontwikkeling die zich doorzet als na 1850 het gebied “ontdekt” wordt voor de bollenteelt, die voorzichtig ook in Noordwijkerhout tot bloei komt. Veeboeren worden bollenboeren, maar niet voor iedereen is die overschakeling even succesvol, het vereist kennis en een andere vorm van ondernemerschap. Ook wil niet elke boer overschakelen, waardoor dit zuidoostelijk deel van Noordwijkerhout lang een bont gebied van enerzijds weiland en anderzijds bollenvelden is geweest.
Vanaf begin 20e eeuw krijgt deze ontwikkeling een impuls als de afzanding van het gebied start met de oprichting van exploitatieondernemingen, waaronder de Landbouw Exploitatie Maatschappij (LEM) in 1918. De LEM zal de afzanding van de Noordwijkerhoutse Geest voor haar rekening nemen (globaal 1920-1940). Hierin namen naast grootgrondbezitters zoals de familie Gevers ook enkele boeren deel.
De gebouwen rond Puikendam waren hiermee echter nog niet verdwenen. Schapenhouderij Bethlehem is begin 20e eeuw herbouwd en omgevormd tot bollenbedrijf. Van de buitenplaats Hofwijk verdween voor 1850 een belangrijk deel van de oude boerderij de Pot/Bouwlust. Maar het herenhuis is nog lang blijven staan onder de naam Hofwijk. Datzelfde geldt voor de boerderij en herenhuis Puikendam, die de tweede helft van de 20e eeuw hebben gehaald. De vlasserswoningen en bierstekerij zijn echter al in de 19e eeuw verdwenen.
Rechts boerderij Bethlehem, rechts naast de Pilarenlaan herenhuis Hofwijk met de daaraan verbonden boerderij Bouwlust, links naast de Pilarenlaan een verdwenen vlasserwoning en links naast de Schippersloot de gebouwen van Puikendam. De kaart die de tekenaars van het kadaster maakten in 1818 is door uw schrijver bewerkt door de functie van elk perceel om te zetten in kleuren. Daarmee kan een goed beeld verkregen worden van het gebied, dat toch wel een idyllische indruk maakt met de verscheidenheid aan percelen bos, tuinen en boomgaarden rond Hofwijk en Puikendam. De boerderijen en woningen stonden zoals overal in Noordwijkerhout op de grens van de zandige strandwallen en de veengrond van de weidegebieden. De weilanden liggen dan ook grotendeels ten oosten van de boerderijen en liepen door tot op de Trekvaart. Dat weiland is ook maar gedeeltelijk te zien vanaf de Kerkstraat door de grote percelen bos aan de straatzijde. Langs (oprij)lanen en wegen stonden in ons dorp vaak bomenrijen, ook hier zien we dat terug. Opvallend zijn de flinke akkers aan de Kerkstraatzijde.
Buitendorpse eigenaren verkochten niet vaak een perceel, zij hielden hun bezit ongewijzigd. De overgang naar boeren als eigenaar van het Puikendammer leidde tot langzame versnippering van het bezit of andere indeling van percelen. Dat was onbedoeld gevolg van nalatenschappen met veel erfgenamen, waarbij ieder een gelijk aandeel mocht ontvangen. Ook een plotselinge sterfte van boer of boerin waarna hertrouwd werd leidde in die tijd nogal eens tot complexe verdelingen van latere erfenissen. Mooi voorbeeld is de boedelverdeling door Maria van den Berg, tweede echtgenote van Jan Zandbergen. Jan en Maria waren eigenaar van Bouwlust, het boerderijgedeelte van Hofwijk. Maria heeft met Jan twee kinderen gekregen, maar Jan had al vijf kinderen uit zijn eerste huwelijk met Trijntje Zonneveld. Als Jan overlijdt wordt dat vijftal eigenaar van de boerderij, maar wordt besloten in overleg met de voogden om het boerenbedrijf voort te zetten en stiefmoeder Maria als pachtster aan te stellen. De voogden stellen zich daarbij borg voor de kinderen, daarmee min of meer garanderend dat hun aandeel zijn waarde blijft houden. Met vijf stiefkinderen en meekijkende voogden moet het voor weduwe en pachtster Maria van den Berg geen makkelijke situatie geweest zijn. Maar het wordt nog complexer als zij hertrouwt met Arnold van Noort. Een boerderij die eigendom is van je stiefkinderen, met 22 hectare weiland en door de tijd aangetaste bedrijfsgebouwen draaiende houden terwijl die stiefkinderen je nieuwe echtgenoot met argusogen zullen volgen. Volop ingrediënten voor een 19e eeuws soapdrama!
Huisjes van Van Schagen
Met de versnippering van het Puikendammmer bezit verdwenen oude gebouwen. Maar er komen ook nieuwe bouwlocaties. De bekende witte huisjes op de hoek van (de oude) Pilarenlaan en Kerkstraat zijn door de familie Van Schagen gebouwd rond 1845. Ook de uitbouw van het koetshuis van Puikendam tot woning vindt in die periode plaats. Door de familie Meiland bewoond is dit het laatste 17e eeuwse gebouw dat moest wijken voor de bouw van de Victorwijk, ondanks helaas mislukte pogingen om dit huisje als fraai overblijfsel uit de dorpsgeschiedenis te behouden. Vanaf circa 1860 verschijnen ook de eerste huizen aan de westzijde van de Kerkstraat. De eens zo belangrijke Schipperssloot vervalt tot het huidige onaanzienlijke slootje, al is de ligging ongewijzigd gebleven, net als de haakse uitloper achter de huizen aan de westzijde van de Kerkstraat. Je loopt er zo voorbij, maar er ligt daar een vermoedelijk oeroud watertje achter die huizen.
De vijf huisjes links (391-395) aan de Kerkstraat zijn rond 1845 gebouwd. Een deel daarvan bestaat nog altijd! Perceel 405 en 406 betreft de bierstekerij, die rond 1854 gesloopt zal worden. De buitenplaats (407) en de boerderij Puikendam met haar bijgebouwen aan de noordzijde (404) hebben van het kadaster afzonderlijke perceelnummers gekregen. Het oorspronkelijk rechthoekige koetshuis onder is kort voor het maken van de tekening uitgebouwd tot de L-vormige woning van de familie Warmerdam/Meijland. De palen die ingetekend zijn gaven Puikendam haar naam: het huis met de Pilaren.