Als zoon van Gerrit Arijszoon van Duijvenvoorden is Dirk geboren op de boerderij die wij kennen als De Witte Raaf, Gerrits bezit aan duin. Dirk trouwt twee keer, beide keren met een Marijtje. Hij zal zich dus niet snel vergist hebben bij het noemen van haar naam… Met Marijtje van der Hans krijgt Dirck 11 kinderen, later met Marijtje van Eeningen nog zes.
Update: bij het maken van de tabel was van dochter Anthonia (Teuntje) geen precies overlijdensjaar bekend. Zij is in 1791 nog aanwezig bij een doop en moet na dat jaar dus overleden zijn. Later is duidelijk geworden dat Teuntje in 1802 nog een tweede buiten het huwelijk geboren kindje krijgt, maar helaas is haar overlijdensjaar nog altijd niet gevonden. De tabel had op dit detail dus al aangepast kunnen worden, maar ik heb dat helaas over het hoofd gezien. JD, november 2024, Over Teuntje is nog een apart verhaal op deze website geplaatst: zie de volgende link: Het trieste lot van Teuntje en Jacob – Noortigerhout
De gegevens in de tabel zijn ontleend aan de burgerlijke of kerkelijke administratie die tot de invoering van de burgerlijke stand in het jaar 1812 niet veel meer inhield dan enkele regels bij de geboorte of het overlijden. Bij doop en huwelijk werden meestal nog getuigen genoemd maar bij het overlijden was het alleen de naam van de overledene en degene die aangifte deed. Bij kinderen werd zelfs niet altijd hun naam genoemd, hooguit dat het een dochter of zoon van hun mannelijke ouder was.
Net als zijn ouders Gerrit en Annetje Duijvenvoorden-van Uijttenhoven maakt ook Dirck regelmatig de gang naar het kerkhof. Zelf werd hij voor zijn tijd behoorlik oud, 85 jaar, maar gedurende dat lange leven stierven negen van zijn 17 kinderen. Voor deze voorouders wierp de dood permanent een schaduw over hun leven. Net zo indrukwekkend zijn de geboortejaren van de diverse kinderen. Pas als je die achter elkaar zet valt op dat hun moeders nagenoeg elk jaar zwanger waren. De overgang, waar in onze tijd zoveel vrouwen moeite mee hebben, zal eeuwen terug door vrouwen als de enig echte “verlossing” ervaren zijn. Tenminste als zij de leeftijd van de overgang haalden want menige vrouw stierf in het kraambed.
Marijtje van der Hans werd in 1734 in Noordwijkerhout geboren als dochter van Pieter Klaaszoon van der Hans en Neeltje (van der) Swil. Dit echtpaar pachtte lange tijd boerderij Sprockelenburg. Kort na het huwelijk van Marijtje met Dirck in 1754 koopt haar vader boerderij Westerhout aan het Westeinde. Hij heeft echter weinig kunnen genieten van deze aankoop want hij sterft een jaar later. Weduwe Neeltje overleeft haar man bijna 30 jaar. Met haar grote gezin knokt zij jarenlang voor een goed bestaan in een voor boeren zeer moeilijke periode. Zij verkoopt daarvoor Westerhout en keert terug naar Sprockelenburg, een oude boerenlocatie ten westen van het Bavoterrein. Dochter Marijtje sterft ruim voor haar moeder, in 1769, slechts 35 jaar oud. Een kort leven, zeker voor iemand die elf kinderen kreeg, waarvan er 10 bij haar dood nog in leven waren en zes daarvan nog geen 10 jaar oud. Het moet een harde klap voor het gezin geweest zijn.
Van Dircks tweede echtgenoot Marijtje van Eeningen weten we helaas niet veel, ook niet van haar ouders Willem van Eeningen en Teuntje Sommers. Teuntje is dochter van de Noordwijkerhoutse timmerman Aelbert Sommer en Grietje Coole, dochter van dorpsherbergier Pieter Joriszoon Coole. Met Willem krijgt zij vanaf 1726 kinderen die in Noordwijkerhout gedoopt worden onder de naam van Heijningen. Marijtje wordt met die achternaam op 27 augustus 1740 in Noordwijkerhout gedoopt. Zij was zo’n twaalf jaar jonger dan Dirk Duijvenvoorden. Om onduidelijke redenen wordt haar achternaam op latere leeftijd als Van Eeningen opgeschreven. Haar ouders kopen in 1745 een huis aan de huidige Havenstraat, tegenover de Witte Kerk. Dat huis wordt 21 jaar later weer verkocht. Op 30 maart 1771 trouwt Marijtje met weduwnaar Dirk Duijvenvoorden.
Dirk is bouwman, voerman en schelpenvisser, het laatste blijkt onder andere uit de vermelding in een Schilpersboekje dat bijhoudt wie “havengeld” dient te betalen voor het haventje dat door schippers gebruikt zal zijn om schelpen af te voeren naar één van de vele kalkbranderijen in de omgeving. De kalkbranderij had een industriële omvang, was over heel ons land verspreid en verschafte duizenden mensen werk.
Het havengeld van 3 gulden en 3 stuivers per jaar betaalde Dirk voor een laad- en losplaats aan de Schipperssloot in het buurtschap Puijkendam. Verwarrend is dat de naam Schipperssloot ook gebruikt is voor de vaart aan de Schippertsvaartweg. De originele Schipperssloot was een middeleeuwse aftakking van de Maandagse Wetering die uitliep op de rand van de strandwal waarop het dorp Noordwijkerhout gebouwd is. In dit geval liep de sloot door tot westelijk van de Kerkstraat. Nu is dat via een duiker onder de straat door, voorheen lag daar een bruggetje. In 1657 werden zowel Schippersloot als Schippersvaart aangesloten op de kort daarvoor gegraven Haarlemmer Trekvaart, waarmee het dorp veel beter bereikbaar werd. Dirk heeft naast Hendrick Cortekaas ook andere schelpenvissende collega’s zoals Leendert Heemskerk en Cornelis Bos. Cornelis Bos en Hendrick Kortekaas waren naaste buren van de Duijvenvoordens in “De Nes”, aan het zeeduin. Cornelis trouwde met de 22 jaar jongere Trijntje Gerritsdochter, de zus van Dirk. Voor beiden een tweede huwelijk. Hendrick Kortekaas is de schoonvader van Dirks zoon Jacobus. Hendrick Kortekaas koopt in 1766 de duinhoeve nabij de Duindamse Slag waarin eerder de vrijgezellen Ary, Geertje en Annetje Duijvenvoorden woonden.(Zie: de boerderij van Geertje elders op de website.)
Dirk Duijvenvoorden, strandjutter
Zoals elke schelpenvisser was ook Dirk Gerritszoon niet vies van wat strandjutten, want hij is als verdachte betrokken bij een proces tegen een vijftal Noordwijkerhouters voor de Vierschaer, het regionale rechtscollege uit die tijd. Ook Leendert Heemskerk is aangeklaagd.
Nu was strandjutten niet zo bijzonder maar de aanpak van de Noordwijkerhoutse jutters was gezien het vergrijp nogal fors. In dit geval betrof het spullen die afkomstig waren van de Oost-Indiëvaarder “Vrouwe Elisabeth Dorothea” dat in november 1767 vlak voor de kust van Callantsoog verging. Het schip is op de zandbanken compleet in stukken geslagen en van de ruim honderdkoppige bemanning weet slechts een zestal levend het strand te bereiken.
De woede van de Staten van Holland over het negeren van het gezag in Petten is groot. De dorpsbevolking liet zich bij het jutten door niets en niemand tegenhouden en had weinig oog gehad voor hulp aan de schipbreukelingen. Uiteindelijk leidde dit alles tot aanscherping van de regels rond de strandvonderij, maar ook werden de kustdorpen verplicht een reddingsboot beschikbaar te houden. Wetgeving waar we nu nog profijt van hebben.
Dirk Duijvenvoorden komt er met een smoes genadig vanaf, hij beweert dat hij de gejutte spullen teruggegooid heeft op het strand, omdat zijn vrouw de rommel niet in huis wilde. De dorpsbestuurders die hem over de zaak ondervragen krijgen jenever ingeschonken die volgens hen toch wat zoutig smaakt, maar Dirk reageert stoïcijns dat zij blijkbaar het nieuwe vat waarin de jenever gekocht was proeven. Hij komt ermee weg maar andere jutters uit Noordwijkerhout gaan de cel in.
Dirk Gerritszoon is in 1784 betrokken bij een andere, langlopende rechtszaak, gedetailleerd terug te vinden in het Nationaal Archief. Volgens de overheidsdienaren is hij nog een flink bedrag aan erfpacht schuldig over een stuk “geest”land van bijna acht hectare, gelegen in wat nu de woonwijk Zeeburg is (zie kaart). Dirk erkent deze schuld niet, wijst hiervoor naar de eigenaar van het Kerkeduin. Volgens zijn pachtovereenkomst zou dat de ware belastingplichtige zijn. Op dat moment is dat Nicolaas Hartingh, burgemeester in Leiden. Daarnaast beweert Dirk het geld sowieso niet te hebben. De deurwaarder wordt door zijn (tweede) vrouw Marijtje van Eeningen het bos in gestuurd. “Dirk is er niet en geld is er ook niet” volgens Marijtje. Het verslag van de rechtszaak is uitvoerig en door het taalgebruik van de betrokken juristen nauwelijks te volgen.
Het uitgeschreven detail uit de rechtszaak laat zien hoe bizar ingewikkeld de taal van de betrokken juristen was. Het lijkt alsof de heren er een prestigezaak van gemaakt hebben met arme Dirk als lijdend voorwerp. Hoe had deze ongeletterde voorouder ooit moeten begrijpen waar de heren juristen het in hun verhitte woordspelletjes over hadden?
Dirk wordt in de rechtszaak bijgestaan door Nicolaas de Stoppelaar, een jurist uit Den Haag die door oude familiebanden met Noordwijkerhout interesse kreeg voor het dorp en daar een groot bezit aan land en woningen heeft opgebouwd, waaronder kasteel Boekhorst, de buitenplaats Duin en Dal, het omvangrijke Kerkeduin en het bekende Rechthuis bij de Witte Kerk. Hij verkocht dit bezit lang voor de rechtszaak door aan genoemde Nicolaas Hartingh, maar neemt het niettemin op voor Dirk. De vroegtijdige dood van De Stoppelaar was zeker niet in voordeel van voorouder Dirk.
Dat Dirk en Marijntje niet logen over hun lege geldkistje kan worden aangetoond via de belastingaanslagen die hij ontving over een stuk land dat hij in het Langeveld in gebruik had. De Noordwijkse belastingontvanger van die tijd vermeldt 7 jaar op rij dat Dirk zijn aanslag niet heeft betaald en tekent aan dat in 1784 “liquidatie” heeft plaatsgevonden. Een veelzeggende notitie. Als oplossing voor dit probleem zal Dirk Gerritszoon zijn land in het Langeveld verkopen. We weten dit omdat de datum van de verkoopakte gelijk is aan genoemde liquidatiedatum! Koper van het land is zwager Huibert Teuniszoon Vink, getrouwd met Antje van Eeningen (Heijningen), de zus van Dirks tweede vrouw. Dirk heeft dit land 25 jaar in eigendom gehad en vangt 100 gulden voor een kleine drie hectare (3 morgen); hij betaalde zelf 50 gulden. Het land dat Dirk noodgedwongen moet verkopen zal later door zijn oudste zoon Huibert worden teruggekocht en toegevoegd aan zijn boerderij aan het einde van de Langevelderweg, later bekend onder de naam de Duinpoort. Huibert verhuurde dit land van zijn vader enige tijd aan zijn broer Jacob, het was gelegen tussen het duin en de Donderdagse Wetering, ten westen van het vroegere kasteelterrein de Hooge Boekhorst.
Dirk moet als gevolg van de rechtszaak 210 gulden betalen aan de erfpachteigenaren uit Leiden, een charitasinstelling. Ondanks de borgstelling door derden delft hij het onderspit in de zaak en wordt gedwongen zijn land in het Langeveld en de erfpachtgrond te verkopen. Het levert nog minder op dan de schuld van 210 gulden.
Inkomsten
Tot circa 1775 wees niets op de krappe beurs van Dirk Gerritszoon Duijvenvoorden. Hij wordt meerdere malen genoemd als koper van “tienden” in het Langeveld; het betreft de opbrengst van het gewas afkomstig van stukken land waar de Abdij van Leeuwenhorst en Universiteit van Leiden rechten op konden claimen. Daarbij ging het om gewassen als aardappelen, aardperen, haver en rogge. Nicolaas de Stoppelaer en Hendrik Mens, beide prominente bewoners van Noordwijkerhout staan enkele keren borg voor Dirk, moeten dus vertrouwen in hem hebben gehad.
In dezelfde periode waarin Dirk krap bij kas zit komen we hem tegen op de jaarrekening van het gezamenlijke ambacht van Noordwijk en Noordwijkerhout. De twee dorpen hebben tot diep in de 19e eeuw een belangrijk deel van het onderhoud van de waterwegen voor eigen rekening uitgevoerd en mochten hier belasting voor heffen. Er zijn gedetailleerde overzichten van inkomsten en uitgaven beschikbaar, die bij afsluiting van een boekjaar keurig werden uitgesplitst tussen de twee dorpen. Daarom hebben we een inzicht in een derde inkomstenbron van Dirk naast zijn boerenwerk en het schelpenvissen. Bedragen in de tabel zijn in guldens en stuivers per jaar.
Opvallend is dat Dirk wisselend door Noordwijk en Noordwijkerhout wordt betaald. Dit is mogelijk terug te voeren op werkzaamheden in de Nes en Langeveld, weliswaar Noordwijks grondgebied, maar gezien de ligging is de inzet van Noordwijkerhoutse arbeiders een logische keuze. In 1772 ontvangt Dirks zus Trijntje Gerritsdochter Duijvenvoorden eenmalig een bedrag van 6 gulden. Zij is in haar tweede huwelijk getrouwd met de 22 jaar oudere Cornelis (van den) Bos(ch) en heeft waarschijnlijk zelf de werkzaamheden verricht.
Dirks inkomsten zijn per jaar nogal wisselend, helaas weten we niet waarom. Misschien terug te voeren op de hoeveelheid of soort werkzaamheden die het ambachtsbestuur voor het betreffende jaar ingepland of begroot had. Het ambachtsbestuur huurde o.a timmermannen, smid, schilder en arbeiders in. Bij Dirk moeten we ervan uitgaan dat hij met paard en wagen vracht vervoerde, want eenmaal vermeldt de jaarrekening bij zijn betaling: “voerman karren”.
Uniek werkbriefje Dirk Duijvenvoorden
De ambachtsrekeningen zijn gedeeltelijk voorzien van bijlagen. Dat geeft ons ook twee overzichten voor de werkzaamheden die Dirk verricht zou hebben in een bepaald jaar, en daarmee een uniek kijkje in het leven van deze voorouder. We weten uit de overzichten wat Dirk uitspookte op enkele specifieke dagen uit zijn leven en waar in Noordwijkerhout hij aan het werk was. Dergelijke bronnen zijn zeldzaam. Uit het bijgevoegde voorbeeld uit 1779 blijkt o.a. dat Dirk bouwmaterialen vervoerde en wegen met puin verhardde op de ’s-Gravendam, Puikendam en Delfweg.
Maar ondanks inkomsten uit verschillende beroepen leefde Dirk met een krappe beurs. Een verklaring zou kunnen zijn dat bouwman Dirk tegenslag heeft gekend in de vorm van sterfte van zijn vee. De 18e en 19e eeuw zijn berucht om de frequente uitbraken van runderziekten, die de veestapels konden decimeren. In het archief van Noordwijk zijn gedetailleerde statistieken over zieke, gestorven of “gebeterde” koeien te vinden uit de periode 1745-1782. Geen bouwman ontsprong de dans en de situatie zal voor Noordwijkerhout niet anders geweest zijn. Wie pech had hield geen koe meer over.
In hetzelfde jaar van Dirks faillissement, 1784, komt ook zijn zwager Frans Gerritszoon van den Berg in financieel zwaar weer terecht. Deze voorvader aan moederszijde van de schrijver van dit familieverhaal was getrouwd met een zus van Marijtje van der Hans, Dirks eerste echtgenote. Hij pachtte een grote boerderij van het voormalige klooster Leeuwenhorst, gelegen aan de ’s-Gravendamse weg maar hij kan de pacht niet meer opbrengen na zwaar getroffen te zijn door de veepest.
Dirk Duijvenvoorden en de Houtvester
Naast de twee bijzondere werkbriefjes of betalingen die gevonden werden in het ambachtsarchief van Noordwijkerhout dook tijdens onderzoek naar de dorpsgeschiedenis geheel onverwacht nog een persoonlijk bericht over Dirk Duijvenvoorden op. In de dikke procesboeken van de Houtvester van Holland veel samenvattingen van stroperijzaken. Er is slechts sporadisch een originele bijlage te vinden. Maar in één van die boeken is een briefje aangetroffen waarin Dirk Duijvenvoorden voor een neef een verklaring aflegt en de Houtvester probeert te overtuigen dat deze neef ten onrechte was beschuldigd en beboet voor het stropen van wild. Dirk vertelt dat zijn neef op de betreffende datum de gehele dag bij hem was geweest. Uit de procesboeken blijkt later dat de Houtvester inderdaad de boete intrekt omdat de aanklager de verkeerde persoon aangewezen had. Dirk kon niet schrijven maar het briefje uit 1763 lijkt wat tekst betreft rechtstreeks door hem gedicteerd te zijn.
Uit de archieven van de Houtvester uit de 18e eeuw wordt duidelijk dat de familie Duijvenvoorden in Noordwijkerhout enthousiast meedeed aan het beheer van de konijnenstand door de beestjes illegaal te stropen. Daar stonden echter zware boetes op. Een broer van Dirk, Arij Gerritszoon maakt het zo bont dat hij een boete van circa 5.000 euro in hedendaags geld kreeg opgelegd. Kort daarna keert Arij terug in de Houtvestersverslagen, niet als stroper, maar als jachtopziener…..
Trammelant met Teuntje
Dirk had regelmatige contacten met het wettig gezag. In 1796 maakt hij weer eens de gang naar de plaatselijke rechtbank, nu samen met zijn dochter Teuntje. De jongedame heeft namelijk “vleselijke conversatie” gehad met ene Jacobus Immerseel uit Noordwijkerhout en nu zit vader Dirk met de gebakken peren, want minderjarige Teuntje is zwanger. In februari van genoemd jaar is zij “ verlost” van haar buitenechtelijke zoon. Dirk eist genoegdoening voor zijn dochter bij de rechters en Cornelis Immerseel neemt namens zijn minderjarige zoon Jacob de handschoen op, al kan hij ook weinig toezeggingen doen. Zijn beurs is niet veel voller dan die van Dirk. Jacobus en Teuntje onderhouden na deze juridische hobbel genomen te hebben hun relatie want er wordt nog een tweede kind van hen gedoopt.
Update februari 2024: nader onderzoek leert dat Jacobus het kind van Teuntje nooit erkend heeft en met een andere vrouw is getrouwd. Teuntje krijgt in 1802 nog een tweede buitenechtelijk kind, dochter Marijtje. Zij trouwde Willem de Groot en van dat echtpaar lopen vast nog een paar nazaten rond.
Waar Dirk Gerritszoon Duijvenvoorden gewoond heeft in Noordwijkerhout is niet voor zijn gehele leven in te vullen. Zijn ouders verkochten hun boerderij de Witte Raaf in 1754. Op het erfpachtland dat Dirk in 1772 aankocht stond een woning, dus we mogen aannemen dat hij daar gewoond heeft, mogelijk tot 1789. Die woning aan de huidige Zeestraat (zuidzijde) werd dat jaar afgebroken. We komen Dirks naam daarna nog tegen als hij een huis huurt aan de Schippersvaart (hoek Havenstraat), althans de vermelding betreft een huurschuld die hij nog zou hebben voor deze woning.
Dirk Gerritszoon overlijdt in 1811 in Noordwijkerhout, zijn dood wordt aangegeven door zijn jongste zoon Willem, bouwman op De Kokmeeuw aan de Heereweg. Dirks tweede vrouw, Marijtje van Eeningen (Heijningen) zal haar man 13 jaar overleven. Zij overlijdt in Voorhout, in het huis van haar stiefzoon Laurens Dirkszoon aan de Bergamolaan. Waar 85-jarige Dirk Duivenvoorden in financieel opzicht moeilijke tijden kende zouden zijn kinderen het aanzienlijk beter doen. Zijn drie zonen Huibert, Jacobus en Willem staan aan de basis van de grote tak Duivenvoordens die voornamelijk in Noordwijkerhout woont maar zich over het hele land heeft verspreid.
Noot voor de lezer; de achternaam van Dirk is gedurende zijn leven op meerdere manier geschreven. Hier is de “neutrale” versie aangehouden, met een ij in plaats van de moderne i.